DONDERDAG 22 JANUARI 1931.
95
arbeiders, die vele miilioenen tellen, waaruit geput zou moeten
worden voor aanvulling op de werkloozenuitkeeringenhij
deed een mededeeling over gehouden feestavonden, waaruit
moest blijken, hoe luxueus die arbeiders leefden. Spreker
acht dit zeer kleine argumenten van den Wethouder, waaruit
blijkt, dat hij niet over betere beschikt; dit kan toch niet
als argument tegen deze voorstellen en besprekingen aan
gevoerd worden. Dergelijke uitlatingen zijn er op berekend
de leden tegen hun organisatiebesturen in het harnas te
jagen, om ontevredenheid bij de menschen op te wekken, om
hen tegen hunne besturen te doen zeggen: er is gezegd, dat
wij te weinig hebben en dat jullie veel in kas hebt. Dit zal
echter niet gelukken.
Er is hier gezegd, dat het in andere plaatsen niet beter is
en dat de sociaal-democraten hier steeds maar met vér
strekkende voorstellen komen. Op het oogenblik is in vrijwel
elke plaats van beteekenis in het land agitatie voor verbete
ring van de steunregeling gaande, die ook zal gaan tegen de
zeer slechte regeling van het Rijk.
De heer Gosi.inga zegt, dat hier de gezinsinkomsten pas
boven 5.in mindering worden gebracht; daar begint men
nu in Amsterdam pas aan.
De heer van Stralen stelt dan voor met Amsterdam van
steunregeling te ruilen.
De heer Goslinga zegt, dat daarvan de arbeiders de dupe
zouden worden.
De heer van Stkalen zegt, dat er geen sprake van zal zijn,
gezien de positie van de moderne vakbeweging in Amsterdam,
dat de arbeiders hier de dupe zouden worden van invoering
der Amsterdamsche steunregeling, bij ruiling.
De heer Wilbrink constateert, dat de S.D.A.P. bij monde
van de heeren van Eek en van Stralen zich heelt terug
getrokken op haar meest dogmatische principes. Daarom wil
zij niet met andere partijen samenwerken, in scherpe tegen
stelling met hetgeen zij in andere plaatsen doet. Haarlem is
genoemd en spreker voegt daaraan toe: Dordrecht, waar een
comité is gevormd op den voet als door hem voorgesteld en
waar, naar hij vanavond heeft vernomen, de S.D.A.P. wel
met de andere partijen samenw rkt; alleen moet zij daar
van de leden van het P.A.S. hooren wat de sociaal-democr aten
te Leiden den leden der andere partijen toevoegen, n.l. dat
zij een knieval doen voor het kapitalisme. De arbeider mag
geen liefdadigheid aanvaarden! Het is wel opmerkelijk dat,
terwijl de heer van Stralen straks met zeer veel ophef be
weerde dat de S.D.A.P. zich in geen enkel opzicht, heeft laten
leiden door communisten en anarchisten, door haar hier uit
drukkingen worden gebruikt, welke de syndicalisten te Dor
drecht ook bezigen.
Het beroep tot samenwerking, door den heer van Eek op
de andere partijen gedaan, kan nooit ernstig gemeend zijn.
Het kan nooit ernst wezen, dat een leider van een groep,
welke nog geen 1/8 der Raadszetels bezet, een beroep doet
tot medewerking in dien zin, dat hij de lijnen zal aangeven,
waarlangs de gemeentepolitiek zal moeten worden gevoerd,
en de anderen hem daarin zullen volgen. De S.D.A.P. stelt
zich namelijk op het standpunt, dat de gemeentelijke over
heid de zorg op zich heeft te nemen voor de werkloozen; zij
is de vertegenwoordigster van het kapitalisme en waar de
werkloosheid bestaat door de schuld van het kapitalisme,
moet dit ook de lasten, welke er het gevolg van zijn, dragen.
De heer van Eek wil in geen enkel opzicht practisehe
politiek voeren, zooals zijn partijgenooten elders wel doen,
en hij wil ook niet een oogenblik de werkelijkheid aanvaarden.
Spreker maakt er de S.D.A.P. een zeer ernstig verwijt van,
dat zij er absoluut geen rekening mede houdt, dat de arbeiders,
die het meest door de werkloosheid worden getroffen, de dupe
worden van het feit, dat zij haar zelfstandigheid wil hand
haven ten einde des te beter en sterker haar propagandistische
actie voor haar beginselen te kunnen voeren. Dit is geen
losse bewering. De heer van Eek heeft zooeven met zooveel
woorden gezegd, dat hij hier zit om het kapitalistische stelsel
van de tegenwoordige maatschappij af te breken, opdat de
socialistische maatschappij zal kunnen worden opgebouwd, dat
hij dit ook moet doen met veronachtzaming van de arbeiders,
wier belangen hij zegt hier voor te staan, betreurt spreker,
te meer omdat het daardoor voor partijen van andere richting
onmogelijk wordt gemaakt met de S.D.A.P. samen te werken.
De heer van Eek is een bekwaam man, die zich gedragen
weet door zijn beginsel, maar dat sluit toch niet in, dat die
beginselen zoo onbestreden, zoo hoog staan, zoo objectiet den
juisten weg aangeven, dat iemand met andere beginselen hem
zou moeten volgen.
