62
WOENSDAG 21
JANUARI 1931.
slissing is genomen, dat zaken, die in het georganiseerd
overleg moeten worden besproken, door hem daar niet aan
de orde worden gesteld.
Spreker vertrouwt, dat het College hem nu wel begrijpt en
hem behoorlijk zal antwoorden.
Het College zegt verder ook een doelbewuste groridpolitiek
van groot belang voor de gemeente te achten. Het is nu
maar de vraag, welke doelbewuste groridpolitiek Burgemeester
en Wethouders bedoelen. Willen zij die aantoonen door de
opsomming van de in de laatste jaren door de gemeente
gekochte gronden? Spreker ontkent niet, dat die aankoopen
van belang zijn, maar zij stellen de gemeente niet in de
gelegenheid om zich op de juiste wijze te ontwikkelen; zij
verzekeren niet de mogelijkheid, althans slechts in zeer geringe
mate, dat de gemeente bij de vaststelling van haar uitbrei
dingsplan dit plan met de minst mogelijke kosten stelsel
matig kan uitvoeren; daarvoor moet de gemeente de gronden
aan den rand der stad in haar bezit hebben en houden;
verkoopt men den aangekochten grond toch weer aan grond-
speculanten, dan heeft de gemeente geen enkel belang bij
aankoop, maar werkt zij de grondspeculatie in de hand, tot
schade der ingezetenen, die een hoogeren koop- of huurprijs
moeten betalen.
Het beste bewijs is daarvoor geleverd door den verkoop
door de gemeente van de gronden in Zuiderzicht aan de N.V.
Leidsche Exploitatie Maatschappij van Onroerende Goederen.
Indien de gemeente die gronden in erfpacht had uitgegeven, of,
bij bezwaren daartegen rechtstreeks aan de menschen, die daar
wilden gaan wonen, verkocht had, was de grondprijs niet
onnoodig opgeveerd. Nu zijn er door die maatschappij dui
zenden guldens aan verdiend, afgezien nog van het bedrag
van 18.000.door de gemeente te weinig in rekening
gebracht.
Noemt het College het een doelbewuste grondpolitiek,
wanneer het doelbewust de belastinggelden der ingezetenen
in de zakken van een grondspeculant speelt? Dat is doelbe
wust door het College gedaan met medewerking van den
meerderheid van den Raad. Spreker heeft in de vergadering
van 1 October 1928 de cijfers genoemd en duidelijk naar
voren gebracht het onverantwoordelijke van deze grondver-
koop voor den voorgestelden prijs. Het College beweerde die
cijfers niet te kunnen overzien; spreker heeft toen voorgesteld
de beraadslaging te schorsen, opdat het sprekers cijfers kon
controleeren; dat hebben Burgemeester en Wethouders niet
gedaan. Spreker is daarna meermalen hierop teruggekomen,
om zijn cijfers nader te controleeren om uitgemaakt te zien,
wie gelijk had, maar steeds weigerde het College daarop in
te gaan.
Het College ging zelfs zoover, te zeggen, dat spreker over
dezen grond verkoop geen antwoord meer van Burgemeester
en Wethouders zou krijgen.
Spreker acht het in het belang der gemeente, dat uitge
maakt wordt of hij, dan wel het College gelijk heeft. Het
gaat hier niet over een woord, maar over duizenden guldens,
welke door de ingezetenen in den vorm van belasting zijn
opgebracht. Hij dient daarom het volgende voorstel in:
»De Raad besluit, dat door een onpartijdige Commissie een
onderzoek zal worden ingesteld, in hoeverre het juist is, dat
de gronden gelegen in Zuiderzicht en verkocht bij Raads
besluit van 1 October 1928 aan de N.V. Leidsche Exploitatie-
Maatschappij van Onroerende Goederen voor een mindere
waarde zouden zijn verkocht als de gemeente krachtens aan
koopprijs en bijschrijving aan renten en andere lasten in
rekening had behooren te brengen."
De samenstelling van deze Commissie zou aldus moeten
plaats hebben: het College van Burgemeester en Wethouders
en de sociaal-democratische Raadsfractie wijzen ieder een lid
ain terwijl die beide leden een derde lid benoemen.
Alle bescheiden moeten ter beschikking van de Commissie
worden gesteld en deze moet het recht hebben beide partijen
te hooren en haar bevinding in een rapport aan den Raad
over te leggen.
Over de bestrijding van de werkloosheid wil spreker, ofschoon
zijn partijgenoot van Stralen daarover reeds het noodige heeft
gezegd, nog een enkel woord in het midden brengen, omdat
hij op een andere plaats getracht heeft aan de werkloozen
werk te verschaffen, waarin hij tot zijn leedwezen slechts voor
een klein deel is geslaagd.
Allereerst vestigt hij de aandacht op de opsomming van
werken, welke Burgemeester en Wethouders in de Memorie
van Antwoord geven.
Zij zien kans tot een bedrag van ƒ2.263.136.te komen
en willen daarmede den indruk wekken, dat zij pal staan
voor de bestrijding der werkloosheid.
Aangezien Burgemeester en Wethouders met cijfers komen,
heeft spreker zich ook van cijfers voorzien. Men kan niet
volstaan met het totaal bedrag der kosten van de uitgevoerde
werken, want van veel meer belang zijn de cijfers betredende
het aantal te werk gestelde werklieden aan deze werken.
