WOENSDAG 21
JANUARI 1931.
67
stoppen. Het einde van het verslag over deze congres-ver
gadering in Het Volk luidde: De vergadering zong de Inter
nationale en ging opgewekt uiteen.
Het is spreker een raadsel, hoe het mogelijk is, dat menschen
over dergelijke capaciteiten beschikken, dat zij een vergadering
op die manier kunnen begeesteren. Spreker heeft bewondering
voor de capaciteiten van dergelijke menschen, die in staat
zijn een vergadering van menschen met zeer kleine inkomens,
die overigens gezond verstand hebben, voor het in den doofpot
stoppen van een dergelijk voorstel te doen applaudiseeren.
Spreker wil hiermede even laten zien het verschil in practijk
tusschen het zich gebonden weten, ook in de beurs, aan het
gebod Gods en het beginsel der S.D.A.P.
Spreker brengt een woord van hulde aan het tegenwoordige
College voorde krachtige wijze, waarop het niet alleen in hetafge-
loopen jaar, maar in de geheele 4-jarige afgeloopen periode heeft
gewerkt;in het bijzonder noemt spreker Wethouder Splinter,
met wien hij geregeld in de Commissie van Fabricage samen
werkt, wieu hij een extra woord van hulde wil brengen voor
zijn groote werkkracht en toewijding, en speciaal ook voor
hetgeen hij heeft gedaan ter bespoediging van verschillende
werken, die men gaarne uitgevoerd zag in verband met de
werkloosheid. Spreker constateert, dat de heer Splinter heel
wat meer doet dan er vroeger gedaan werd. In 1927 gaf de
begrooting voor Publieke Werken een cijfer aan van f713.000.—,
thans bedraagt dat 840.000.—dus f 130.000.meer in enkele
jaren tijd. In werkelijkheid is dit verschil nog veel grooter,
omdat men op het oogen blik voor 1.000.aanmerkelijk meer
werk kan laten doen dan 3 a 4 jaren geleden. Spreker kan
zich dan ook niet begrijpen, hoe men critiek kan oefenen op
Publieke Werken, als zou niet genoeg gedaan worden.
Naar spreker meent, is het personeel bij Gemeentewerken
voldoende en kan men niet zeggen, dat er meer personeel
moet zijn.
Spreker komt inzake de werkloosheid op tegen hetgeen de
sociaal-democraten zeggendoor het College is op dit gebied
gedaan, wat maar eenigszins mogelijk was. Spreker brengt in
dit opzicht een woord van hulde aan den Directeur van Ge
meentewerken, die steeds zijn volle medewerking heeft verleend,
wanneer een plan vlug ingediend moest worden of spoedig in
de Commissie van Fabricage behandeld of vlug moest cir-
culeeren.
De heer van Eek heeft ook gezegd, dat het gemeentebe
stuur er voor moet zorgen, dat de arbeidersbevolking niet
zal verliezen het vertrouwen in het parlementaire stelsel.
Spreker acht het eigenlijk onnoodig te herhalen, dat hij dit
stelsel waardeert en wenscht te handhaven. In dit geval past
het naar sprekers meening echter den heer van Eek in het
geheel niet iets dergelijks te zeggen.
Het college van Burgemeester en Wethouders heeft alles
gedaan, wat mogelijk was.
De heeren van de S. D. A. P. hebben in de Gehoorzaal een
vergadering belegd met hen, die treurig genoeg zonder werk
zijn. Spreker noemt het een buitengewoon zware beschuldi
ging, als men tot die vergadering van menschen, die niet
ter zake kundig zijn en dit ook niet kunnen zijn (waarmede
spreker hen niet wil disqualificeeren en indeelen bij de domme
massa) zegt: stumperds, er zou dezen winter wel werk voor
u geweest kunnen zijn, maar het is er niet, want het college
van Burgemeester en Wethouders heeft er niet voor gezorgd.
De heer van Eck verzoekt den heer Parmentier, dit uit
het verslag voor te lezen.
De heer van Stralen zegf, dat de heer Parmentier dit wel
een beetje waar maken mag.
De heer Parmentier leest in het verslag dier vergadering:
»De S.D.A.P. heeft al lang maatregelen bepleit om deze
ramp te voorkomen, doch Burgemeester en Wethouders
trollen niet die maatregelen, welke noodig waren om een
werkloosheid van zoo grooten omvang te bestrijden".
De heer Kooistra vraagt, of dit iets anders is, dan zijn
fractie in den Raad zegt.
De heer Parmentier zegt, dat de strekking van dit geci
teerde gedeelte van het betoog eigenlijk waseen deel van
de menschen, die voor ons zitten, is slachtoffer van het
gedrag van het tegenwoordige college. Men heeft ook ge
zegd: »Nu de kans op werkverruiming dezen winter ver
keken is door de houding van dit college."
Spreker herhaalt, dat het een zware beschuldiging is.
Spreker eischt van den heer van Eck en de zijnen, dat in
deze zaal, waar men niet zit als niet-deskundigen, maar wel
als deskundigen, deze beschuldiging zal worden waargemaakt.
Indien de heer van Eck dat niet doet, zal spreker zoo vrij
zijn de mededeelingen, welke in die vergadering zijn^gedaan,
opruiende taal te noemen.
De heer van Eck: Dat mag zeker wel gezegd worden!
