66
WOENSDAG 21
JANUARI 1931.
Burgemeester en Wethouders eens afwachten hoe de uitvoering
van dat denkbeeld elders werkt.
De Voorzitter schorst de vergadering tot des avonds te
8£ -uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering op
Woensdag 21 Januari 1931, des avonds te 8£ uur.
Thans zijn afwezig de heeren Huurman, Kuivenhoven en
Donders.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den
dienst 1931.
De heer Parmentier constateert, dat deze algemeene
beschouwingen zeer sterk in het teeken der werkloosheid
hebben gestaan; ook de heer van Eek bracht principieel niet
veel naar voren, maar behandelde eigenlijk uitsluitend de
werkloosheid. Spreker zal niet ingaan op een groot aantal
uitspraken van den heer van Eek als: werkloosheid is econo
mische dwaasheid; het kapitalisme is de oorzaak der werk
loosheid in een socialistische maatschappij zal er geen werk
loosheid meer zijn; de oorzaak van de werkloosheid is onder
consumptie; als in Duitschland alles goed gaat, zal dit zijn
door de houding der sociaal-democraten daar. Dit zijn allemaal
zulke geweldige uitspraken, dat elk daarvan op zich zelf reeds
onderwerp voor een debat zou kunnen zijn.
Het past spreker echter niet dit alles hier te behandelen
en hij zal zich dan ook zeer beperken, doch de heer van Eek
wijt, zooals hij altijd doet, de armoede in het algemeen, waarvan
de werkloosheid maar een onderdeel is, aan het kapitalisme.
Nu kan men het verschijnsel der werkloosheid wel eonstatee-
ren en bespreken en men kan als oorzaken wel noemen
overproductie en onderconsumptie, doch het nagaan van de
oorzaak van dit verschrikkelijke, wereldteisterende kwaad gaat
volgens spreker echter boven alle menschelijke bevattingsver
mogen. Hetzelfde geldt voor de armoede, gezien als verschijnsel
in het menschelijk leven in het algemeen. In tegenstelling
met de S. D. A. P. meent spreker, dat armoede en alle mogelijke
ellende in het leven tot oorzaak hebben, wat de Heilige Schrift
leert, n.l. de zonde. Nu wordt die term door de S. D. A. P.
niet geaccepteerd; men zegge dan daar: het kwaad, de boos
heid. Maar voor spreker is de zonde de oorzaak, dat de eene
rnensch in kommervolle omstandigheden leeft, terwijl de ander
zich in weelde kan baden.
De heer van Eck vraagt wie dan de zondaar is.
De heer Parmentier verzoekt hem niet te interrumpeeren
dat heeft spreker ook niet gedaan.
De heer van Eck weet wel, dat de anti-revolutionnairen
den rnensch als zoodanig, dus elk mensch zonder uitzondering,
als zondaar zien, dat zelfs de mensch doortrokken is van zonde
en dus elk mensch naar de Heilige Schrift zondaar is.
Het veranderen van de wantoestanden in het maatschappelijk
leven is, naar de anti-revolutionnaire beginselen, ook niet in
de macht van den mensch, indien hij zich niet gedraagt naar
het gebod Gods, hetwelk hem in de Heilige Schrift als leef
regel is gegeven.
Spreker wenscht den eisch van dat gebod niet te beperken
tot zijn pnvé-woning, maar dien uit te breiden over het ge-
heele terrein van het leven, dus ook tot deze raadzaal. Het
gebod Gods moet het geheele leven doordringen; wanneer
het hier werd uitgeschakeld, zou het op dit gebied geen
effect soi teeren.
De Heilige Schrift zegt, dat het doel van den menschelijken
arbeid tweeledig is: in de eerste plaats om te voorzien in
hetgeen de mensch zelf noodig heeft en in de tweede plaats
om te hulp te komen aan diegenen, die behooren tot de
economisch zwakken en dus zichzelf niet kunnen voorzien.
Er zijn menschen, die het doel van den arbeid eenzijdig
zien en daardoor ontstaat de toestand, dien de heer van Eck
het kapitalisme noemt. Alleen wanneer het tweeledig doel in
het oog wordt gehouden, ontstaan geen wantoestanden.
Feit is, dat de wantoestanden bestaan en er dus armoede is.
De Heilige Schrift zegt niet, zooals de heer Van Eck
opmerkte, dat de enkeling moet voorzien of zou kunnen
voorzien in de nooden van de massa. De heer van Eck zei
de massa moet het doen. Zoo ook vatten de anti-revolution-
nairen hun taak op en daarom tracht het georganiseerde
kerkelijke leven de in dit verband bedoelde verkeerde toe
standen in de juiste bedding te leiden; door de organen van
het kerkelijke leven worden de zwakkere menschen geholpen.
Spreker heelt wel eens gelezen, dat men de diaconie den
Idauw van de particuliere liefdadigheid noemt. Voor spreker
en de zijnen is het geheel anders. De heer Vallentgoed heeft
vanmiddag gezegd indien de Christenheid haar plicht maar
niet had verzaakt. In dien uitroep ligt de erkenning hierva n,
dat indien de Christenheid haar plicht niet verzaakte, de
wantoestanden niet zouden zijn. Verzaakt nu het particulier
initiatief of de Kerk in deze haar roeping, dan komt eerst
daarna, naar anti-revolutionnaire beginselen, de taak van de
overheid naar voren. De Heilige Schrift zegt, dat God de
Overheid heeft gesteld om der zonde wille, d. w. z. om de
wantoestanden in de juiste bedding te leiden. Vandaar, dat
de anti-revolutionnairen dit het allerlaatst steunen, vandaar,
dat zij het vooral in de laatste jaren als een groot bezwaar
zien, dat de naar hun inzichten buitengewoon kostelijke par
ticuliere en kerkelijke armenzorg het terrein wordt ontnomen
door de armenzorg van de overheid.