Onlangs voegde de heer Wilbrink aan spreker toe, toen deze
cijfers van de tewerkgestelde werklieden van 1 week noemde:
daar kan men geen staat op maken! Thans heeft spreker de
cijfers over 11 maanden, verdeeld over 1929 en 1930. Het
zijn de officieele opgaven van het gemeentebestuur over de
maanden September, November en December 1929 en over
de maanden Januari, Februari, Mei, Juni, Augustus, Septem
ber, November en December 1930.
De heer Wilbrink vraagt aan spreker waarom er drie
maanden tusschen uitgelaten zijn, waarop spreker antwoordt;
dat hij de opgaven over die drie maanden tot zijn spijt niet
heeft kunnen vinden.
Op 1 September 1929 waren bij de uitvoering van gemeente
werken tewerkgesteld 157 arbeiders, op 1 November '1929 138,
op 1 December 1929 135, op 1 Januari 1930 128, op 1 Februari
1930 128, op 1 Mei 1930 108, op 2 Juni 1930 133, op 1 Augus
tus 1930 132, op 1 September 1930 143, op 1 November 1930
119, en op 1 December 1930 90.
Neemt men nu de maand December 1930, dan bedroeg het
aantal in de week van 6 tot 12 December 85, in de week
van 13 tot 19 December 77, in de week van 20 tot 26 Decem
ber 73 en in de week van 27 December tot 2 Januari 1931
93. De aannemer had zich in December blijkbaar van arbeiders
ontdaan, om hun de feestdagen niet te behoeven door te betalen.
Spreker wijst er op, dat er op 31 December 1930 bij de
Arbeidsbeurs 1569 werkloozen stonden ingeschreven tegen
726 op 2 Januari 1930. Hij komt straks op die cijfers terug.
In een van de vergaderingen, waarin het debat over de
werkloosheid heeft plaats gehad, heeft de heer Goslinga mede
gedeeld, dat ongeveer 8 ton aan de Lichtfabrieken was ver
werkt. Dit cijfer wil spreker even nader ontleden. Ofschoon
het voor de Raadsleden altijd zeer moeilijk is om zich ge
gevens te verschaffen, heeft spreker dezer dagen eenige cijfers
in handen gekregen, waaruit blijkt, dat aan de afdeeling
Bouwkunde voor 2 ton is verwerkt, aan de afdeeling Werk
tuigkunde voor 3J ton en aan de afdeeling Electrotechniek
voor 2| ton. Als men deze getallen precies gaat ontleden,
komt men tot de conclusie, dat van die 8 ton in Leiden
eigenlijk slechts voor twee ton is verwerkt, waaronder ar-
beidsloonen konden vallen, en dat de rest hetzij in het buiten
land, hetzij in andere gemeenten hier te lande, zooals in
Hengelo bij Stork, is verwerkt.
Op 2 Januari 1930 bedroeg het aantal werkloozen 726 en
op 31 December 1930 1569, en neemt men nu in aanmer
king, dat het aantal tewerkgestelde werklieden aan uitbestede
gemeentewerken van 157 op 1 September 1929 is terugge-
loopen tot 90 op 1 December 1930, dan blijkt dus, dat de
werkloosheid met 100 is toegenomen en het aantal tewerk
gestelde arbeiders met 75 is verminderd. En dan zegt het
College nog, dat het al het mogelijke doet om de werkloos
heid te bestrijden en dat het begaan is met het lot der werk
loozen en hun gezinnen
De aansporing van den Voorzitter tot de burgerij om zooveel
mogelijk werken te doen uitvoeren was dus ook bestemd
voor het College van Burgemeester en Wethouders.
Meermalen is door spreker ook aangedrongen op sneller
uitvoering der centrale rioleering; het laatste argument daar
tegen van Burgemeester en Wethouders is, dat men voor het
verkeer de stad niet ondersteboven kan gooien. Maar hoe
lang ligt nu al niet de omgeving van Kooi en Haven onderste
boven? Daar kan het wel, in een ander stadsdeel dus ook,
als men maar wil.
Maar telkens wordt als het ware den werkloozen een kluif
toegeworpen in den vorm van eenige kleine werkjes. Tal van
wei ken, geschikt ter bestrijding der werkloosheid, waaraan
elk oogenblik van den dag begonnen kan worden, weigeren
Burgemeester en Wethouders te doen uitvoeren, alleen omdat
zij de aannemers ook wat willen laten verdienen. Zoo is b.v.
voor schilderswerk voor onderhoud een bedrag van 24.0U0
te verwerken; spreker heeft met de grootst mogelijke moeite
en overredingskracht van Burgemeester en Wethouders ge
daan trachten te krijgen daaraan een aantal werklooze schilders
te werk te stellen. Maar als van deze 24.000 2.400 ver
werkt is, achten Burgemeester en Wethouders het genoeg,
hoewel er nog werkzaamheden zijn, die ook in den winter
uitgevoerd kunnen worden.
Uok hierdoor wordt gedemonstreerd, dat het Burgemeester
en Wethouders geen ernst is om de werkloosheid daadwerke
lijk te bestrijden. Spreker stelt aan dit College ten voorbeeld
de gemeentebesturen van Den Haag en Amsterdam, maar
daarin zitten dan ook sociaal-democratische Wethouders. Indien
de rechtsche partijen ook hier er toe wilden medewerken, dat
de sociaal-democraten 2 wethouderszetels zouden bezetten,
waarop zij recht hebben, dan zou het met de bestrijding der
werkloosheid anders toegaan.
Natuurlijk zullen ook de sociaal-democraten plaatselijk de
ellende der werkloosheid niet geheel kunnen opheffen, maar
wel kunnen en zullen zij maatregelen treffen, waardoor deze
geesel zooveel mogelijk verzacht zal worden.