MAANDAG 12 JANUARI 1931. 9 van de busonderneming ook te bedingen het recht om de balans, winst- en verlies-rekening van de garage te onder zoeken". Spreker deelt mede, dat het College het amendement van den heer Groeneveld overneemt. De heer Goslinga zegt, dat de strekking van het derde amendement van den heer Bosman om te voorkomen, dat winsten, door de busonderneming behaald, worden goedge schreven aan de garageonderneming en verliezen van deze laatste worden gebracht ten laste van de busonderneming, m. a. w. dat die twee ondernemingen worden verbonden of verwisseld ten nadeele van de gemeente, aan het Ooilege sympathiek is. Nu meent het College echter, dat het doel van dat amen dement vollediger kan worden bereikt door punt 3 der subsidie voorwaarden aldus te lezen »dat aan de gemeente op de door ons College te bepalen wijze de gelegenheid wordt gegeven in de boeken van de Vennootschap de CLjfers van de balans en de verlies-en winst rekening en het totaal aantal afgelegde K.M. te controleeren." De bedoeling is, dat Burgemeester en Wethouders de vrijheid zullen krijgen om in de boeken van de Vennootschap de cijfers van de balansen en de winst- en verliesrekeningen der beide ondernemingen te controleeren, waardoor zal worden voorkomen, hetgeen de heer Bosman blijkens het derde amen dement vreest. Het College brengt deze wijziging in punt 3 der subsidie voorwaarden aan. De heer Bosman dankt den Wethouder voor het overnemen van zijn derde amendement. De vorige maal heeft spreker het voorstel van Burgemeester en Wethouders in zoover bestreden, dat hij meende, dat kon worden volstaan met een subsidie van 1 cent per afgelegden K.M., in plaats van, zooals het College voorstelde, D/a cent, hetgeen het totaal bedrag van het subsidie zou terugbrengen van 6000.tot ƒ4000.— Spieker heeft dat gebaseerd op de toelichting, welke bij het voorstel was gevoegd en welke uitging van het boekjaar 31 Augustus 1929/1930. Burgemeester en Wethouders wezen op vorige jaren, die nog veel ongunstiger waren geweest, maar spreker meende, dat die konden worden uitgeschakeld, omdat dat proefjaren waren geweest, waarin met huurmateriaal de dienst was vervuld, waardoor het onderhoud exceptioneel hoog was geweest. Hij meende zich dus alleen te moeten bepalen tot de exploi tatie-rekening over het jaar 31 Augustus 1929/1930. Nu zeggen Burgemeester en Wethouders: als men dat jaar neemt, kan gerekend worden op een exploitatiewinst van ƒ7200.doch deze moet nog worden verminderd met de afschrijvingen op het materieel en de rente van het kapitaal. Indien men rekening houdt met die factoren, welke getaxeerd worden op ƒ15.000.— verandert dat winstcijfer van 7200.— in een verliescijfer van ƒ7800. Omtrent dat verliescijfer van 7800.—zeggen Burgemeester en Wethouders in de toelichting, dat daarin nog schuilt een percentage winst, behaald door de garage-onderneming, groot 2200.dat er ook nog moest afgetrokken worden, zoodat men ten slotte kwam op een verlies van ƒ10.000. Tegen dit laatste heeft spreker zich verzet, omdat hij meende, dat die winst van ƒ2200.— wel in de eerste plaats behaald zou zijn door de bussen zelf, zoodat men die winst er niet moest aftrekken, zijnde verkapte winst van de busonderneming. Dat verlies van ƒ7800.— was niet geheel exploitatie-verlies, maar kon worden gesplitst in ƒ4000.— exploitatie-verlies en 3800.— derving van rente van het kapitaal. Spreker meende nu, dat de gemeente niet verder mocht gaan dan te vergoeden het werkelijke exploitatie-tekort. Dat is de reden geweest, waarom spreker heeft voorgesteld om een subsidie toe te kennen van 1 cent per afgelegden K.M., waardoor alleen het directe verlies op de exploitatie zou worden vergoed en geen kapifaalswinst. Inmiddels heeft spreker een bezoek gehad van den directeur der garageonderneming, die hem vertelde, dat het niet juist was, dat de winst der garageonderneming bij de winst dei- busonderneming werd geteld, omdat deze laatste tot die winst niets had bijgedragen. Zooals de directeur zeide, hadden de bussen integendeel van de garage geprofiteerd, omdat zij gratis waren gestald en op al de artikelen, welke ten behoeve van de bussen waren geleverd, geen cent winst was genomen. Als dit alles juist is spreker heeft geen reden om daaraan te twijfelen dan is het exploitatie-verlies inderdaad 2000.