74
WOENSDAG 21
JANUARI 1931.
Indien spreker den heer Verweij goed begrepen heeft, zou
hij diens opmerking in verband willen brengen met het bezwaar
van den heer Eikerbout, dat de enkele keeren, dat de geor
ganiseerd overleg een besluit genomen heeft, dat besluit door
Burgemeester en Wethouders eenvoudig als een advies is
beschouwd en niet is opgevolgd.
Wanneer men aan de beide wenschen, welke hierin liggen
opgesloten: de zaken onmiddellijk brengen in het georgani
seerd overleg, zonder dat Burgemeester en Wethouders hun
positieve standpunt hebben bepaald (de heer Verweij) en een
bindende kracht verleenen aan de adviezen van het georga
niseerd overleg (de heer Eikerbout), gevolg zou geven, zou
men ten slotte het College van Burgemeester en Wethouders
geheel kunnen uitschakelen.
Aan den eenen kant wenscht men, dat bepaalde zaken,
welke ter sprake gebracht worden in den Raad, onmiddellijk
door het georganiseerd overleg ter hand genomen zullen
worden en aan den anderen kant wenscht men, dat de adviezen
van het georganiseerd overleg bindend zullen zijn voor
Burgemeester .en Wethouders.
Van het bestuur van Burgemeester en Wethouders blijft
dan niets over en beter ware het dan maar aan de Regeering
te adviseeren de Gemeentewet te wijzigen en in dit opzicht
het College van Burgemeester en Wethouders uit te schakelen.
Spreker heeft hiermede alleen willen aantoonen, in welke
verkeerde richting men komt, indien iedereen wat meer wil
hebben. Men moet de zaken in verband met elkaar bezien.
Spreker staat persoonlijk niet op het standpunt, dat een
advies van de commissie voor georganiseerd overleg niets anders
moet zijn dan een advies, d. w. z. iets, waarmede men even
goed niet als wel rekening kan houden.
Wil het advies echter wat meer beteekenen, dan moet ook
de werkwijze van het georganiseerd overleg anders zijn dan
zij tot nu toe geweest is en spreker wil met alle macht
medewerken om dat te bereiken.
De heer Verweij heeft, wat de wijziging van het Werklie
denreglement betreft, in overweging gegeven na te gaan, of
het niet wenschelijk en mogelijk was de rechtspositie-regeling
van de werklieden, de ambtenaren en het politiepersoneel in
één reglement op te nemen.
Spreker heeft deze zaak reeds lang in overweging; bij de
behandeling van de wijziging van het werkliedenreglement
zal ongetwijfeld ook deze quaestie onder het oog gezien
worden.
Spreker zou hiermede van de personeelszaken kunnen af
stappen, ware het niet, dat hij nog even wil terugkomen op
een opmerking van den heer Schüller.
Sprekende over de salarieering van het gemeentepersoneel
en daarbij constateerende, dat die beneden alle critiek slecht
was, heeft hij zich een opmerking veroorloofd, die hierop
neerkwam spreker zal en kan niet letterlijk citeerende
heer Schüller zal wel zoo vrij zijn spreker zoo noodig te
corrigeeren dat Buigemeester en Wethouders en speciaal
spreker niets over hadden en geen tijd konden vinden voor
verhooging van de salarissen der werklieden, die toch zoo
noodig was, maar dat zij wel geld over hadden om het te
geven aan Katholieke instellingen, die het gebruiken om alles
te bestrijden wat niet Katholiek is. De heer Schüller heeft
dit niet gezegd in het vuur van zijn betoog, in een plotselinge
opwelling van toorn of zoo, maar hij las het af van het
papier en heeft "net dus met voorbedachten rade opgelezen.
Spreker betreurt deze zeer ernstige beschuldiging aan het
adres van Burgemeester en Wethouders en speciaal aan dat
van spreker voor den heer Schüller zelf en geeft hem in
overweging rekening te houden met hetgeen de heer van
Eek zooeven tegen den heer Parmentier zeide, nj.: wanneer
men beschuldigt, moet men ook bewijzen.
Spreker komt nu tot de onderwijszaken. Zijn antwoord aan
den heer Romijn kan zeer kort zijn, al was het alleen al
doordat sprekers voorganger, de heer Meijnen, reeds een en
ander naar voren heeft gebracht, waardoor de opmerkingen
van den heer Romijn eenigszins weerlegd zijn. Weerlegd is
misschien niet het juiste woord, omdat de heer Romijn geen
zwarigheden heeft gemaakt, die weerlegd moesten worden,
maar eenige vragen heeft gesteld, o. a. deze: hoe komt het
dat de laatste 8 jaren zooveel meer is uitgegeven voor het
bouwen en verbouwen van bijzondere dan van openbare
scholen; is daarvoor geen grens te stellen? Het antwoord
ligt zeer voor de handdoordat de bijzondere scholen vóór
1920 zeer in de verdrukking zijn geweest, moest daarna een
zoodanige schade ingehaald worden, dat dit op de begroo
tingen na 1920 wel tot uitdrukking moest komen in de
zooveel grootere bedragen, die voor het bijzonder onderwijs
uitgetrokken moesten worden; dat kan men op zijn vingers
uittellen. Alleen wil spreker zeggen, dat dit College, voor
zoover het dit in de hand heeft voorzoover spreker kan
oordeelen, is dat ook door het vorige College trouw gedaan
de uitgaven voor het bijzonder zoowel als voor het openbaar
onderwijs steeds heeft trachten te houden op het laagste peil,
dat vereenigbaar is met de belangen van het onderwijs. Of de
onevenredig hoogere kosten voor het bijzonder onderwijs, in
vergelijking met die voor het openbaar, ook in de toekomst
zullen blijven, dan wel verminderen, is een vraag, waarop
spreker niet bij machte is te antwoorden. Zeer veel zal afhangen
van de omstandigheden. De mogelijkheid bestaat dat, zooals
men den laatsten tijd ziet, het openbaar onderwijs achteruit
loopt en het bijzonder onderwijs vooruit.