Die kostelijke, goede, zedelijke factor van liefde op het
terrein van de particuliere en kerkelijke hulp wordt door de
Overheid ten eenen male vernietigd, eenvoudig omdat met
belastinggeld van een ander er geen mogelijkheid is om liefde
uit te oefenen, liefde toch is zelf-overgave. Spreker kan zich
indenken, dat de heer van Eck nu zegt, zooals indertijd de
heer van Stralen eens interrumpeerde: dat schijnt wel mooi,
was het maar zoo. Nu debatteert spreker over het beginsel,
dus nog niet over de practijk en dan wijst hij er op, dat,
indien de tegenstander van sprekers beginsel op dit terrein
zegt: was het maar zoo!, dit een lofuiting is over het beginsel
als zoodanig. Toch zal spreker aantoonen dat 't bepleite be
ginsel niet alleen theorie is. Het is practisch uitvoerbaar, als
men maar aan het gebod Gods vasthoudt. Spreker wil daar
van een voorbeeld geven; dat doet hij niet zoo graag, omdat
hij niet gaarne den gebraden haan uithangt. Hij wijst in dit
verband op de Gereformeerde Kerk in Leiden, waarvan hij
ook lid is, die ruim 4000 zielen telt, personen, economisch
gesproken nog aanmerkelijk minder dan de middenstand, dus
uit den zeer kleinen stand. Die menschen zorgen zelf voor
hun armen, voor hun werkloozen zij beschouwen dit als
een taak, hun door God opgelegd en meenen principieel, dat
de Overheid hun dit terrein niet mag ontnemen en voor
hun ouden van dagendaarvoor hebben zij een rusthuis,
waarvan Burgemeester de Gijselaar bij de opening zeide:
wat zou het prachtig zijn, als meer dergelijk werk werd
gedaan; dan zou er voor de Overheid een veel kleiner taak
zijn. Die menschen nu brengen voor dat alles rond 25.000.
per jaar op; dan laat spreker hun ziekenzorg enz. er nog
buiten. Wanneer dat beginsel zoo in het hart van alle 70.000
inwoners van Leiden leefde als daar nog bestaat, dan zou
men hier geen debatten hebben over armenzoig enz.; dan
waren die economische wantoestanden lang niet zoo erg als nu,
of als men hier wil doen voorkomen. De sociaal-democratische
Wethouder te Dordrecht heeft bij de behandeling der be
grooting gezegd, dat het vraagstuk der werkloosheid moest
worden opgelost door het beginsel: draagt elkanders lasten.
Spreker meent hiervan een mooi voorbeeld uit de practijk
te hebben gegeven.
Nu zegt spreker natuurlijk niet: omdat alle menschen het
niet doen en omdat de christenheid haar plicht verzaakt, doe
ik niet mee aan armverzorging door de Overheid.
Het is alleen het terrein van de Overheid, nadat het par
ticuliere initiatief en de Christenheid als zoodanig in staat
van beschuldiging zijn gesteld.
Op dit gebied doet nu de S.D.A.P. zelf niet veel anders
dan requestreeren. In het afgeloopen jaar heeft te Groningen
plaats gehad het congres van de S.D.A.P., op welk congres
is behandeld de cumulatie van inkomens, anders gezegd: de
opstapeling van baantjes.
Volgens de mededeelingen van het Centraal Bureau voor
de Statistiek is het gemiddelde inkomen van hen, die in de
belasting zijn aangeslagen, 2300.per jaar. Er zijn ook
personen, die niet in de belasting zijn aangeslagen, zoodat
het gemiddelde inkomen lager is. Van dit bedrag moet een
gedeelte voor kapitalisatie worden aangewend. Spreker stelt
in verband hiermede het gemiddelde inkomen op rond 2000.
In dezen Raad durft men te zeggen, dat alleen het afschuwelijke
materialisme kan verhinderen de werkverruiming uit te breiden
om de armoede te bestrijden. Er zijn echter leden van de
S.D.A.P., wier inkomen dit bedrag ver te boven gaat. Er zijn
leden, wier inkomen veel meer dan 10.000.bedraagt en
die dit bedrag accepteeren. Dit zijn geen menschen, die voor
hun bedrijf de hellt van dat inkomen noodig hebben.
In genoemd congres is door de afdeeling Heerlen van de
S.D.A.P een voorstel ingediend, dat voor een socialist een
zóó logisch voorstel moet zijn, dat de buitenstaander kon
zeggen: daarover behoeft niet veel gesproken te worden.
Genoemde afdeeling stelde n.l. voor, dat de partijgenooten
datgene, wat zij meer dan ƒ6.000.per jaar aan inkomen
genoten, in de partijkas zouden storten. Men zou kunnen
zeggen: nu kunnen de heeren iets doen voor hen, die ver
drukt en gegeeseld worden door het kapitalisme en de werr-
loosheid, ook die veel gesmaade kapitalisten een goed voor
beeld geven. Men durfde dit voorstel echter in den doofpot