Nu wil de heer van Eek geen samenwerking; hij wil, als
de kleine Napoleon, doelbewust de leiding nemen in de ge
meentepolitiek. Het is evenwel nu de tijd niet meer dat
iemand, die over intellect beschikt, de anderen aan zijn
voeten laat liggen en hen dwingt hem te volgen. Intellec-
tueele kracht is daarvoor niet voldoende; doch hij hoopt dit
te bereiken door daarnaast een drijven van de arbeiders in
een bepaalde richting, hetgeen gesteund wordt door zijn voor
stellen, die in het belang der arbeiders schijnen te zijn, maar
er inderdaad sterk tegen in gaan. De heer van Eek zou geen
oogenblik schromen om de financieele politiek van de gemeente
absoluut in de 'war te sturen, wanneer dit een noodzakelijk
gevolg zou zijn van zijn wenschen; wanneer hem dit, ten
gevolge van de aanneming van zijn voorstellen, zou gelukken,
zou dit niet neerkomen op hen, die financieel zich weten te
redden, maar in de allereerste plaats op de arbeiders en ook
op hen, die in gemeentedienst zijn. Nu kan de heer van Eek
wel theoretiseeren, dat het zoo spoedig zoo'n vaart niet zal
loopen en dat de Rijksregeering er dan nog is, maar die is
niet zoo heel toeschietelijk voor gemeenten, die een ondoor
dachte politiek hebben gevoerd, en zal het dus ook voor
Leiden niet zijn; afgezien nog van het feit, dat ook de Rijks
regeering in een bepaalde economische crisis toch niet zoo
kan ingrijpen, dat aan alle behoeften voldaan wordt en alle
zwarigheden uit den weg geruimd worden.
Er is dezer dagen veel gesproken over de oorzaak van de
werkloosheid, of deze is onderconsumptie of overproductie.
De heer van Eek zeide daarbij: vindt men het geen treurige
maatschappij, die totaal schipbreuk heeft geleden en gebrek
laat lijden als er overvloed is.
Het ligt er nu maar aan, hoe men dat beschouwt. Er is
overvloed van graan, maar de heer van Eek zal toch niet
beweren, dat men in Leiden nu broodgebrek lijdt; er is
overvloed van rubber en suiker, waardoor de markt gedrukt
wordt, maar men kan daarmede de menschen toch niet voeden
en kleeden, althans slechts voor een zeer klein deel. In elk
geval kunnen de arbeiders dien overvloed toch niet opge
bruiken.
Dat er in het algemeen van overvloed wordt gesproken en
dat er toch gebrek is, kan heel goed samengaan, omdat als
er van het eene te veel is, dit niet insluit, dat er ook te
veel is van het andere, dat de arbeiders juist noodig hebben
en dat eerst geproduceerd wordt, als er behoefte aan is.
Als de heer van Eek betoogt, dat de tegenwoordige maat
schappij niet deugt, omdat zij niet gericht is op de productie
naar de behoeften, dan houdt spreker staande, dat dit laatste
wel het geval is, maar dat er een tijd is geweest van ver
meende hoog-conjunctuur, dat men overvloeden heeft ge
produceerd en dat men groote voorraden goederen heeft
vastgehouden, in de hoop, dat de tijd van hoog-conjunctuur
zich zou handhaven, totdat de inzinking kwam, waardoor er
niet meer werd geproduceerd en er geen behoefte meer was
aan machinerieën, grondstoffen enz.
Daardoor is de werkloosheid ontstaan, waaronder men
thans lijdt.
Nu kan er eenerzijds overvloed zijn van levensmiddelen en
anderzijds een tekort, maar dat kan in elke maatschappij,
ook de socialistische, voorkomen. Dat is geen uitvloeisel van
de tegenwoordige productiewijze.
Door de heeren van Eek en van Stralen is naar voren
gebracht dat, toen de Leidsche Bestuurdersbond samenwerking
wenschte met andere vakcentrales, de S. D. A. P. zich heeft
teruggetrokken, omdat de Leidsche Bestuurdersbond het best
in staat was de andere vakcentrales te spannen voor het
wagentje van de S.D.A.P. Hoe zit die zaak? De S. D. A.P.
en de Bestuurdersbond hebben samenwerking met de andere
vakcentrales gezocht, niet voordat de voorstellen van de
S. D. A. P. bij den Raad waren ingediend, integendeel, die
voorstellen waren reeds ingediend en gepubliceerd en toen
heeft men zich tot de andere vakcentrales gewend om de
zaak te bespreken. Waren de andere vakcentrales bereid
geweest tct het voeren van een bespreking op grond van die
voorstellen, dan waren deze ongewijzigd gebleven, maar ten
einde de ardere vakcentrales tot medewei king te krijgen,
heeft men er iets afgedaan, omdat die andere vakcentrales
de voorstellen in hun oorspronkelijken vorm niet wilden steunen.
Het blijkt weer, dat de samenwerking van de S.D.A.P.
met de andere vakcentrales precies zoover gaat als de samen
werking van de S.D.A.P. met de andere Raadsfracties. De
S.D.A.P. geeft de lijnen aan en de anderen hebben in alle
opzichten te volgen. In plaats dat de S.D.A.P., zooals in
andere plaatsen waar hier de andere partijen niet alleen
hebben medegewerkt, maar ook hebben gezorgd voor de tot
standkoming van een behoorlijke regeling der werkloozenzorg,
welke minstens even goed is als die in gemeenten, waar
sociaal-democratische leiders achter de tafel van Burgemeester
en Wethouders zitten, de door de andere fracties gevraagde
samenwerking aanvaardt, wijst zij die botweg af. De andere
fracties moeten daarin berusten, maar spreker constateert, dat
hiermede niet gediend wordt het belang van de arbeiders, ook
niet van de arbeiders der moderne en andere organisaties.