DINSDAG 2 SEPTEMBER 1930.
205
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXVII. Voorstel tot toekenning van een periodieke ver
hooging van wedde bij vervroeging aan den Geneesheer-
Directeur van de gestichten »Èndegeest", »Voorgeest" en
»Rhijngeest".
(Zie Ing. St. No. 181).
De heer Bergers heeft geen bezwaar tegen het voorstel,
hij juicht het zelfs toe. Er zijn echter anderen, die in dezelfde
positie verkeeren. Dr. Sperna Weijland en de heer Fros aan
het abattoir hebben ook al een dergelijk verzoek gedaan en
er ligt ook nog een voorstel van wijlen den heer Sijtsma.
Men hoort er niets van, de zaak blijft bij de Commissie ad
hoe, maar, wanneer men voor één ambtenaar een uitzonde
ring maakt, wekt men ontstemming bij de anderen.
De Voorzitter antwoordt, dat de heeren Sperna Weiland
en Fros hebben verzocht hun functies in een andere categorie
in te deeleri, dus niet zoozeer een verhooging van salaris. Die
zaak is in onderzoek en zij komt tegelijk met alle andere
quaesties aan de orde.
De heer Kooistra verklaart namens zijn fractie, dat deze
geen stemming zal vragen. Het zou haar echter aangenaam
zijn geweest, wanneer tegelijkertijd de salarissen van de amb
tenaren aan de orde hadden kunnen zijn gesteld.
Omdat het zoo lang duurt, heeft sprekers fractie gemeend
deze verklaring te moeten afleggen, met het verzoek er bij
de Commissie ad hoe op aan te dringen met de herziening
van de salarissen der ambtenaren spoed te maken.
De Voorzitter antwoordt, dat de Commissie ad hoe den
wenk van de heeren wel ter harte zal nemen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXVIII. Praeadvies op de verzoeken van den Marktkoop-
liedenbond voor Leiden en Omstreken »Ons Belang" en van
den Nederlandschen Bond van Marktkoopliedenvereenigingen
in zake het aanbrengen van verschillende wijzigingen in de
regelingen betreffende de Algemeene Markten.
(Zie Ing. St. No. 177).
De Voorzitter stelt hierbij aan de orde het verzoek van
den Ned. Bond van Marktkoopliedenvereenigingen, om dit
praeadvies tot een volgende vergadering aan te houden.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethou
ders besloten.
XXIX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be
hoeve van den bouw van een brug over het Galgewater c.a.
tusschen den Haagweg en den Morschweg, ten westen van
de spoorbrug in de lijn naar Woerden.
(Zie Ing. St. No. 178).
De heer Manders zegt, dat, wanneer men de stukken, welke
ter visie zijn gelegd, nagaat, het treft, dat Burgemeester en
Wethouders voor deze nieuwe brug over het Galgewater
een doorvaartwijdte van 8 M. alleszins voldoende achten.
Het mag toch aan het College niet onbekend zijn, dat op
elk gebied, maar voornamelijk op dat van het vervoer, de
technische hulpmiddelen, daarvoor gebezigd, geweldig zijn
vooruitgegaan. Met de uitbreiding, welke de middelen
van vervoer in de lucht en te land ondergaan, houden die
te water gelijken tred. De schepen zijn van de modernste
bewegingsinrichtingen voorzien op den wind alleen te kunnen
rekenen is te langzaam voor dezen tijd en ook de stoom
machine heeft voor de binnenvaart voor een groot deel het
loodje erbij moeten leggen. De motor werd bij deze vaar
tuigen reeds lang toegepast en werd meer en meer volmaakt.
Toch ging het vervoer nog te langzaam, de hoeveelheden,
met deze vaartuigen vervoerd, waren te gering, om aan de
concurrentie het hoofd te kunnen bieden. De Rijnschepen
werden steeds grooter en angstvallig wordt ook deze verrui
ming door andere vaartuigen gevolgd. Waar het einde van
deze grootere tonnenmaten voor schepen zijn zal, is niet te
voorspellen. Het begin dezer verruiming is reeds langen tijd
geleden, toch kon een 100 jaar geleden een Rijnschip nog
geborgen worden in de slootjes, welke onder de welbekende
jaagbruggen op den Rijn uitkomen. Het verschil in afmetingen
in een betrekkelijk kort tijdsverloop een brug wordt jtoch
niet voor een tijdvak van 25 jaar gebouwd mag hiermede
wel voldoende gedemonstreerd zijn.
Nu heeft de spoorbrug, waarnaast deze brug komt te liggen,
een doorvaartwijdte van 7.55 M. Deze brug werd, als ik mij
niet vergis, in 1850 gebouwd. Toen reeds, dus 80 jaar ge
leden, achtte men een doorvaartwijdde van 7.55 M. noodig.
