64 WOENSDAG 21 JANUARI 1931. neerde. De klacht, die is geuit, dat de sociaal-democraten zoo weinig waardeering hebben voor het werk van dit College, is onjuist; herhaaldelijk is door hen met waardeering over dit werk gesproken. Spi eker sluit zich daarbij volkomen aan, maar die waardeering sluit toch niet uit critiek te zijner tijd. Ook de rechterzijde heeft altijd veel lof en waardeering, maar oefent te zijner tijd toch ook critiek; dat recht hebben de sociaal democraten ook en spreker begrijpt niet, waarom zij er altijd zoo om aangevallen worden. De sociaal-democraten hebben hun eigen program, zijneen arbeiderspartij, komen dus alleen op voor de belangen van de arbeidende klasse en worden daarbij geleid door hun humani taire beginselenspreker verwijst naar de rede van dr. Tinbergen voor den Humanitair-Idealistischen Radio-Omroep. Het ver wondert spreker dan ook altijd uitingen te hooren, die het tegenovergestelde zeggen. De heer Manders heeft een rede gehouden, die gerust elk Roomsch-Katholiek zou moeten houden; hij heeft duidelijk de scheidingslijn getrokken tusschen conservatief en democratie. Spreker hoopt dat de heer Manders de noodige ruggegraat zal hebben en houden, want ongetwijfeld zullen deze voorstellen aan scherpe critiek worden onderworpen. Daarin staat hij niet alleen; spreker denkt b.v. aan pater Vrijmoed, die, door zijn sociaal gevoel geleid, na een studie van 5 jaren stellingen schreef, die absoluut socialistisch waren; den heer Wilmer zelfs toegegeven, dat zij niet absoluut socia listisch waren, gingen zij in elk geval toch heel sterk in die richting. En dan kan spreker zich niet begrijpen, dat ongeveer 14 dagen later deze stellingen, geschreven na een studie van 5 jaren, dus geheel volgens zijn beginsel, weer herroepen werden en dat tenslotte werd verzocht, ze als niet geschreven te beschouwen. Spreker komt nu tot de uitlating van den heer Wilmer, dat de sociaal-democraten deze actie misbruiken voor politieke doeleinden, ten bate van hun partij. Er is door de Roomsch-Katholieke onderwijzers een salaris congres gehouden, daar heeft Mr. Kropman gezegd, dat de encycliek Rerum Novarum er bijgehaald was om er bij ver kiezingen mee te geuren. Er is hem op die vergadering heel gauw aan het verstand gebracht, dat hij die woorden moest terugnemen, met het gevolg, dat men aan het slot van het verslag dier vergadering kan lezen »De heer Kropman verklaart gezegd te hebben, dat onze wetgevers zich van pauselijke encyclieken niets aantrekken en ze alleen gebruiken om daarmee bij verkiezingen te geuren. Daarmede heeft spreker niet de Katholieke fractie bedoeld, anders zou hij het hebben gezegd." De heer Guit heeft toen geïnterrumpeerd: «Geurt de liberale fractie soms met de encyclieken?" Dat de liberalen misbruik zouden hebben gemaakt van de Encycliek Rerum Novarum is al te gek, en daarom staat voor spreker vast hij wenscht den heer Manders dan ook rugge graat toe dat tijdens de vergadering op Mr. Kropman pressie is uitgeoefend om die woorden in te trekken, wat hij dan ook heeft gedaan. Spreker komt nu tot de rede van den heer van Es, die de sociaal-democratische beginselen verderfelijk acht. Spreker kan dat nu eenmaal niet inzien, omdat die beginselen ge steund worden door tallooze arbeiders. De sociaal-demo craten hebben zich tot taak gesteld de arbeidersklasse op een hooger plan te brengen en dat nu een Christen, als de heer van Es wil zijn, dat in verband kan brengen met een verderfelijk systeem, is spreker een raadsel. De heer van Es heeft ook nog een domheid gezegd, nl. dat het kapitalisme zoo oud is als de wereld. Spreker had dat van een academisch gevormd persoon niet verwacht, want de wereld kende in het primaire, secundaire en tertiaire of steenen tijdperk geen kapitalisme. Het is wellicht een slip of the tongue geweest. De heer van Es heeft verder aan de sociaal-democraten verweten, wat hij herhaaldelijk doet, hun materialisme. Spreker geeft toe, dat de S. D. A.P. is een economische partij en dat bij de economie het materialisme meermalen op den voor grond komt, maar naast de economische heeft zijn partij ook een cultureele taak en hij zou wel eens willen weten, wat er van de arbeidersklasse zou zijn terecht gekomen, indien niet uit de maatschappelijke gebeurtenissen de sociaal-democratie was opgekomen, want als de Christenen hun tijd hadden verstaanen hadden gedaan, wat sprekers partij nu doet, dan zouden er geen sociaal-democraten zijn geweest of waren allen het. De heer van Es heeft ook iets gezegd, dat grievend was voor sprekers partij. In een vorige vergadering heeft hij nl. beweerd, dat de sociaal-democratische Raadsfractie van het Maatschappelijk Hulpbetoon een diaconie van de S. D. A. P. wilde maken. Spreker moet daartegen ten sterkste protes teeren. Spreker heeft reeds eenige jaren zitting in Maat schappelijk Hulpbetoon en mevrouw Braggaar eveneens. Wanneer de menschen naar mevrouw Braggaar of naar spreker toekomen, om