70 WOENSDAG 21 JANUARI 1931. De heer Manders zegt, dat dit niet noodig is. De heer Splinter waardeert echter volgens zijn eigen woorden sprekers adviezen toch niet. De heer Splinter zegt, dat hij dit als een persoonlijk verwijt opvat. Indien hij adviezen van den heer Manders niet opvolgt, komt dat, omdat hij adviezen heeft ontvangen, waaraan hij meer waarde moet toekennen dan aan die van den heer Manders. Spreker heeft dit den heer Manders reeds bij een vorige gelegenheid duidelijk gezegd. Spreker ontraadt den Raad de aanneming van het voorstel van den heer Wilmer om de voorstellen 1 tot en met 5 van den heer Manders in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. In verband met het eerste voorstel van den heer Manders merkt spreker op, dat thans reeds de Commissie voor de werkverschaffing en de Commissie van Fabricage bestaan. Indien nu ook nog de door den heer Manders gewenschte commissie wordt ingesteld, gelooft spreker dat de voorbereiding van werken zooveel tijd zal gaan vorderen dat in het geheel geen werk wordt uitgevoerd. Een nieuwe commissie houdt het werk maar weer op. Wat het tweede voorstel van den heer Manders betreft, merkt spreker op, dat Burgemeester en Wethouders altijd diligent zijn met betrekking tot mogelijke werkverruiming en spreker ziet het nut van dit voorstel dus niet in. Aangaande het voorstel van den heer Manders, in zake het verkrijgen van woningen in eigendom door kleinere beurzen de heer de Reede sprak ook in dien zin kan hij mede- deelen, dat eene regeling op dit stuk reeds bestaat. Het Rijk verleent n.l. 2.400.— eerste hypotheek voor dit doel, als de gemeente 600.tweede hypotheek geeft. Het restant moet er bij worden gelegd door dengene, die een woning in eigendom wil verkrijgen. Er is een Katholieke vereeniging geweest, die in dien zin wilde bouwen aan de Marnixstraat; Burgemeester en Wethouders zijn haar in alles terwille geweest, maar de plannen dier vereeniging zijn niet tot verwezenlijking kunnen worden gebracht. Door enkele andere leden is reeds uiteengezet waarom aan neming van de voorstellen 5 en 6 van den heer Manders moeten worden ontraden. Spreker is het met die leden eens en zal verder dus zwijgen over die voorstellen. Door de heeren van Stralen en van Tol is gesproken over het lang uitblijven der bouwvergunningen. Desamenwerking tusschen Gemeentewerken en Bouw- en Woningtoezicht is uit stekend, maar dikwijls hangen met bouwplannen verschillende dingen van beteekenis samen, b.v. grondoverdrachten en dan vordert de afdoening meer tijd. Doch veelal is vertraging in de afdoening aan de aanvragers zelf te wijten. Spreker heeft dit eens laten nagaan; van 20 September tot Januari zijn ingekomen 77 bouwaanvragen55 daarvan waren af gedaan binnen '0 dagenvan 22 duurde de behandeling langer; omdat de teekeningen of de gegevens niet in orde of niet voldoende waren. Spreker toont dit met enkele voorbeelden nog nader aan. Men komt altijd vlug met klachten, maar de schuld ligt werkelijk meestal bij de aanvragers door inzending van onvolledige teekeningen of anderszins. In zake het beroep van den heer van den Bosch behoeft spreker niet veel te zeggen, aangezien de heer Manders heeft medegedeeld, dat hij zich kan vereenigen met het standpunt van het College van Burgemeester en Wethouders. Hij wil alleen nog dit opmerken, dat art. 30 der Woningwet ziet op het bouwverbod en m. bepaalt, dat, indien dit verbod meer dan 1/3 van den grond van den eigenaar betreft, de gemeente de redenen moet opgeven, waarom niet tot aankoop of onteigening wordt overgegaan. Deze regeling is niet van toepassing in dit geval, waarin de bouwvergunning werd geweigerd wegens strijd met het uitbreidingsplan over eenkomstig art. 5, lid 2, der Woningwet. Oorspronkelijk bestond wel een zeker verband tusschen uitbreidingsplan en bouwverbod, n.l. in zooverre in 1901 bij de totstandkoming van de wet de sanctie op het uitbreidings plan gedacht was door middel van bouwverboden. In 1921 is de wet gewijzigd, waardoor het uitbreidingsplan een auto matische sanctie heeft verkregen in de reeds genoemde bepaling van artikel 5, lid 2, der Woningwet, waarin is bepaald, dat de gemeente een bouwvergunning moet weigeren, indien het bouwplan afwijkt van een op wettige wijze goedgekeurd uit breidingsplan. Dat laatste doet zich ook in dit geval voor; voor de gemeente staat geen andere weg open dan de ver gunning te weigeren. Aangezien dus sedert 1921 het uitbreidingsplan geheel los staat van het bouwverbod en op den grond van van den Bosch ook geen bouwverbod is gelegd, is art. 30 der Woningwet in casu niet van toepassing. De heer Manders haalde een Koninklijk besluit aan, dat betrekking heeft op een geheel ander geval. Voor zoover dit besluit met de quaestie van van den Bosch te maken heeft, is dit volgens spreker hierin gelegen, dat de Kroon in dat geval uitmaakte, dat in de omstandigheid, dat meer dan de helft van reclamants grond voor openbare