— hooger dan spreker vermoed had en is hij het met Burge meester en Wethouders eens, dat het subsidie niet 4000. maar 6000.moet zijn. In verband daarmede trekt hij zijn voorstel om het subsidie te verlagen tot 1 cent per afgelegden K.M. in. Blijft nog over de vraag, of het belang voor de gemeente bij deze busonderneming groot genoeg is om er ieder jaar een bedrag van 6000.aan ten koste te leggen. Het is altijd heel moeilijk om precies aan te geven, welke waarde die busdienst, uitgedrukt in geld, voor de gemeente heeft, maar spreker meent toch zijn stem aan dit voorstel te kunnen geven, overtuigd als hij is, dat die bussen belangrijke diensten aan de ingezetenen bewijzen. Aan den anderen kant meent spreker, dat met die 6000.ook de uiterste grens is bereikt. Mocht onverhoopt later een hoogere bijdrage wor den gevraagd, dan zal hij daaraan vermoedelijk zijn stem niet kunnen geven. Spreker blijft bij zijn meening, dat een tormijn van 10 jaren, waarvoor het subsidie zou worden verleend, te lang is. Hij handhaaft daarom zijn voorstel om dit terug te brengen tot 5 jaren. Hij acht het altijd zeer gewenscht na 5 jaren zijn standpunt weer te kunnen herzien, zoodat men daarmede niet 10 jaren behoeft te wachten, vooral bij een bedrijfals dit, dat nieuw is en dat nog zooveel veranderen kan. Concessies worden ook meestal nooit langer dan voor 5 jaren verleend; men verbindt zich niet voor 10 jaren. Al is het niet zoo'n sterke verbintenis, toch vindt hij 10 jaren te lang. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Bosman sub 1 en sub 3 van zijn amendement heeft ingetrokken, zoodat het nu als volgt luidt »Ondergeteekende stelt voor geen langere toezegging te doen dan ten hoogste 5 jaar". De heer Groeneveld dankt den Wethouder, dat hij sprekers voorstel om de arbeidsvoorwaarden van het personeel door Burgemeester en Wethouders te doen goedkeuren heeft over genomen en hoopt, dat het College die bepaling goed zal hanteeren en, zoo noodig, ook overleg zal plegen met de betrokken vakvereenigingen. De heer Wilbrink heeft spreker kwalijk genomen, dat hij een conferentie heeft gehad met den directeur vóór de behandeling van deze zaak. De directeur had spreker een conferentie verzocht; spreker heeft die toegestaan en meent beleefd te hebben gehandeld. Daartegen kan men toch geen bezwaar hebben. Volgens den heer Wilbrink zou een vrij-vervoei biljet 50. per jaar kosten; in totaal zou dit het bedrijf 2000.per jaar kosten. Natuurlijk klopt dat rekensommetje heelemaal niet. Het zou uitkomen, wanneer alle Raadsleden op het oogenblik een abonnement van 50.hadden, maar dat is natuurlijk niet zoo; geen enkel Raadslid heeft zoo'n abonne ment. Dat bedrag zou dus voor de onderneming niet verloren gaanhet zou voor haar heel weinig beteekenen, omdat een groot aantal Raadsleden er toch weinig of geen gebruik van zou maken, omdat zij zelf auto's hebben of te ver van de buslijn afwonen. De heer de Reede veronderstelde, dat sprekers betoog een grapje was. Dat was het heelemaal niet; het is iets heel gewoons, dat, als de gemeente banen beschikbaar stelt en onderhoudt voor dien dienst, die dienst dan ook vrij-vervoer- biljetten beschikbaar stelt voor de Raadsleden, die zich dik wijls voor gemeentezaken moeten verplaatsen. In andere gemeenten is dat niets bijzonders en wordt het algemeen goedgekeurd en geconditioneerd. In Leiden is dat beginsel ook heel oud; voor de stadstram is bedongen, dat de Directie 40 vervoer- biljetten voor ambtenaren ter beschikking stelt van het College, maar kort geleden zijn zij van 4 ambtenaren afge nomen en door de Wethouders aan zich zelf toegewezen. Het betrekken van ambtenaren bij een dergelijk beding is van veel verdergaande strekking. Het aantal Raadsleden is tenslotte nog begrensd, maar het aantal ambtenaren is onbegrensd. Waarom worden voor ambtenaren 40 kaarten beschikbaar gesteld en niet meer en niet minder? Wanneer men zich op het standpunt stelt, dat het een gemeentebelang is, dat een bureau-ambtenaar over een vrijkaart beschikt, dan geldt dit zelfde gemeentebelang voor nog veel meer gemeentepersoneel, b.v. voor gemeentewerklieden, die op vele plaatsen in de stad werkzaam moeten zijn. Wanneer men een dergelijk onderwerp ter sprake brengt, wordt men altijd van alle kanten aangevallen; spreker heeft altijd sterk den indruk, dat men gelegenheid zoekt een mooie rol te spelen. In de practijk is het evenwel andersdat heeft men gezien bij de telefoon voor de Raadsledendie is ook door velen aangevallen, maar toen de Raad er eenmaal toe had besloten, bleek, dat zij, die de mooiste redevoeringen er tegen hadden gehouden, het eerst waren aangesloten. De heer van Es is het met den heer Bosman eens, dat moei lijk te schatten is, welk voordeel die autobussen hebben, maar daartegenover staat, dat, al erkent men dat voordeel, een subsidie van ƒ6000.per jaar over een tijdperk vanlOjaren voor de gemeente toch een tamelijk groot bedrag uitmaakt. Uit de besprekingen en uit de stukken is gebleken, dat het gedeelte van den Warmonderweg tot het Station het voor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 9