58
WOENSDAG 2i
JANUARI 1931.
Spreker acht het een groot voordeel dat tegelijk met die
nivetleering van den belastingdruk een sluitende begrooting
mogelijk bleek; die beide leiten zijn een weelde, die Leiden
in vele jaren niet gekend heeft; een sluitende begrooting en
vermindering van belastingdruk waren hier ten eenenmale
uitgesloten. De nivelleering van den belastingdruk heeft het
groote voordeel, dat de Regeering daarmede wist vast te
leggen de eenheid van het geheele volk op het gebied van
belasting betalen; men heeft in de verschillende gemeenten
veel meer gelijkheid gebracht en daardoor in grooter mate
recht gedaan dan ooit vroeger.
Een ander bezwaar tegen deze begrooting acht spreker nog,
dat daarin is opgenomen een extra uitkeering uit hooide
van de nieuwe wet op de finaneieele verhouding; spreker
is het met den heer Romijn eens, dat die 108.000.— niet
als normale ontvangsten beschouwd mogen worden, en dat
deze begrooting normaal zou sluiten met een tekort van
108.000.het zou zuiverder zijn die 108.000.extra
op een andere manier te gebruiken, b. v. door ze aan de
reserve toe te voegen of door ze te verdeelen over de eerste
5 jaren, het eerste tijdperk van de wet, dan om ze nu m
één jaar op te maken. Overigens acht spreker het geen groot
bezwaar dat bedrag hier op te nemen, omdat het toch zal
worden aangewend voor dezeltde behoeften; daarom kan men
deze zaak gerust zoo laten als zij is. Een groot bezwaar zou
wel zijn, wanneer met de uitgaven onvoorzichtig werd omge
sprongen, omdat juist door deze en andere posten zeer waar
schijnlijk in de toekomst weer tekorten kunnen ontstaan
met dat vooruitzicht is het niet geoorloofd de zeer beschei
den reserves aan te tasten. Wat zou men trouwens met dat
halve millioen moeten doen? Het is een aardig bedrag, maar
het is op vóórdat men het weet. bovendien is het belasting
gebied der gemeente ernstig beperkt. Wel is de uitkeering,
die de gemeente de eerste 5 jaar zal ontvangen gefixeerd en
zal zij dus minder den ongunsiigen invloed der conjunctuur
ondervinden, maar men moet er toch rekening mee houden
dat de vermeerdering van uitgaven die het gemeentebestuur
herhaaldelijk zal moeten toestaan, eischen zal stellen, die het
zeer beperkte belastinggebied al heel gauw zullen uitputten.
In de stukken wordt ook gezegd, dat een eventueele
annexatie van Oegstgeest geheel moet worden losgemaakt
van de finaneieele quaestiemaar spreker vraagt zich toch
af of die annexatie wel buitengewone kans heeft; juist door
de nivelleering van belastingdruk zal de annexatie van minder
belang zijn in de toekomst; ook staat vast, dat de inkomsten
van Óegsgeest niet zullen opwegen tegen de uitgaven bij even
tueele annexatie. Spreker dringt er daarom liever op aan
om met Oegstgeest in zoo goed mogelijke verstandhouding
te leven; de omstandigheden zijn van dien aard, dat Oegst
geest zeer zeker Leiden tegemoet zal komen, wanneer dit
noodig of gewenscht is; anders baant het zelf het pad tot
annexatie. Evenwel zal aan den anderen kant samenwerking
de mogelijkheid van annexatie niet in ongunstigen zin kunnen
beïnvloeden.
Komende tot de finaneieele positie der gemeente Leiden,
noemt spreker die gezond, maar zeer bescheiden. Hij wil
daaraan toevoegen een korte beschouwing over den gang van
zaken in de vier jaar, dat deze Raad de leiding heeft gehad.
In 1927 waren de financiën gezond, maar alles zag er triest
uit. Belangrijke tekorten op de begrootingen konden worden
gedekt uit de overschotten van vroegere diensten, maar men
stond toch telkens voor het feit van de dreigende tekorten.
Gelukkig is het anders geloopen dan het zich aanvankelijk
liet aanzien. De tekorten zijn veranderd in overschotten en
ten slotte heeft men zich de weelde kunnen permitteeren die
overschotten te gebruiken in het belang van de stadsverbetering.
En hoe is op het oogenblik de finaneieele toestand Dit College
zal, als het na de verkiezingen niet mocht aanblijven, met
een gerust hart de zaak aan zijn opvolgers kunnen over
geven, want het heeft kunnen bewerken, dat de finaneieele
kracht er niet op is verminderd. Het heeft natuurlijk van
Leiden geen rijke stad kunnen maken, maar het heeft gezorgd,
dat de finaneieele kracht ongebroken bleef.
De begrooting voor 1931 is geflatteerd en dit bestaat hoofd
zakelijk hierin, dat een extra maand uitkeering volgens de
wet-de Geer er in is opgenomen, dat voor dezen tijd de uit
gaven voor steun en maatschappelijk hulpbetoon zeer matig
zijn geraamd, dat buitengewone voorzieningen wegens open
bare werken noodig zijn, terwijl de post Onvoorzien daaraan
in het minst niet kan tegemoet komen, en dat ook op het
gebied van de loonen en salarissen nog wel iets te doen zal
zijn, waarop in deze begrooting niet is gerekend.
