16 Leiden, 17 Januari 1930. Aan den Gemeenteraad te Leiden. Edelachtbare Dames en Heeren, Geven met verschuldigden eerbied te kennen; onderge- teekenden, A. J. Schoneveld en J. v. d. Bos, resp. Voor zitter en Secretaris van de Federatie van te Leiden en Omstreken gevestigde Woningbouwverenigingen, ten deze domicilie kiezende Oltmansstraat 2; dat zij, kennis genomende hebbende van een missive van Burgemeester en Wethouders aan verschillende Woning bouwverenigingen, waaruit blijkt, dat de rentewinst van de gecon ven teerde 6°/0 voorschotten, bestemd zal worden, behoudens goedkeuring van den Gemeenteraad, tot verlaging van de huren der duurste woningen en niet voor de bouw plannen, welke met 6% voorschotten zijn gebouwd; dat zij echter van oordeel zijn, dat de rentewinst wel aan die bouwplannen, gebouwd met 6% voorschotten, behoort ten goede te komen; dat zij tevens erkennen, dat de huren der duurste woningen verlaagd dienen te worden; weshalve zij üwen Baad verzoeken te besluiten: a. de Voorschotten met de oorspronkelijke rente van 6 aan de vereenigingen toegekend, na aftrek van hetgeen afgelost is, opnieuw te verstrekken met een rentevoet van 42/3°/„; b. een bedrag beschikbaar te stellen gelijk aan de rente winst, tot verlaging van de huren der duurste woningen; c. de eventueele huurverlaging te doen ingaan op een nader te bepalen datum. Zij verwijzen naar nevensgaande memorie van toelichting, waarin de motieven beireffende het onder a en b voorgestelde, nader uiteengezet worden. 'tWelk doende enz., met de meeste hoogachting, A. J. Schoneveld, Voorzitter. J. van den Bos, Secretaris. Memorie van Toelichting. Beeds in het jaar 1925 heeft de federatie in een adres aan den gemeenteraad verzocht, maatregelen te treffen, om de rentevoet van 6°/0, door conversie te verlagen tot 5 De Gemeenteraad heeft in 1925, zie Baadsverslag 21 Decem ber van dat jaar, de rentevoet van de Gemeentelijke voorschot ten verlaagd van 6 °/0 op 5 °/0. Noch het College van Burg. en Weth.. noch een der Baads- leden, heeft er toen ook maar een oogenblik aan gedacht, om de rentewinst, hierdoor verkregen, ten bate te doen komen aan die Vereenigingen, welke de duurste woningen hebben. Wat is echter op het oogenblik de kwestie waar het over gaat? Het gaat er namelijk om, op welke wijze de rentewinst, verkregen uit de conversie van leeningen der 6 °/0 voor schotten, zal besteed worden. Blijkens de Memorie van Toelichting, zie kapitaaldienst, is reeds over 1928 een rentewinst van 6057,33 en over 1929 van 17.628.gemaakt, terwijl voor 1930 een bedrag wordt geraamd gelijk aan dat van 1929. Nu blijkt uit de Memorie van Toelichting op de begroo ting 1930 en uit een schrijven aan diverse Woningbouw- vereenigingen, dat de rentewinst verkregen door de conversie van de 6 °/0 voorschotten, echter niet ten goede komt aan de bouwplannen, welke met genoemde voorschotten zijn gebouwd. De rentevoet van de annuïteiten blijft op 6 gehandhaafd, niettegenstaande de Gemeente zelf het kapitaal heeft ver kregen tegen 4£°/0, zie ingekomen stuk No. 56, 5 Maart 1928. De betrokken Bouwvereenigingen blijven dus die voor schotten houden tegen een rente van 6°/0. Op deze wijze wordt een winst gemaakt van 1|%. Die winst wordt dan betaald door de betrokken bewoners en Burg. en Weth. staan op het standpunt dat het aldus verkregen bedrag moet worden aangewend tot verlaging van de hoogste huren. Is dat nu een juiste