163 Stationsweg, een der voornaamste toegangswegen tot de stad, heeft plaats gehad, ook de Rijnsburgerbrug is verbreed, en als gevolg van dien is de entree der stad aesthetisch er veel op verbeterd. Een ieder zal het echter opvallen, en juist door de aangebrachte verruimingen is dit nog meer aan den dag getreden, dat bij deze brug, waar een samenkomst van 6 wegen is, nu juist nog veel meer verbeterd zou kunnen worden, èn wat het verkeer betreft, èn wat het aesthetisch schoon aangaat. Het onmiddellijk aan de straat geplaatst zijnde politieposthuis met aangrenzend urinoir, waartegenover Boerhaave's standbeeld prijkt, verruimt nu niet bepaald den blik op dit stadsgedeelte en levert naar mijne meening een groote belemmering op voor het verkeer, vooral op drukke marktdagen. Dat het den aesthetischen aanblik op den ingang der stad niet verhoogt iets, waarvoor toch elke gemeente ijvert daaraan zal wel niemand twijfelen. Boerhaave's standbeeld daartegenover is niet meer op zijn plaats. Op zich zelf genomen is de plaats reeds niet geschikt en veel te beperkt voor een standbeeld, maar bovendien brengt het ook nog daar, waar eene ver- keersverruiming moest zijn er is n.l. op dit belangrijke knooppunt van wegen nog een halteplaats, voor trams en autobussen, welke halteplaats voor de behoeften van het verkeer zeer juist gekozen is een verkeersvernauwing. Uit een oogpunt van stadsverfraaiing en van verkeersver- betering zal daarom een verruiming ter plaatse zeer zeker noodig zijn en waar nu bovendien door zeer velen metter daad getoond is, dat zij eene verplaatsing van Boerhaave's standbeeld naar een thans meer geschikt en voor dit stand beeld uitgezocht plekje op hoogen prijs stellen, heb ik ge meend bovenstaand voorstel bij den Raad te moeten indienen. J. H. A. Manders. N°. 256. Leiden, 10 December 1930. In de Raadsvergadering van 29 September 1930 werd het hierachter afgedrukte voorstel van het lid van Uwe Ver gadering, den heer Zitman, inzake het leggen van dubbel tramspoor over de geheele lengte van de Hoogewoerd, om praeadvies gesteld in handen van ons College. Dienaangaande merken wij het volgende op. Een gedeelte van de Hoogewoerd, ter lengte van ongeveer 100 M., tusschen de Watersteeg en de Kraaierstraat, heeft thans enkel tramspoor. Het komt ons niet raadzaam voor dit te vervangen door dubbel spoor. Wel is in het algemeen dubbel tramspoor uit verkeersoogpunt te verkiezen boven enkel spoor, omdat de tramwagens dan steeds de rechterzijde van den weg kunnen houden en niet gedwongen zijn plot seling op het voor hen links geleeen gedeelte van den weg te rijden. Op het onderhavige gedeelte van de Hoogewoerd echter zou het verdubbelen van het tramspoor groote be zwaren ontmoeten. Aan dit gedeelte toch is gelegen de garage van de firma Stallinga, waarvoor geregeld automo bielen parkeeren en waar steeds veel automobielen in- en uitrijden. Bij aanwezigheid van dubbel tramspoor ter plaatse, dat geen vrije ruimte naast het trottoir zou overlaten, zouden hierdoor telkens verkeersbelemmeringen en -opstop pingen ontstaan, ernstiger dan thans van het ontbreken van dubbel spoor het gevolg zijn en waaraan bezwaarlijk zou kunnen worden tegemoet gekomen. Uit deze over weging heeft de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg-Maat schappij zich dan ook voor het behoud van den bestaanden toestand verklaard. Daar komt bij, dat thans de plannen voor de demping van het Levendaal binnen afzienbaren tijd aan de orde zullen kunnen komen. Het ligt in de bedoeling in verband met deze demping het vraagstuk van de verbetering van de verkeerstoestanden op de Hoogewoerd in zijn geheel onder de oogen te zien, waarbij ook de verlegging van de tram naar het Levendaal zal worden overwogen. Op grond van een en ander meenen wij dan ook, in over eenstemming met de Commissie van Fabricage, dat het enkele tramspoor op de Hoogewoerd tusschen Watersteeg en Kraaierstraat vooralsnog gehandhaafd dient te blijven, weshalve wij Uwe Vergadering, met verwijzing naar de ter visie gelegde stukken, in overweging geven het voorstel - Zitman niet aan te nemen. Aau den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 29 September 1930. Ondergeteekende verzoekt beleefd B. en W. uit te noodi- gen, zich in verbinding te stellen met de directie der N. Z. H. Tramweg Maatschappij om te trachten gedaan te krijgen, dat de wissel bij de Watersteeg wordt opgeruimd en het nog ontbrekende gedeelte dubbel spoor door te trekken, zoodat de geheele Hoogewoerd van dubbel spoor is voorzien en zooveel mogelijk alle spoorstaafverbindingen te lassen. J. Zitman. N°. 