doeleinden was aangewezen, geen aanleiding was gelegen om het uitbrei dingsplan niet goed te keuren. De beer Schüller heelt drie onderwerpen besprokenopen bare werken, de personeelsformatie bij Gemeentewerken en de grondpolitiek. Spreker moet beslist de bewering van den heer Schüller tegenspreken, dat aan den dienst van openbare werken veel mankeert. Het deed spreker aangenaam aan, dat de heer Parmentier hulde bracht aan den Directeur van Gemeentewerken. Spreker wil in dit opzicht voor den heer Parmentier niet onderdoen, want, sedert de reorganisatie van den dienst, heeft de dienst een goede leiding. Spreker weet dit, doordat hij zich elke maand van het werkplan op de hoogte laat, stellen. Als spreker dan ziet hoe alle ambtenaren het werk verdeeld krijgen, dan kan hij niet anders dan een woord van lof uit spreken over de wijze, waarop de dienst georganiseerd is. De heer Schüller stelt voor te besluiten, dat de Commissie van Fabricage een onderzoek zal instellen naar de technische en administratieve samenstelling van den dienst van Ge meentewerken met het oog op uitvoering van werken in eigen beheer. Spreker vindt dit een vreemd voorstel, omdat de Commissie van Fabricage een dergelijk onderzoek kan instellen, zonder dat zij daartoe een opdracht van den Raad noodig heeft; een eventueel dergelijk voorstel van den heer Schüller zal in die commissie natuurlijk een onderwerp van serieuze bespreking uitmaken; wanneer hij goede argumenten aanvoert, zal hij allicht gelijk krijgen. Wat nu betreft de quaestie van uitvoering van werken in eigen beheer, in Zaandam heeft deze aangelegenheid, naar den heer Schüller bekend is, een voorwerp van onderzoek uitgemaakt. De conclusie van Burgemeester en Wethouders van Zaandam en van de meerderheid der Commissie van Fabricage daar was, dat in de toekomst onderhoudswerken in den regel in eigen beheer moesten worden uitgevoerd en dat nieuwe werken gewoonlijk moeten worden aanbesteed. Dus precies zooals te Leiden gebeurt. Hier worden immers de onderhoudswerken geheel in eigen beheer gehouden en nieuwe werken als regel aanbesteed. Burgemeester en Wethouders van Zaandam zeggen in hun conclusie nog ten aanzien van de onderhoudswerken, dat uitvoering door de gemeente de meeste waarborgen geeft voor een goede uitvoering, maar dat beteekent niet, dat eigen beheer goedkooper is; het beteekent alleen, omdat men zeker wil zijn van goed werk, geeft men de voorkeur aan uitvoering van onderhoudswerken in eigen beheer. Uitvoering van nieuwe werken in eigen beheer gaat lijn recht tegen het gemeentebelang in, hetgeen zoo duidelijk is, dat het eigenlijk geen nader betoog behoeft. De gemeente zou daartoe over een groote hoeveelheid van allerlei materialen, hulpmiddelen, werktuigen, welke door gaans in een aannemersbedrijf benoodigd zijn, alsmede over de noodige opslagruimten, magazijnen, werkplaatsen enz. moeten beschikken. Bovendien zou het technisch personeel bij Gemeentewerken, thans in hoofdzaak bestaande uit inge nieurs, opzichters en teekenaars in verband met de bestem ming om werkzaam te zijn bij de voorbereiding van, en het houden van toezicht bij de uitvoering van nieuwe werken, doch niet om met de uitvoering zelf te worden belast, moeten worden uitgebreid met een stat van goedgeschoolde en prac- tisch oi derlegde uitvoerders en onderbazen, die op verschil lend gebied gespecialiseerd dienen te zijn. Voor die geheele outillage en voor al dat personeel zou niet voortdurend voldoende emplooi te vinden zijn, zoodat aanschaffing en aanstelling daarvan in strijd is met een der eerste beginselen van een goed economisch beheer. Spreker hoopt hiermede aangetoond te hebben, dat uit voering van nieuwe werken voor de gemeente als regel in eigen beheer zeer ernstig te ontraden is. Spreker heeft nog nooit gezien, dat eigen beheer voordeeliger is. Spreker zal niet zeggen dat eigen beheer minder goed gaat; hij heeft eens voor de bouwvereeniging De Eendracht" een badhuis gebouwd; in den crisistijd van toen waren er echter slechts 2 aanbiedingen, die ver uitgingen boven sprekers begrooting. Het bestuur heeft toen dankbaar aanvaard sprekers voorstel om dat badhuis door hem in eigen beheer te doen bouwen; de resultaten zijn gunstig geweest en sprekers be grooting bleek juist te zijn. Dat spreker in dat geval het eigen beheer heeft voorgestaan, kan ieder begrijpen, hoewel het eigenlijk geen eigen beheer was, want ten slotte heeft spreker het in zijn kwaliteit als aannemer uitgevoerd. De heer Schüller heeft een enkele opmerking gemaakt over het leerlingstelsel bij de straatmakers. Spreker gelooft, dat hierover een vruchtbaarder gedachtenwisseling kan plaats hebben, wanneer de rapporten van den Directeur nopens de reorganisatie van den bestratingsdienst zijn ingediend. De heer van Tol besprak de aanstelling van den heer Verhoog tot opzichter bij de Woningstichting. Het verzoek

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 18