WOENSDAG 21
JANUARI 1931.
61
weekloon hebben, dan moet hij zijn helpers enkel het dagloon
uitbetalen en hen niet in de meterprijzen laten meedeelen.
Aan deze arbeiders worden regenverzuim, feestdagen en
vacanties niet uitbetaald, terwijl zij ook geen vacautie-bonnen
krijgen.
Besteksbepalingen worden door den aannemer niet nage
komen. Aan de arbeiders wordt een contract, waarbij zij van
deze rechten afstand doen, ter teekening voorgelegd en zij
zijn verplicht het te teekenen, terwijl hun geen afschrift
wordt gegeven.
De uitbesteding van het straatwerk geschiedt dus ten koste
van de arbeiders.
Daarbij komt, dat in schijn de gemeente door aanbesteding
goedkooper, maar in wezen veel en veel duurder uit is en
met zeer slechte straten blijft zitten. Alleen een goed geschoold
vast corps straatmakers kan in deze verbetering brengen. In
tal van andere gemeenten wordt het straatwerk uitsluitend
in eigen beheer uitgevoerd en verschillende gemeenten zijn
van uitbesteding naar eigen beheer overgegaan, terwijl tal
van deskundigen onomwonden uitspreken, dat, als er iets is,
wat de gemeente zelf moet uitvoeren, dit wel het straatwerk
is. Spreker noemt de gemeenten Hilversum, Almelo, Apeldoorn,
Arnhem, Gouda, Haarlem, Maastricht, Meppel en Nijmegen.
Op grond van de genoemde feiten en voorbeelden, welke
spreker ontleend heeft aan het oordeel van deskundigen en
de praktijk, beveelt hij zijn voorstel, om alle bestratings-
werken in eigen beheer te doen uitvoeren, bij den Raad aan.
Aangezien spreker het niet uitgesloten acht, dat de meer
derheid van den Raad, ondanks de aangevoerde overtuigende
bewijzen, sprekers voorstel toch zal verwerpen, wenscht hij
een uitspraak van den Raad uit te lokken over de vraag of
de particuliere straatmakers en helpers hetzelfde loon en
dezelfde arbeidsvoorwaarden moeten hebben als de gemeen
telijke straatmakers en helpers. Om deze reden heeft spreker
de eer het volgende voorstel in te dienen
»Ondergeteekende stelt voor in de bestekken voor uit te
voeren straatwerk de bepaling op te nemen, dat dezelfde
arbeidsvoorwaarden en loonen, die de gemeente aan de ge
meentelijke straatmakers en helpers betaalt, ook de aannemers
verplicht, deze na te komen en uit te betalen,"
dat na de beslissing over zijn eerste voorstel in stemming
zou kunnen worden gebracht.
In de bestekken der gemeentewerken staat steeds vermeld,
dat de verschillende bepalingen, welke in de collectieve con
tracten vervat zijn, moeten worden nagekomen, terwijl als zij
ontbreken, de Raadsbesluiten van 26 Maart 1914 en van
20 Januari 1919 van toepassing zijn. Nu bestaat in het
straatmakersbedrijf geen collectief contract, zoodat genoemde
besteksbepaling voor dat bedrijf geen kracht heeft, terwijl in
de genoemde Raadsbesluiten over loonen en arbeidsvoorwaarden
voor straatmakers niet wordt gesproken.
Trouwens, de verordening, waarom het hier gaat, is geheel
verouderd, want daarin worden voor de bouwvakarbeiders
nog loonen van 20 tot 27 cent per uur bepaald.
Aangezien de straatmakers zich noch op een collectief con
tract, noch op een gemeentelijke bepaling kunnen beroepen
en de aannemers daarvan misbruik maken, acht spreker het
gewenscht, dat de door hem voorgestelde bepaling in de be
stekken zal worden opgenomen. De Raad en Burgemeester
en Wethouders mogen aan de straatmakers niet de waar
borgen onthouden, welke zij aan de andere arbeiders geven.
Spreker zal nu eerst enkele personeelszaken behandelen.
Burgemeester en Wethouders zeggen in de Memorie van
Antwoord op een vraag van spreker het volgende:
Het rapport der salariscommissie ad hoe, welker arbeid
zijn voltooiing nadert, kan, naar ons werd medegedeeld, binnen
niet te langen tijd worden tegemoet gezien.
Dat die arbeid zou zijn bespoedigd, indien de voorbereiding
aan het georganiseerd overleg was opgedragen, is aan ge
rechten twijfel onderhevig; uitgebreide college's als de Alge-
meene Ambtenaren en Algemeene Werkliedencommissie zijn
nu eenmaal niet de meest geschikte lichamen, om daarin
van meet af een dergelijk vraagstuk aan de orde te stellen
en tot een spoedig en goed einde te brengen. Zij zijn beter
in staat tot de beoordeeling van concrete voorstellen en onge
twijfeld zal dan ook de arbeid van de salariscommissie bevor
derlijk zijn aan een zakelijke en vlugge behandeling van het
vraagstuk in het georganiseerd overleg. Aan taak en bevoegd
heid van dit instituut doet, zooals van onzentwege reeds
herhaaldelijk is betoogd, de instelling van de commissie ad
hoe, waartoe trouwens de Raad krachtens de algemeene
salarisverordening verplicht was, niet de minste afbreuk,
zoodat noch het belang van de gemeente, noch dat van het
personeel daardoor kan zijn geschaad.