De heer Romijn heeft de opmerking gemaakt, dat de ge
meente ongeveer 3.6 millioen aan salarissen uitgeeft, en nu
zou spreker gaarne vernemen met welke bedoeling die op
merking is gemaakt. Moet er volgens den heer Romijn op de
salarissen bezuinigd worden, moet de dienst van de gemeente
gereorganiseerd worden, moeten begrootingstekorten eventueel
gedekt worden door verlaging der salarissen? De heer Romijn
schenke klaren wijn. De Raad van State heeft geconstateerd,
dat bezuiniging op groote schaal alleen mogelijk is door
inkiimping van de staatsbemoeiing over de geheele lijn, terwijl
Prof. de Vries in de Economisch-Statistische Berichten heelt
betoogd, dat het vraagstuk van de versobering is het vraag
stuk van de staatsbemoeiing. Wil de heer Romijn de ge
meentebemoeiing inkrimpen, doet de gemeente z.i. te veel?
De Raad mag van den heer Romijn op die vraag een duide
lijk antwoord verwachten en spreker verwijst den heer Romijn
naar hetgeen zijn partijgenoot Dr. Bierema in de Tweede
Kamer over dit punt heelt gezegd.
Wat de finaneieele politiek van de gemeente betreft, consta
teert spreker, dat dit College de gezonde finaneieele positie
van de gemeente heeft kunnen bewaren door bij elke uitgave,
welke werd gedaan, steeds de dekking aan te wijzen, en door
zich er voor te wachten dingen te doen, welke met de finan
eieele kracht van de gemeente in strijd waren. In het bijzonder
is dit uitgekomen in de zorg voor de bescherming der bronnen
van inkomsten. Een solied beheer ging vóór alles en waarde
tekorten vroeger permanent waren, was dubbele voorzichtig
heid geboden, hetgeen nog meer bleek bij de aanvallen, welke
herhaaldelijk op de inkomsten der gemeente zijn gedaan.
Spreuer herinnert in dit verband aan de voorstellen, welke
in den regel van de zijde van de sociaal-democraten kwamen,
tot prijsverlaging van gas en electriciteit, tot gewijzigde
belastinghelfing enz., waarmede zeer belangrijke bedragen
waren gemoeid. Nu waren de sociaal-democraten volgens den
heer van Eek wel genoodzaakt een zoo groot aantal voorstellen
in te dienen, omdat het College nu eenmaal steeds vijandig
staat tegenover de voorstellen van die zijde, maar de heer
van Eek bedenke beter wat het gevolg moet zijn, wanneer
zijn partij telkens en telkens weer met dergelijke voorstellen
komt. Wanneer zijn partijgenooten in deze gemeente meer
invloed verkregen en hun beloften moesten inlossen, dan zou
het te Leiden gaan als ie Rotterdam, waar aan de sociaal
democraten, die deel uitmaken van het College, de vraag is
voorgelegd wat zij nu hadden gedaan en is verweten, dat zij
niets van hetgeen zij hadden voorgespiegeld hadden totstand
gebracht.
Spreker meent hiermede de onvoorzichtigheid van de
politiek van den heer van Eek scherp te hebben geteekend.
Dat die onvoorzichtigheid nog niet teneinde is, is wel bewezen
door het voorstel tot afschaffing van de straatbelasting.
Naast een soliede finaneieele politiek is er in Leiden ge
paste voortvarendheid geweest in dezen zin, dat aan stads
verbetering is gedaan wat eenigszins mogelijk was. De lijst
van werken, welke Burgemeester en Wethouders publiceeren,
ontslaat spreker van den plicht om een uitvoerig overzicht
te geven van hetgeen is totstand gebracht, en weinig is dit
zeker niet. Voor den Wethouder van Financiën is het buiten
gewoon moeilijk het tempo bij te houden, waarin zijn collega
van Fabricage wil werkener wordt geen agenda behandeld
of er staan werken van Fabricage op. Het is dan ook geen
wonder, dat zoowel aan den Wethouder van Financiën als
aan den Wethouder van Openbare Werken in de gewisselde
stukken een warm woord van hulde is gebracht.
Nu zal niemand beweren, dat er geen achterstand meer
bestaat, integendeel, zoowel op het gebied van het onderhoud
als op dat van de nieuwe werken is er groote achterstand
en zullen er in de naaste toekomst hooge eischen worden
gesteld, maar men kan die zaak gerust aan het College over
laten, ofschoon spreker er toch op wil aandringen het tempo
zooveel mogelijk te versnellen, aangezien juist in dezen tijd
de uitvoering van werken goedkooper is dan in een tijd,
waarin er meer werkgelegenheid is, omdat de gemeente, thans
werken uitvoerende, minder aan steunuitkeeringen zal hebben
te betalen.
Ook de zorg voor het aantrekkelijk makeri van de stad is
in goede handen; op enkele punten, die niet zoo sterk op
den voorgrond treden, wil spreker echter wijzen. Allereerst
op het bouwen van woningen volgens het systeem, dat in
Den Bosch gebruikelijk is, waarbij men door een soort
huurkoop de woningen in eigendom verkrijgt. Een tweede
punt in dit opzicht van belang, is het bouwen van een over
dekte bad- en zweminrichting; geen sport is zoo gezond en
zoozeer in het belang der volksgezondheid als het zwemmen
en het is te betreuren, dat des winters hier niet gezwommen
kan worden, zoodat men daarvoor naar Den Haag moet gaan
dat past niet iedereen, zeker niet financieel. Hier ligt onge
twijfeld ook een taak voor de gemeente; uit de burgerij heeft
zich een comité gevormd, dat wil trachten geld bij elkaar
te brengen, zoodat die zaak niet ten laste van de gemeente
komt; er zijn echter meer wegen om tot oprichting van zoo'n
zweminrichting te komen, b.v. door contact te zoeken met
de vereeniging «Sportfondsen" te Amsterdam; spreker zou
het op prijs stellen wanneer het College omtrent zijn plannen
in dit opzicht een en ander zou kunnen mededeelen en eenigen
steun zou willen toezeggen, misschien meer moreelen dan
financieelen, om binnen niet al te langen tijd een dergelijke