hurenpolitiek, die voorgestaan wordt door Burg. en Weth. De gemeente behoeft er toch geen winstgevende zaak van te maken, om aldus tot huurverlaging te kunnen overgaan. Bovendien moet niet uit het oog worden verloren, dat het woningtype der bouwplannen gebouwd met 6°/o voor schotten, aanmerkelijk in ongunstigen zin afwijkt van het woningtype der duurdere bouwplannen. Immers het woningtype der 6% voorschotten is gedrukt door de beperkende bepalingen, welke door de Landsregeering in de jaren 1923, '24 en '25 vastgesteld werden. Niet het minst de prijzen van 2500.en 2400. hebben hierop invloed gehad. Gevolg is dus geweest, dat een minderwaardig type van woning werd verkregen. Tevens moet nog vermeld worden, dat van de 626 woningen slechts gedeelte een bijdrage vraagt van de Gemeente van 1448.zoodat 75°/0 van deze woningen, geheel uit de huuropbrengst worden geëxploiteerd. Aangenomen werd in dien tijd, dat deze woningen gebouwd zijn, dat de toestanden weer normaal waren geworden, zoodat van bijdrage werd afgezien. Echter bij woningen in een normalen tijd gebouwd, behoort dan ook een normaal rentetype. En waar het mogelijk is, door de conversie der voor schotten, hiertoe te komen, is het ook niet meer dan recht vaardig en billijk, dat de verkiegen rentewinst ten goede komt aan deze woningen. Waar dit blijkbaar door het College van Burg. en Weth. niet wordt ingezien, worden door de gevolgde hurenpolitiek, de huren van minderwaardige woningen stelselmatig hoog gehouden. Dit is niet in het belang der Volkshuisvesting. Waarom in deze anders gehandeld als in 1925 met de Gemeentelijke- en Premiebouwplannen Wil het Gemeentebestuur inderdaad tot een goede nor malisatie geraken inzake de woninghuur, dan zal de rente winst ten goede moeten komen aan die bouwplannen, gebouwd met de 6 °/0 voorschotten. Wordt anders gehandeld, dan wordt zeer sterk de indruk gevestigd, dat hier een onsociale daad wordt verricht. Waar blijkbaar al verwachtingen zijn gewekt door Burg. en Weth. en het inderdaad, indien mogelijk, wel aanbe veling verdient, met het oog op 't risico voor de gemeente, dat ook de duurdere woningen verlaagd worden, zoo zou de Federatie het wel op prijs stellen, blijkens het adres, dat een stap in deze richting wordt gedaan. Het is ongetwijfeld juist, dat de woningen gebouwd in den crisistijd naar verhouding, te duur zijn. Echter dit zij vooropgesteld, hier is het meer de taak van de Landsregeering die op den voorgrond behoort te treden. Er zit in de hoogste huren een geweldig crisis-element. Dat wordt te veel uit het oog verloren. Eehter waar blijkt, dat bij Burg. en Weth. de gezindheid aanwezig is, om de hoogste huren te verlagen, zij het op bescheiden wijze, verdient het aanbeveling, dat de Gemeente zich een niet al te groot offer getroost. Waar toch met vrij groote zekerheid spoedig kan worden verwacht het rapport van de Commissie-Vliegen, zou ten slotte het verleenen van een bijdrage een zeer tijdelijk karakter dragen. Waar tevens blijkt, dat de toestand der Gemeente niet ongunstig is en zelfs, gezien de ingediende voorstellen bij de behandeling der begrooting, op een belangrijke belasting verlaging wordt aangestuurd, en het Fonds voor Sociale Doeleinden over voldoende middelen beschikt, zoo meent de Federatie de vrijheid te mogen nemen, ook een bescheiden verlaging der hoogste huren te mogen voorstellen. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 18