In tal van plaatsen beschouwt men het georganiseerd overleg
als het orgaan, dat deze zaken het best en op de meest juiste
wijze kan bespreken en behandelen. In Amsterdam is met
medewerking van de rechtsche groepen in den Raad, een rege
ling tot stand gekomen, volgens welke de Raad de voorstellen,
welke in het Georganiseerd Overleg in overleg met Burgemeester
en Wethouders en de organisaties zijn opgemaakt, heelt te
aanvaarden of te verwerpen. En hier wordt door Burge
meester en Wethouders beweerd, dat personen, die misschien
over dergelijke vraagstukken nog nooit gedacht, laat staan
ze behandeld hebben, beter tot oordeelen in staat zijn dan
personen, die dag in dag uit met kennis van Zaken deze
vraagstukken behandelen. Burgemeester en Wethouders achten
hen zelfs niet de meest geschikte.
Het College beroept er zich nog op, dat de Raad verplicht
was tot het instellen van een commissie ad hoe. Maar als
het College zich beroept op een genomen Raadsbesluit, waarom
voert zij dan het Raadsbesluit niet uit om een reglement
van orde vast te stellen voor het georganiseerd overleg en de
Dienstcommissies, die nu al 6 jaar werken zonder reglement
van orde? Burgemeester en Wethouders beroepen zich nu
op het Raadsbesluit, dat hen verplichtte tot benoeming van
een commissie ad hoe, maar niets had hen belet voor te
stellen, dit artikel uit de salarisverordening te schrappen en
direct met de commissie van overleg een nieuwe salaris
regeling samen te stellen.
Dat Burgemeester en Wethouders dit niet gedaan hebben,
bewijst voor spreker hun onwil om met de organisaties van
het begin af aan behoorlijk overleg te plegen.
De heer Romijn was onjuist, toen hij beweerde, dat de
loonen van het gemeentepersoneel hoog waren; als lid der
commissie ad hoe kan hij weten, want de officieele cijfers
staan hem ten dienste, dat Leiden, wat zijn salarissen betreft,
van de 42 gemeenten boven 20.000 inwoners op de 39ste
plaats staat. Leiden is berucht om zijn lage loonen.
De heer Wilmer heeft zich j.l. Maandag schamper uitge
laten over eventueele sociaal-democratische wethouders hier;
spreker is er echter zeker van, dat de sociaal-democraten
zich zouden schamen, indien zij als wethouder in 4 jaar tijd
geen kans zagen een behoorlijk werkliedenreglement en een
behoorlijke salarisregeling tot stand te brengen; dat zou hun
niet overkomen. Het gemeentebestuur van Leiden is een van
de slechtste werkgevers in het land; in tal van gemeenten
bestaan hoogere loonen, premievrij pensioen of lagere pen
sioen-bijdragen, vacantietoeslag enz. En toch verklaart de heer
Romijn tegen beter weten in, dat hier hooge loonen worden
betaald. Hier wordt op alle mogelijke kleinzielige manieren
getornd aan de bestaande slechte salarisregeling. Werkzaam
heden, verricht voor het vervullen van een hoogere functie,
worden niet betaald; werkzaamheden, die krachtens de sala
risregeling hooger bezoldigd moeten worden, worden lager
bezoldigd. Gerechtvaardigde promoties worden tegengewerkt:
tegengewerkt wordt ook ten aanzien van tal van kleine zaken,
te klein om te bespreken, maar voor het personeel van groot
belang.
Spreker staat aan de zijde van Burgemeester en Wethou
ders, wTanneer zij van het personeel verlangen, dat het ten
volle zijn verplichtingen nakomt, maar dan moeten zij ook
hun verplichtingen tegenover het personeel nakomen. De
Wethouder, partijgenoot van den heer Wilmer, weet wel tijd
te vinden om zoo spoedig mogelijk aan de aanvragen van
alle onmogelijke bijdragen voor het bijzonder onderwijs en
voor den bouw van die scholen te voldoen; op die manier
weten de rechtsche Raadsleden en de heer Wilmer wel de
belastinggelden der burgerij uit de gemeentekas te halen,
zoozeer zelfs, dat de heer Wilbrink in een Raadszitting de
anti-revolutionnaire fractie verweet, dat zij met hun scholen
bouw boven hun stand leefden. Maar tijd en geld voor een
behoorlijke salarisregeling en een werkliedenreglement voor
het gemeentepersoneel is er niet, evenmin als voor een goede
steunregeling voor de werkloozenwel laat men met geld van
de gemeente christelijke scholen bouwen, waardoor zij boven
hun stand leven; wel geeft men het gemeentegeld aan de
Roomsch-Katholieke inrichtingen, waarmede zij hun actie
kunnen voeren tegen al wat niet Roomsch-Katholiek is. Daar
aan helpen de christelijke partijen mee; zijn zij de vervolgin
gen van hun geloofsgenooten door de Roomsch-Katholieken
dan vergeten? Maar het gaat tegen de socialisten en dan is
alles geoorloofd. Het eenige goede in dit antwoord van Burge
meester en Wethouders is, dat het personeel duidelijk heeft
kunnen vaststellen, dat van dit College niets te verwachten is
en dat het met de organisaties geen overleg wil plegen als
gelijkgerechtigde partij in personeelszaken. Moge het personeel
daarop het juiste antwoord weten te geven!
Burgemeester en Wethouders zeggen verder, dat sprekers
vraag inzake de Dienstcommissie bij Gemeentewerken hun
niet duidelijk is. Dit zal wel hierin gelegen zijn, dat de
Directeur geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven
van zijn houding; dan is het heel gemakkelijk om te zeggen
dat men het niet begrijpt. Het valt evenwel niet te ontkennen,
dat de Directeur de organisaties buitengewoon lang laat
wachten, voor een reglementair aangevraagde Dienstcommissie
vergadering gehouden wordt, dat hij de organisaties nooit in
kennis stelt met hetgeen gesproken is, wanneer er een be-