2 MAANDAG 12 JANUARI 1931. de noodzaak bleek een nieuwe belasting in te voeren, is jammer doch wij zijn de burgerij dankbaar, dat zij haar medewerking daarbij niet onthouden heeft. Van groot belang en, naar ik hoop, van groot voordeel is het besluit om door aankoop van een zeer groot aandeel in de Leidsche Duinwater-Maatschappij daarin de zeggenschap der gemeente te vermeerderen. Met de stadsverbetering is ook dit jaar in flink tempo voortgegaan; Stationsweg en Singels getuigen daarvan. De Centrale Rioleering bereikte de binnenstad. Het gereedkomen van de Groote Havenbrug is een geluk- wensch waard voor de stad en het is hier op zijn plaats daarbij ook een woord van hulde te brengen aan den dienst van Gemeentewerken, die daarmee een moeilijk vraagstuk uitstekend heeft opgelost. Straks sluit zich daarbij aan een groote verbetering van den weg langs en om de Zijlpoort naar de Spanjaardsbrug. Leiden is niet blind voor het belang voor de stad van den verbindingsweg met vele andere ge meenten over den Lagen Rijndijk, doch van Leiden mag niet verlangd worden, dat het alleen dien weg doet beantwoorden aan de eischen, die het verkeer daaraan stelt. Dit zijn streek- belangen, die niet door Leiden alleen behartigd kunnen worden. Eenige typische stadsbeelden zijn verdwenen. Musis Sacrum bestaat niet meer; dat de Muzen toch gediend kunnen blijven, is een van de aantrekkelijkheden van het nu vergroote en verfraaide plantsoen aan de Zuidzijde van de stad. In 1939 is het park aan de Noordzijde, de Leidsche Hout, grootendeels gereed gekomen. Dit is inderdaad voor de burgerij een groot gewin. Ook de Groenteveiling is uit het Leidsche stadsbeeld weg genomen om, naar ik hoop, op eigen terrein een gelijken voorspoed te genieten. Met de verbetering der woningtoestanden wordt geleidelijk, doch staag voortgang gemaakt. Er valt op dat gebied nog genoeg te doen, doch in een zoo zwak in bevolking toene mende stad als Leiden moet men er op bedacht zijn de binnenstad niet uit te hollen door te snellen aanbouw in de buitenwijken, doch er voor zorgen, dat de mogelijkheid ge schapen wordt om ook een betere bebouwing van de binnen stad tot stand te brengen. Uit de zoo pas openbaar gemaakte cijfers blijkt, dat de bevolking blijft toenemen door geboorten, ondanks een on gunstig saldo op het hoofd vestiging en vertrek. Intusschen zou juist het cijfer der vertrokken personen nog wel eens nader moeten worden bekeken, alvorens daaruit sombere con clusies te trekken. De werkloosheid houdt bestuur en bevolking bij voort during in een toestand van ongerustheid. Wij hopen, dat het hoogste punt nu bereikt is. De wetten der maatschappelijke welvaart laten zich niet geheel kennen, laat staan dwingen. De gemeente doet haar best èn om werk te verschaffen èn om de slachtoffers der werkeloosheid zoo goed mogelijk te helpen. Ik mag van hieruit ook nog wel eens een beroep doen op de burgerij en haar vragen na te gaan, of ook zij niet kaus ziet nog deze maanden werk te doen verrichten, waarvan de noodzakelijkheid reeds vaststaat. Ik hoop, Mevrouw en Mijne Heeren, dat gij Uw werk in het belang onzer stad met blijmoedigheid en eensgezindheid in het komende jaar zult mogen volbrengen en dat God daarop Zijn zegen moge geven. De heer Splinter houdt de volgende toespraak Mijnheer de Voorzitter. Bij afwezigheid van eenige leden, ouder in zittingsduur dan ik, rust op mij de plicht met een enkel woord te ant woorden op uw zooeven uitgesproken rede. Laat ik dan beginnen en ik meen wel namens den geheelen Raad te spreken met U hartelijk dank te zeggen voor de goede wenschen, door U geuit, zoowel ten aanzien van de Raadsleden als van hun gezinnen. Wederkeerig bieden wij U onze beste wenschen aan, zoowel voor U als voor Uw gezin, en wij mogen daarbij niet achter wege laten een woord van hartelijken dank voor alles, wat door U in het belang van de gemeente is verricht. Terecht, mijnheer de Voorzitter, werd door U gezegd, dat zich geen bijzondere feiten, geen schokkende gebeurtenissen in het afgeloopen jaar hebben voorgedaan, maar toch wil ook ik van deze plaats nog eens herdenken het droevige oogenblik, waarop één van onze geachte medeleden, de heer Spendel, aan zijn gezin, aan zijn werk, aan de gemeente, die hem lief was, werd ontrukt. Met U betreuren wij het, mijnheer de Voorzitter, dat de nieuwe wet op de financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeente ons niet gaf, wat wij ons hadden voorgesteld, en dat wij genoodzaakt waren weder een nieuwen last op de schouders van de ingezetenen te leggen. Met genoegen vernamen wij, dat in het afgeloopen jaar zooveel als mogelijk was gedaan is ten opzichte van de stads verbetering, maar wij mogen daarom toch niet uit het oog verliezen, dat er ook voor de komende jaren nog zeer veel te doen valt. Voor Uw waardeerende woorden aan het adres van den dienst der Gemeentewerken dank ik als hoofd van dien dienst U wel zeer bijzonderlijk. De werkloosheid, mijnheer de Voorzitter, baart ons allen bijzonder veel zorg en ongerustheid, maar door samenwerking van gemeente en particulieren, om zooveel mogelijk nu werken te doen uitvoeren, die op het programma van een volgend seizoen staan, kan die werkloosheid wellicht nog belangrijk worden verminderd. Mag ik nu eindigen, mijnheer de Voorzitter, met den wensch uit te spreken, dat de besprekingen van de vele en belang rijke zaken, die in dit jaar in onze vergaderingen aan de orde zullen komen, vruchtdragend mogen zijn en dat zij ouder Gods zegen bevorderlijk zullen zijn aan den groei en den bloei van onze goede stad Leiden. De Voorzitter dankt den heer Splinter hartelijk voor de vriendelijke woorden, namens den Raad tot hem gesproken. Spreker deelt vervolgens mede, dat zijn ingekomen 1°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed gekeurde raadsbesluit tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van den straataanleg van den Lammenschansweg met zijstraten en ten oosten van de Driftstraat. 2°. Mededeeling van Gedep. Staten, dat de beslissing op het raadsbesluit in zake het overdragen aan de provincie Zuid- Holland van den Haarlemmertrekvaartweg van de Postbrug tot den Noordwijkerhoek en van den Zijldijk tusschen de Spanjaardsbrug en den zijweg naar Rijpwetering wordt verdaagd. 30. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde raadsbesluiten tot wijziging van de begrooting, dienst 1930, ten behoeve van: a. de kosten van aankoop van het fabrieksgebouw en erf aan de Langegracht No. 113; b. de kosten van uitbreiding van de school aan de Stad houderslaan van de Gereformeerde Schoolvereeniging met één leslokaal en de aanschaffing van meubelen, leer- en hulp middelen c. de kosten van uitbreiding van de school aan de Hoog- landsehe Kerkgracht van de Gereformeerde Schoolvereeniging met twee lokalen en de aanschaffing van meubelen, leer- en hulpmiddelen d. de meerdere uitgaven ten behoeve van de uitkeeringen aan de uitgetrokken werkloozen en het bestrijden van het aandeel der gemeente in de werkverschaffingsloonen van den Leidschen Hout; e. de verhooging van de subsidie en het verleenen van een bijdrage in eens aan de Vereeniging »Herstellingsoord de Leidsche Buitenschool"; f. de aanschaffing van leer- en hulpmiddelen voor de school aan de Pelikaanstraat van het R. K. Par. Kerkbestuur; g. de kosten van aankoop van het perceel Oude Singel No. 28. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van M. T. Lokkers e. a., houdende bezwaren tegen het verleenen van vergunning aan de N. V. Textielfabriek voorheen Gebrs. van Wijk en Co. tot het maken van een verbindingsbrug over de 3e Groenesteeg. Dit voorstel luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Mevrouw en Mijne Heeren, Ondergeteekenden, allen bewoners en eigenaars van panden in de 3de Groenesteeg, belendend het magazijn van de Gebr. van Wijk, veroorloven zich met verschuldigden eerbied er bij den Rjad met klem op aan te dringen niet aan te nemen het voorstel in zake bouw luchtbrug Groenesteeg. Zij maken UEd. Achtbaren er op attent, dat door dezen bouw hun panden een aanmerkelijke schade zullen beloopen, en de aantrekkelijkheid van de bewoning veel minder wordt. Anderzijds schijnt hun de bouw dezer brug geen noodzake lijkheid voor de magazijnen van Gebr. van Wijk, terwijl het argument, dat voor het aannemen van het voorstel viordt aangehaald, n.l. het belang van de industrie, slechts een rela tieve waarde heeft. Hoogstwaarschijnlijk toch zal op den duur het gevolg zijn, dat men minder arbeidskrachten noodig heelt. In ieder geval schijnt het hun toe dat de firma Gebr. van Wijk aan de huiseigenaren behoort te vergoeden de schade, die voor hen door den bouw dezer brug zal ontstaan. Deze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 2