162 mag worden aangenomen, dat 1/3 der stichtingskos- ten voor rekening van de Provincie zal komen. Van de rest ad 22.718.zou de Gemeente lijke vergoeding bedragen 4.486 van 22.718.— of rond1019. 2°. Exploitatievergoeding. De gemiddelde kos ten per leerling van de openbare school voor buitengewoon lager onderwijs alhier (inbegrepen de kosten voor vakonderwijzers) bedroegen over het jaar 1929 (na aftrek van de ontvangen schoolgelden) 30.Wegens exploitatiever goeding zou dus (rekenende op 40 leerlingen) kunnen worden geraamd 35 Leidsche leer lingen a ƒ30.en 5 buitenleerlingen a 20.1150. 3°. Toelage ad ƒ300.op het salaris van iedere leerkracht van de bijzondere school, derhalve 3 X 300.—900.— 4°. Vergoeding salaris van boventallige leer krachten nihil. Blijft 3069.— 100.— f 2969.— In het geraamde bedrag ad ƒ2969.is begrepen 1600. wegens thans reeds verschuldigde, wettelijk verplichte, bij dragen, zoodat aanvaarding van de financiëele gelijkstelling de Gemeente zou komen op ƒ1369. Bij de beschouwing van het bedrag ad 1369.moet echter niet uit het oog worden verloren, dat de leerlingen van de B.K. zwakzinnigenschool tevoren vrijwel allen gingen op een bijzondere school voor gewoon lager onderwijs te Leiden en dat de Gemeente, vóór de stichting van de nieuwe school voor buitengewoon lager onderwijs, dus voor die leer lingen ook kosten moest maken. Hoewel die kosten niet anders dan globaal kunnen worden geraamd, kan toch het bedrag van ƒ1369.veilig worden verminderd met 520.en dus worden teruggebracht tot rond ƒ850. Daar het bedrag, benoodigd om de financiëele gelijkstelling op dit terrein door te voeren de financiëele draagkracht der Gemeente niet te boven gaat, achten wij ons verplicht U in overweging te geven daartoe over te gaan. Men bedenke hierbij, dat de overgang van de kinderen, die niet geschikt zijn om het gewoon lager onderwijs te volgen, van de gewone school naar de zwakzinnigenschool een gemeenschapsbelang is van zoodanige orde, dat de Ge meente zich daarvoor ongetwijfeld meerdere uitgaven, dan waartoe zij wettelijk verplicht is mag getroosten. Ten slotte vermelden wij nog, dat de Gemeenten 's Graven- hage, Botterdam, Maastricht, Amsterdam, Utrecht, Alphen aan den Bijn, Breda, Delft, 's Hertogenbosch, Eindhoven en Tilburg aan de bijzondere zwakzinnigenscholen binnen hare grenzen de schoolgebouwen geheel of gedeeltelijk in bruik leen geven, een bijdrage verleenen in de kosten der school lokalen, dan wel in de stichtiugskosten. Verder geven Am sterdam. Utrecht, Haarlem, Botterdam en 's Gravenhage aan de bijzondere zwakzinnigenscholen ter plaatse een be drag in de exploitatiekosten, gelijk aan hetgeen de open bare school gemiddeld per leerling aan de Gemeente kost. Breda, Maastricht en Alphen aan den Bijn betalen ook een hooger bedrag per leerling, dan waartoe het K. B. haar verplicht. Op grond van het bovenstaande en met verwijzing naar het bij de stukken gevoegde advies van de Commissie voor het Onderwijs, geven wij U alsnu in overweging te besluiten, te rekenen met ingang van 1 October 1930: I. aan het Gesticht „de Voorzienigheid" eene vergoeding te verleenen in de kosten van stichting van de bijzondere school voor buitengewoon lager onderwijs aan den Zoeter- woudschen Singel ten bedrage van 1019.per jaar; II. per leerling van de sub I genoemde school een jaar- lijksche exploitatie-vergoeding te verleenen, berekend voor de in de Gemeente Leiden wonende leerlingen naar het ge middeld bedrag per leerling van de kosten (inbegrepen die voor vakonderwijs en na aftrek van de ontvangen school gelden) over hetzelfde jaar van de openbare school voor buitengewoon lager onderwijs te Leiden, een en ander overi gens op den voet van het bepaalde bij artikel 101, le, 2e, 5e en 8e lid der Lager-onderwijswet 1920 en voor de buiten leerlingen vastgesteld op een jaarlijksch bedrag van 20. per leerling; III. te vergoeden de verhooging van de jaarwedden van het onderwijzend personeel der sub I genoemde school, als mede, eventueel, de jaarwedden van boventallige onder wijzers, zooals geregeld bij artikel 25, 3e en 4e lid van het Koninklijk Besluit van 22 October 1923, S 489, gewijzigd bij de Koninklijke Besluiten van 24 December 1925, S 512. en 20 November 1930, S 424. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 255. Leiden, 10 December 1930. Het hierachter afgedrukte, om praeadvies in onze handen gestelde voorstel van Uw medelid, den heer Manders, inzake verplaatsing van het standbeeld van Boerhaave, geeft ons aanleiding het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Zooals men zich zal herinneren, is in de Baadsvergadering van 5 Maart 1928 een voorstel van ons College (zie Ingek. Stukken No. 43), om de voor verplaatsing van het stand beeld van Boerhaave naar de Oegstgeesterlaan noodige gelden toe te staan, verworpen. Dit geschiedde in hoofdzaak, omdat de verplaatsing van het standbeeld voor de gemeente niet van zoodanig gewicht werd geoordeeld, dat deze een geldelijk offer van 3.000.(het bedrag, waarop de verplaatsings kosten kunnen worden geraamd) kon rechtvaardigen. Intusschen zijn de omstandigheden sedertdien veranderd. Immers is thans gebleken, dat in universitaire kringen voor de verplaatsing van het standbeeld groote belangstelling bestaat, welke belangstelling zich heeft geuit in het bijeen brengen voor dat doel van een bedrag van ruim 2.300. Ons College staat nog steeds op het in 1928 ingenomen standpunt, dat het standbeeld van Boerhaave behoort te staan in de onmiddellijke omgeving van het nieuwe Acade mische Ziekenhuis, het centrum van de medische wetenschap te Leiden. De plaats aan den kop van het plantsoen in de Oegstgeesterlaan achten wij dan ook zeer gunstig, terwijl door verwijdering van het monument van zijn tegenwoor dige plaats de verkeersbelangen gediend zullen zijn. Waar nu het door de gemeente beschikbaar te stellen bedrag slechts 700.beloopt, bestaat er o. i. alle aan leiding om tot de verplaatsing van het standbeeld mede te werken. Genoemd bedrag kan worden geput uit den post „Onvoorziene Uitgaven", waarop, buiten beschouwing gelaten het bedrag van 52.000.hetwelk voor uitgaven ten behoeve van het bijzonder onderwijs moet worden gereser veerd (zie Baadsbesluit van 29 September 1930, Ingek. Stukken No. 187), nog een bedrag van 1.187.08 aanwezig is. Wij geven Uw Vergadering, met verwijzing naar de over gelegde stukken en in overeenstemming met de Commissie van Fabricage, derhalve in overweging door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat, model D, dienst 1930, een bedrag van 3.000.ter beschikking te stellen ten behoeve van de verplaatsing van het standbeeld van Her- manus Boerhaave naar de Oegstgeesterlaan, van welk bedrag ƒ2.300.zal worden terugontvangen uit particuliere bijdragen en het restant zal worden verkregen door afschrijving van den post „Onvoorziene Uitgaven". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Baad der Gemeente Leiden, Heeft ondergeteekende de eer in overweging te geven te besluiten, dat het standbeeld van Hermanus Boerhaave naar het kopeinde van het middengazon in de Oegstgeesterlaan worde verplaatst en de daarvoor benoodigde gelden beschik baar worden gesteld. J. H. A. Manders. Leiden, 18 September 1930. Toelichting. In de raadsvergadering van 5 Maart 1928 werd een voorstel van B. en W. behandeld om tot de verplaatsing van het standbeeld van Hermanus Boerhaave, als in het voorstel vervat, over te gaan en de daarvoor benoodigde gelden tot een bedrag van ƒ3000.beschikbaar te stellen. De Baad stond niet welwillend tegenover dit voorstel en stemde het af (209). De motieven daarvoor waren in hoofdzaak, dat het niet noodig was en men daarom een uitgave van 3000. niet verantwoord achtte, vooral daar het Bijk niet genegen was iets in de kosten bij te dragen. Sindsdien is hierin veel veranderd. Er is door meerdere, voornamelijk bij de Universiteit nauw betrokken ingezetenen, reeds een zeer groot gedeelte van het benoodigde bedrag bijeengebracht, zoodat hieruit blijkt, dat ook zeer vele Leidsche ingezetenen wel prijs op een waardiger plaats voor dit standbeeld stellen, terwijl nu van de gemeente nog slechts een geringe bijdrage voor de verplaatsing zal gevor derd worden. Maar bovendien is er in de locale omstandig heden veel gewijzigd. Een algeheele verbreeding van den ii

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 2