257. Leiden, 10 December 1930. De gestadige uitbreiding van de veemarkt in deze ge meente maakt, dat de toestand op de tegenwoordige markt plaats tengevolge van den grooten aanvoer van vee dik wijls onvoldoende is en verbetering daarvan dringend noodig moet worden geacht. Wel zijn, zooals Uw Vergadering be kend is, de plannen voor het stichten van een nieuwe vee markt in een vergevorderd stadium van voorbereiding, maar aangezien, ook indien het binnenkort door Uwe Vergadering word aanvaard, met de verdere voorbereiding en met de uitvoering van dit plan uit den aard der zaak nog geruime tijd gemoeid zal zijn, zijn wij met de Commissie voor de Markt- en Havendienst van oordeel, dat in afwachting daarvan tot eenige verruiming van het bestaande marktterrein dient te worden overgegaan. Deze verruiming zouden wij willen zoeken ten noordoosten van de Nieuwe Beestenmarkt, door een gedeelte van den voormaligen tuin van „Amicitia", ter grootte van ±760 m2, op de hierbij overgelegde teekening geel ombiesd, bij het marktterrein te voegen. Het is de bedoeling naar dit gedeelte te verplaatsen de balies voor vette kalveren en verkocht vee, thans staande op het driehoekige pleintje tusschen de le en de 2e Binnen vestgracht, zoodat dit pleintje geheel voor de plaatsing van schapen zal kunnen worden bestemd. De nieuwe plaats der balies is zoodanig gekozen, dat geen boomen behoeven te worden gerooid, bestrating behoeft slechts te komen op en rondom de veestandplaatsen en op de twee ontworpen ver bindingswegen met het overige marktterrein. De. kosten van de te verrichten werkzaamheden worden geraamd op 3.350.welk bedrag gevonden zal kunnen worden uit den post „Belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijkheden", waarop een hoogere opbrengst dan geraamd is verwacht kan worden. Met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer neer gelegde stukken en in overeenstemming ook met de Com missie van Fabricage geven wij mbsdien Uwe Vergadering in overweging door vaststelling van den overgelegden be- grootingsstaat, model D, dienst 1930, een bedrag van 3.350. ter beschikking te stellen ten behoeve van de bijtrekking van een gedeelte plantsoen achter „Amicitia" bij de bestaande veemarkt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 258. Leiden, 12 December 1930 De walmuren langs het Utrechtsche Veer en langs de Oude Vest nabij de Turfmarktsbrug verkeeren over een lengte onderscheidenlijk van 30 en van 50 Meter in slechten toestand, zoodat de straat daar ter plaatse aan het wegzakken is. De walmuur aan het Utrechtsche Veer is zelfs gedeeltelijk ingestort. Vernieuwing van deze walmuurge- deelten is dan ook dringend noodzakelijk, waarmede naar raming een bedrag van 8.800.gemoeid zal zijn. Dit bedrag zal gevonden kunnen worden door verhooging met 6.000.— van den post „Opcenten op de hoofdsom der belasting op de gebouwde eigendommen", waarop een hoogere opbrengst te verwachten is,en door vermindering met ƒ2.800. van den post „Uitkeering aan het Rijk van het aandeel in de kwade posten wegens de directe belastingen", waarop minder behoeft te worden uitgegeven dan geraamd was. Met verwijzing naar het in de Leeskamer ter inzage gelegde rapport geven wij Uw Vergadering derhalve, in overeenstem ming met de Commissie van Fabricage, in overweging door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat, model D, dienst 1930, een bedrag van ƒ8.800.ter beschikking te stellen ten behoeve van de gedeeltelijke vernieuwing van de walmuren langs het Utrechtsche Veer en langs de Oude Vest nabij de Turfmarktsbrug. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 3