In dit geval ligt het voor de hand, dat de uitgaven, ook
voor de bouwkosten van scholen, voor het bijzonder onderwijs
grooter zullen zijn dan voor het openbaar ouderwijs. Niemand
kan dat voorspellen.
Het eenige, wat Burgemeester en Wethouders kunnen doen
en wat spreker kan garandeeren, dat gedaan is en wordt, is
het toezien op het besteden van de gelden en het voorkomen
van overmatige uitgaven voor den bouw van bijzondere scholen.
Burgemeester en Wethouders hebben op tweeërlei wijze
dat toezicht altijd uitgeoefend. In de eersie plaats hebben zij
er op toegezien, dat zoo zuinig mogelijk gebouwd werd. In
de tweede plaats hebben Burgemeester en Wethouders in
gevallen, waarin de aanvrage van den kant van het bijzonder
onderwijs volkomen voldeed aan de wettelijke voorschriften,
maar waarin men meende, dat de aanvrage om de een of
andere reden beter achterwege had kunnen blijven, terwijl het
wettelijk niet mogelijk was den Raad de medewerking te
laten weigeren, met succes pogingen aangewend de ingediende
aanvrage weder te doen intrekken.
Het College kan niet verder gaan.
Wanneer een aanvrage binnenkomt, welke voldoet aan de
wettelijke eischen, moet het College adviseeren die aanvrage
toe te staan en de uitgaven te voteeren. Het College kan er
dan verder alleen op toezien, dat de bouw niet bovenmatig
duur geschiedt en dat er alles bij in acht genomen wordt,
wat in het belang is van de gemeente.
De heeren Romijn en Koole hebben gevraagd, of in het
algemeen de bouw, de inrichting en het aspect van de openbare
scholen niet ongunstig afstaken bij die van de bijzondere
scholen. Het is zeer waarschijnlijk, dat dit bij openbare
scholen, die veel eerder dan de bijzondere scholen zijn gebouwd,
inderdaad het geval is. Het ligt voor de hand, dat de bijzondere
scholen, welke naar de moderne eischen zijn gebouwd, er
frisscher uitzien.
Wanneer men echter vergelijkbare dingen met elkaar ver
gelijkt, moet men tot de conclusie komen, dat er volstrekt
niet van ongelijkwaardigheid sprake is bij het openbare
onderwijs ten opzichte van het bijzondere. Spreker behoeft
hiervoor slechts de aandacht te vestigen op de openbare
scholen, welke gebouwd zijn aan het Schuttersveld, de Drift
straat en de Vrouwenkerksteeg.
De heer Koole heeft een rapport van den Inspecteur van
de Volksgezondheid geciteerd over den toestand van de
Leerschool en de Centrale School voor het 7e en 8e leerjaar.
Dat rapport is vernietigend. Spreker gelooft echter, dat men
de zaak niet al te tragisch moet opvatten.
Het was het College van Burgemeester en Wethouders
bekend, dat deze scholen niet aan alle eischen voldoen. De
Inspecteur van het Lager Onderwijs hier ter stede had de
scholen indertijd onder voorbehoud tijdelijk goedgekeurd,
maar volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders
was het tijdstip om verbeteringen in die scholen aan te
brengen nog niet aangebroken.
Daarmede is gewacht tot men zekerheid had omtrent de
ontwikkeling van de school voor het zevende leerjaar; toen
die eenmaal bekend was, is een nieuwe toestand ontstaan. In
verband met de opheffing van een school in de Vrouwenkerk
steeg is de Leerschool van den heer Coops overgeplaatst naar
de Vrouwenkerksteeg en is de voor opheffing bestemde school
tijdelijk in de oude school van den heer Coops gevestigd. Dit
is gedaan met de bedoeling om, zoodra die school van den
heer van Leeuwen opgeheven was, het geheele complex te
bestemmen voor Centrale School voor het 7e en 8e leerjaar;
pas wanneer de school, die oorspronkelijk in de Vrouwen
kerksteeg gevestigd was, daaruit zou verdwijnen, zou het
geschikte oogenblik komen om de algeheele verbouwing, voor
zoover noodig, van de school voor het 7e en 8e leerjaar onder
oogen te zien. Dit is inmiddels gebeurd; de plannen zijn
zoover gevorderd, dat Gemeentewerken op het oogenblik bezig
is de bestekken op te maken; zoowel de Inspecteur der Volks
gezondheid als die van het Lager onderwijs hebben zich met
de geprojecteerde verbouwing geheel en al kunnen vereenigen
die verbouwing zal straks Burgemeester en Wethouders het
genoegen geven aan den Raad voor te stellen, daarvoor circa
30.000.te voteeren. Die verbouwing komt dus binnen
zeer korten tijd in orde.
Burgemeester en Wethouders erkennen, dat ook de toestand
van de school aan den Zuidsingel niet ideaal is; zij hebben
dit reeds lang onder de oogen gezien, maar men moet niet
vergeten, dat die school is gebouwd, ook met goedkeuringen
instemming van den toenmaligen Inspecteur van het Lager