steun en raad en daad, wordt nooit of te nimmer gevraagd naar religie of wie zij zijn; dan helpt spreker ze, omdat zij in nood zijn en schakelt hij de richting geheel uit. Daarom is deze uitlating van den heer van Es zeer grievend voor spreker. Spreker vermeldt een enkel geval om te to nen, hoe misleidend en onwaar die bewering is. Onlangs is iemand bij spreker geweest om steun, die onge organiseerd was, maar, zoodra hij werk gevonden had, in Patrimonium zou gaan. Dit kon voor spreker een reden ge weest zijn om te zeggenzoek nu maar bij de menschen van Patrimonium steun, maar spreker heeft evengoed zijn belangen in Maatschappelijk Hulpbetoon verdedigd en daarom doet het vreemd aan, dat Iemand, die er absoluut geen ver stand van heeft, wat bij Maatschappelijk Hulpbetoon gebeurt, dergelijke beweringen uit. Dat ten aanzien van democratische uitingen pressie wordt uitgeoefend, komt niet alleen bij de Katholieken voor, maar ook wel bij de andere christelijke partijen. Spreker denkt daarbij aan redevoeringen van Ds. Brouwer en Ds. Goedhard tijdens de textielstaking, waarin dezen zich uitspraken ten gunste van de staking; ook op hen is groote pressie uitgeoefend. In het verslag van een rede van Ds. Goedhard leest spreker het volgende »Dat men er in de gemeente wel eens anders over denkt, had hij in de laatste weken ervaren. Zoo las spreker voor een paar zinsneden uit een brief, hem dezer dagen toege zonden, waarin hem de raad wordt gegeven zich bij zijn werk te houden en niet te bemoeien met dingen, waarvan hij geen verstand heeft". Het is eigenaardig dat, als een priester zich uitlaat vóór het kapitalistisch systeem, hij nooit tot de orde geroepen wordt, maar zoodra hij zich, geleid door zijn menschelijk- heid, ten gunste van de arbeidende klasse uitlaat, gaan er direct stemmen tegen op. Ds. Brouwer heeft zijn woorden niet teruggenomen, zooals de heer de Reede nu vraagt, maar hij is niet meer opgetreden; de moed daartoe zal hem wel ontbroken hebben. De Gereformeerde Ds. Buskes schreef naar aanleiding van het verschijnen van het eerste deel van Troelstra's Gedenk schriften »De meesten van ons begrijpen niets van de groote liefde en den diepen eerbied, met welke de moderne arbeidersbe weging de figuur van Pieter Jelles Troelstra omringd heeft en nog altijd omringt. Toen ik een jongen was, heb ik nooit verstaan wat een betooverende kracht er van dezen grooten Nederlander op de arbeidersmassa's, die zich om zijn persoon verzamelden, moest uitgaan. Van Troelstra wist ik alleen dit ééne, dat hij een socialist was, en socialist was voor mijn beset het begrip van alles wat slecht en gevaarlijk en ongeloovig was. Ik geloof, dat het in den strijd der geesten, waarin wij allen onze plaats hebben, noodzakelijk is, dat wij tegenover elke volksbeweging, ook al is zij de onze niet, volkomen eerlijk staan. Wij moeten zoeken naar de eigenlijke motieven, die achter zoo'n strooming werken. Wij moeten vragen naar de idealen, door welke zoo'n volksbeweging gedragen wordt. Zoo hebben wij ook te staan tegenover het socialisme. De zoo bekende goedkoope critiek is uit den booze. Immers, de mogelijkheid is volstrekt niet buitengesloten, dat God ons ook in deze volksbeweging iets te zeggen heelt. En het is altijd eisch, naar de stem van God te luisteren". Spreker kan met deze uitlatingen volstaan, ofschoon hij er nog meer heeft, o.a. van Ds. Geelkerken en verschillende andere predikanten, welke zijn geschreven onder den indruk van den dood van den voortreffelijken leider der sociaal democraten, Troelstra. Spreker wil thans iets zeggen aan het adres van den heer Donders, die er op wees, dat in de encycliek Rerum Novarum wel wordt gesproken van «kapitalisme", maar van een ander kapitalisme, n.l. het «overmatige kapitalisme". Spreker moet dit ontkennen. Er staat in de encycliek Rerum Novarum «En heeft de Kerk herhaaldelijk reeds haar veroordeeling over dit euvel uitgesproken, een onverzadelijk en winziek kapitalisme gaat nochtans in onze dagen voort het oude spel zij het onder een anderen vorm dan voorheen te drijven. Zoo zijn productie en handel schier het monopolie geworden van eenige weinigen, en zoo konden enkele bezitters van onmetelijke schatten de massa's van het proletariaat een juk opleggen, dat slechts weinig van dat der slaven verschilt." Er blijkt uit, dat men 40 jaren geleden, in 1891, toen de encycliek Rerum Novarum werd geschreven, het kapitalisme als stelsel ook reeds heeft veroordeeld. Dat is toch de bedoe ling geweest. Tegen den eigendom verzetten ook de sociaal democraten zich niet, zoodat de Paus daarvoor niet met zijn encycliek behoefde te komen. De encycliek Rerum Novarum is geschreven als tegenwicht tegen den wassenden invloed van het socialisme, want de schrijver laat er op volgen: Gij, geloovigen, stoort u niet aan de socialisten, die u willen opruienIndien dat werkelijk waar was, had die waarschu-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 12