4 N"0. 11. Leiden, 31 December 1930. Het in Uwe Vergadering van 1 December j.l. om advies in onze handen gesteld, hierachter afgedrukt beroepschrift van den heer O. C. van den Bosch, alhier, tegen de be schikking van ons College dd. 10 November 1930, waarbij een door appellant gevraagde bouwvergunning is geweigerd, geeft ons aanleiding het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Appellant verzocht ons College vergunning tot het bouwen van twee woonhuizen en een fabrieksgebouw op een terrein, gelegen nabij den Zoeterwoudschen Singel, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M, no. 1162. De bebouwing was nagenoeg geheel ontworpen op grond, welke bij het goedgekeurd uitbreidingsplan voor den aanleg van een straat is bestemd, zoodat het bouwplan van het overeenkomstig artikel 31 der Woningwet goedgekeurd uitbreidingsplan afweek. Op grond van artikel 5, 2e alinea, dier wet moest de bouwvergunning derhalve worden geweigerd. Thans vraagt appellant Uwen Baad de door ons College overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Fabricage geweigerde bouwvergunning te verleenen, of wel den grond van hem aan te koopen overeenkomstig de bedoeling van het Koninklijk Besluit van 17 December 1908. Omtrent dit tweeledig verzoek zij het ons vergund U te verwijzen naar ons prae-advies van 18 November 1929 (Ingek. Stukkien n°. 201), betreffende een soortgelijk verzoek van appellant, onder mededeeling: 1°. dat appellant's verzoek om bouwvergunning met het oog op het bepaalde bij artikel 5 2e alinea, der Woningwet, zooals hiervoren is opgemerkt, niet voor inwilliging vatbaar is en 2°. dat nopens het verzoek om tot aankoop van den grond over te gaan, ons geen omstandigheden bekend zijn, welke U aanleiding zouden kunnen geven, om af te wijken van het door U te dien aanzien ingenomen standpunt bij Uw besluit van 25 November 1929 tot afwijzende beschikking op appellant's bovenbedoeld, soortgelijk verzoek. Ten slotte merken wij nog op, dat het in het adres aan gehaald Koninklijk Besluit, hetwelk betrekking heeft op een bouwverbod in den zin van artikel 30 der Woningwet, hier als niet ter zake dienende buiten beschouwing kan worden gelaten. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging zoowel het eene alshet andere verzoek van appellant niet in te willigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden 24 November 1930. Aan den Baad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, onderge- teekende C. C. v. d. Bosch te Leiden, dat door hem aan Burgemeester en Wethouders dd. 13 Sep tember 1930 een verzoekschrift is gericht om vergunning tot het bouwen van twee woonhuizen en een fabrieksgebouw op het terrein gelegenaandenZoeterwoudscheSingelNo.il, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie M, No. 1162, volgens de daarbij overgelegde teekening, waarop door dit College afwijzend is beschikt omdat de bebouwing nagenoeg geheel ontworpen is op voor straat bestemden grond en het plan mitsdien afwijkt van het overeenkomstig artikel 31 der Woningwet goedgekeurd uitbreidingsplan en daarom inge volge het bepaalde bij artikel 5, 2e alinea der Woningwet de vergunning moet worden geweigerd; dat hij zich met deze beslissing niet kan vereenigen omdat door dit en vorige besluiten ongeveer 2/3 gedeelte van zijn eigendom voor hem waardeloos wordt gemaakt, en op dit gedeelte een verbod van bebouwing door het weigeren van elke vergunning om daarop te bouwen wordt gelegd wanneer er dit nog niet zooals Burgemeester en Wethouders in vorige stukken beweerden, op mocht liggen; dat hij daarom Uwen Baad verzoekt hem de vergunning tot bouwen, als aan Burgemeester en Wethouders verzocht te verleenen of wel den grond van hem aan te koopen over eenkomstig de bedoeling van het Koninklijk Besluit van 17 December 1908. Hetwelk doende C. C. v. x». Bosch N°. 