De heer Parmentier zegt, dat het zeker wel mag, tegen
over de zware beschuldiging van de S.D.A.P. Indien de heer
van Eck spreker straks niet kan bewijzen, dat Burgemeester
en Wethouders nalatig zijn, zal hij spreker moeten toegeven,
dat hij iets heeft gezegd, dat misleidend is, terwijl de heer
van Eck, die reeds tien jaar in den Raad zit, beter weet of
minstens behoort te weten, hoe de gang van zaken is. Spreker
mag van den heer van Eck niet accepteeren, dat hij dit niet
weet, maar indien dat wel zoo is, is het een onbewuste mis
leiding van den heer van Eck geweest.
Spreker heeft zooeven de aandacht gevestigd op de veel
grootere bedragen, welke voor de uitvoering van werken zijn
besteed. Men kan overal in de stad zien, wat door den Wet
houder Splinter is gedaan voor stadsverbetering, centrale
rioleering, enz. Spreker zou den heer van Eck de volgende
vragen in dit verband willen stellen, waarop de heer van Eck
misschien wel een antwoord zal willen geven.
1. Er bestaat in Leiden een Commissie voor de werkver
schaffing, onder de leden waarvan zich een lid van de S.D.A.P.
bevindt. Spreker heeft de eer drie jaren lid van den Raad
te zijn. In dien tijd heeft hij echter nooit vernomen, dat een
vergadering van die commissie heeft plaats gehad of dat een
lid van die Commissie een minderheidsvoorstel heeft ingediend,
waarbij werd voorgesteld een bepaald werk uit te voeren.
Heeft dat sociaal-democratische lid van die Commissie daar
geslapen of hoe zit dat?
2. Sprekers tweede vraag isweet de heer van Eck, dat
het sociaal-democratisch lid in de Commissie van Fabricage
daar, zoolang deze werkloosheid heerscht, nog nooit een voorstel
heeft gedaan, en tot den Wethouder gezegd heeft: hier hebt
nu een prachtig stuk werk voor werkverschaffing en werk
verruiming en ik stel voor, dat te doen uitvoeren.
3. Spreker vraagt verder: weet de heer van Eck dat, toen
de begrooting voor Fabricage klaar was, de Commissie daarop
11.060.heeft kunnen beknibbelen, waarna de Wethouder
uit het College terugkwam met de mededeeling, dat Burge
meester en Wethouders op die begrooting nog ƒ22.000.
geschrapt hadden, tezamen dus 33.000.—welke mededeeling
door alle leden der Commissie zonder eenige tegenwerping is
aangehoord.
4. Weet de heer van Eck, dat de vertegenwoordiger der
sociaal-democraten, die daar voor de practische uitvoering
van het werk zit, dus niet in de Gehoorzaal zit, maar als het
ware een wethouderszeteltje bezet, daar zoo optreedt?
In de laatste vergadering van Fabricage is behandeld het
maken van een stukje schoeiing aan de Jan van Goyenkade,
waarbij spreker het denkbeeld opperde om daar de brug, die
men algemeen wil, aan te doen leggen; die brug zou 65 000.
kosten, welk idee van spreker door den Wethouder bestreden
werd op grond van fuiancieele argumenten.
5. Weet de heer van Eck, dat de heer Schüller spreker daarin
in het minst niet heeft gesteund, doch wel bestreden? Past
dan een dergelijke mededeeling in de Gehoorzaal, aan ondes
kundige menschen, die hiervan niets weten?
De heer Schüller doet niet mee aan geld wegsmijten.
De heer Parmentier vraagt 6°. verder den heer van Eck,
die toch zoo sterk werkverruiming wil, hoe daarmede te
rijmen is, dat hij voorstelt de ƒ125.000.die Burgemeester
en Wethouders in het Fonds voor Stadsverbetering willen
storten, daarin niet te storten. Waar wil de heer van Eck
het geld dan vandaan halen?
7. Herinnert de heer van Eck zich niet, dat bij de inter
pellatie van den heer van Stralen diens eenige argument voor
eenzelfde zware beschuldiging was, dat hij twee werken
noemde, die hetzij reeds in uitvoering waren, hetzij reeds
door den Raad goedgekeurd. Men moet hier toch deugdelijke
argumenten gebr uiken
In de Stadsgehoorzaal is, naar spreker vernomen heeft, ook
gesproken over de veemarktplannen. Nu is in een Raads
zitting gesproken over verschillende grondaankoopen. Er is
een aanbod gedaan van grond voor de veemarkt, die veel te
duur was en toen is met algemeene stemmen, dus ook die
der S.D.A.P. besloten dien grond niet te koopen.
8. Als dat besluit met algemeene stemmen is genomen, is
het dan eerlijk, of wel is het kiezersbedrog, misleiding van
de menschen, die werkloos zijn, als men in een vergadering
van werkloozen zegt: «Burgemeester en Wethouders zijn
weigerachtig te beginnen aan de Veemarkt?"
Spreker vindt het allerverschrikkelijkst en protesteert er
tegen. Het is dien heeren bekend, dat zij zelf tegen gestemd
hebben en welke andere oorzaken er meer zijn, waardoor
het onmogelijk is met het werk te beginnen.
Spreker wil ook nog iets zeggen over het gedrag van de S.D.A.P.,
als de heeren zelf aan het bewind zijn en in dit verband
vestigt spreker de aandacht op het verslag van een raads-