12. Leiden, 31 December 1930. In verband met de stichting van een electrisch onder station op een terrein aan de Cobetstraat (zie Baadsbesluit van 13 Januari 1930, Iugek. Stukken No. 11) en in verband met de gebleken behoefte aan bouwrijpen grond in deze omgeving is het wenschelijk over te gaan tot den aanleg van het gedeelte van de Cobetstraat tusschen Fruinstraat en Hoogen Bijndijk ter volle breedte (12 Meter) en van de verlengde Kernstraat langs de Zuidzijde van het terrein van genoemd onderstation, ter breedte van 10 Meter. Op de bijbehoorende teekening zijn deze slraatgedeelten met bruine kleur aangegeven. Gedacht zijn aan weerszijden van deze straatgedeelten trottoirs van 1.95 Mterwijl de rijwegen een breedte zullen krijgen van 8.10 M. voor wat de Cobetstraat en van 6.10 M. voor wat de Kernstraat betreft, welke breedten naar onze meening voldoende zijn. De voor den aanleg noodige grond is reeds eigendom van de gemeenten op een smal strookje bij den Hoogen Bijndijk na, omtrent de voordracht waarvan de onderhandelingen nog niet zijn be ëindigd. Aangezien de straataanleg thans urgent is te achten, ware daarmede echter niet langer te wachten; de aanleg van het gedeelte Cobetstraat onmiddellijk nabij den Hoogen Bijndijk kan zonder bezwaar voorloopig worden beperkt tot hetgeen thans eigendom van de gemeente is. De kosten van den aanleg worden geraamd op 23.000. voor de Cobetstraat en op 5.200.voor de Kernstraat, welke bedragen door geldleening gevonden zullen moeten worden en zullen komen ten laste van het grondbedrijf. M et verwijzing overigens naar de ter visie gelegde stukken en in overeenstemming met de Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat, model D, dienst 1930, een bedrag van ƒ28.200.ter beschikking te stellen ten behoeve van den aanleg van de Cobetstraat, tusschen de Fruinstraat en den Hoogen Bijndijk, en van de verlengde Kern straat. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 13. Leiden, 31 December 1930. De N.V. Textielfabriek v/h Gebr. van Wijk en Co. heeft tot ons College het verzoek gericht te bevorderen, dat Uwe Vergadering haar vergunning verleent tot het maken van een luchtbrug over de 3e Groenesteeg Het is de bedoeling een van de buitenlucht afgesloten verbinding tot stand te brengen tusschen de aan weerszijden van de 3e Groenesteeg gelegen gebouwen der N. V. aan de Vestestraat en aan de Heerengracht. De brug zal een inwendige breedte verkrijgen van 2 M. en een inwendige hoogte van 2,50 M., terwijl haar onderkant gr legen zal zijn op een hoogte van 9,50 M. boven de openbare straat. In verband met een en ander zijn wij van gevoelen, dat hoewel een luchtbrug in het algemeen het aesthetisch aanzien van de omgeving niet verhoogt de bezwaren ertegen in het onderhavige geval niet van dien aard zijn, dat de gevraagde vergunning zou moeten worden geweigerd de omwonenden zullen geen noemenswaarden hinder van de aanwezigheid van de brug ondervinden, terwijl voor de N.V. gewichtige bedrijfsbelangen aan het hebben van deze brug zijn verbonden, waarmede naar ons inzicht de gemeente ernstig rekening heeft te houden. Onder opmerking, dat voor de brug, welke een lengte van 7.25 M. zal verkrijgen, een recognitie van in totaal 80. verschuldigd zal zijn, geven wij, met verwijzing naar de overgelegde stukken en in overeenstemming met de Commissie van Fabricage, Uwe Vergadering derhalve in overweging aan de N.V. Textielfabrieken v/h Gebrs. van Wijk en Co, krachtens bet bepaalde in art. 7 van de verordening op het bouwen en sloopen, behoudens rechten van derden en behoudens de door ons College te verleenen bouwvergunning ingevolge art. 5 der Woningwet, vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens hebben van een verbindingsbrug over de 3e Groenesteeg, tusschen de perceelen der N.V. aan de Vestestraat en Heerengracht, kadastraal bekend Sectie I, Nis. 1152 en 1153, eenerzijds en anderzijds het perceel 3e Groenesteeg No. 55, kadastraal bekend Sectie I, No. 1150, zulks onder de volgende voorwaarden: 1°. dat de verbindingsbrug wordt gemaakt overeenkomstig nader door Burgemeester en Wethouders goed te keuren détailteekeningen en constructieberekeningen en tot genoegen van dat College wordt afgewerkt en onderhouden; 2U. dat de verbindingsbrug inwendig niet breeder is dan 2 Meter en niet hooger dan 2.50 Meter, terwijl de onderkant

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 4