Zou men dan nu nog daarmede kunnen volstaan? Er liggen
toch achter deze brug meerdere terreinen, welke als industrie
terrein zeer geschikt zouden zijn, daar zij aan de eene zijde
aan het water, aan de andere zijde aan den weg grenzen.
Een gunstiger gelegenheid is niet denkbaar. Het vaarwater
is er zoo breed, dat een bijna onbeperkte ligplaats hierin
voor de schepen tot laden en lossen en tot overlossen mogelijk
is. l)e industrie wordt daar gehandicapt door de nauwe door-
vaartopeningen, welke meerdere bruggen in en buiten Leiden
hebben. De bruggen in en buiten Leiden worden echter alle
geleidelijk tot op een doorvaartwijdte van 8 M. vernieuwd,
het scheepvaartwater in de stad leent er zich niet toe om
grootere vaartuigen te laten passeeren. Gemakkelijk zou het
daarom zijn voor het door spreker bedoelde gebied den
vaarweg langs het Rijn- en Schiekanaal te kiezen, doch ook
daar zijn de bruggen te nauw en is het vaarwater daardoor
reeds voor een deel bedorven. Toch is nog niet alles verloren,
wanneer men zich maar voorneemt, om van nu af op een
grooter verkeer te rekenen.
De Trambrug over den Trekvliet heeft) een doorvaartwijdte
van 7.60 M.; dit zal de grootste hinderpaal blijken te zijn.
Hoe het mogelijk is, dat deze brug op zulk een nauwe door
vaartwijdte is gemaakt en dat Leiden dat niet heeft weten
te voorkomen, is spreker geheel een raadsel. De Wouteren-
brug over den Trekvliet heeft een doorvaartwijdte van 7.50 M.,
doch dit is een brug, welke geen gewicht in de schaal mag
leggen. De Wittepoortsbrug heeft een doorvaartwijdte
van 7 M.
Niet vergeten mag hierbij echter worden, dat deze bruggen
alle gebouwd zijn, toen de Leiderdorpsche brug over den Rijn
nog slechts een doorvaartwijdte had van 7.58 M. en de Kou-
dekerksche brug van 7.26 M., terwijl toen de bruggen over
het Rijn-Schiekanaal naar den Haag nog alle vaste bruggen
waren met veel geringere doorvaartwijdten.
Thans is de Koudekerksche brug 10 M. wijd, ook de Lei
derdorpsche brug, ook de Wilhelminabrug, ook de spoorbrug
over het nieuwe kanaal en ook de Lammebrug. Zelfs de
spoorbrug in de lijn LeidenWoerden over den Trekvliet heeft
een wijdte van 10.65 M. Waar hier beweerd wordt en
het is zoo! dat een grootere doorvaartwijdte zooveel meerdere
kosten voor den bruggenbouw medebrengt, kan spreker zich
niet indenken, wat anders de Spoorwegen er toe bewogen
zou hebben deze brug op een zooveel grootere doorvaart
wijdte te maken, dan het inzicht, dat dit in het belang van
de scheepvaart noodig is, of den dwang van andere, hoogere
lichamen daartoe, welke meenden, dat dit noodig was.
Ook de Spanjaardsbrug heeft een grootere doorvaartwijdte,
n.l. van 10.21 M., en de nieuwe Havenbrug werd ten behoeve
van één industrie, de Leidsche Lichtfabrieken, op een door
vaartwijdte van 11 M. gebracht.
Moet hier dan een ander standpunt worden ingenomen?
Zelfs van de verderop over den Rijn gelegen bruggen, waar
voor het dus minder zin nog zou hebben dan voor deze brug,
zijn er met grootere doorvaartwijdte gemaakt. De Rijksbrug
aan het Haagsche Schouw heeft een doorvaartwijdte van
8.50 M., de brug in den weg KatwijkNoordwijk zal volgens
de stukken eveneens een doorvaartwijdte van 8.50 M. ver
krijgen.
Spreker meent dan ook, dat, waar een geregelde vooruit
gang van de middelen van vervoer ook te water valt waar
te nemen en waar ook bij de meeste bruggen hindernissen,
welke ter wille van het landverkeer nu eenmaal in de vaart
noodig zijn met dit grootere scheepvaartverkeer reeds in de
laatste jaren overal rekening is gehouden, ook de gemeente
Leiden dit hier moet doen.
Een doorvaartwijdte van 10 M. zou hier naar sprekers
meening aangehouden moeten worden, maar reeds elke ver
ruiming van doorvaartwijdte zal aan handel en industrie
welkom zijn. De ƒ13.000.welke hier deze meerdere door
vaartwijdte kosten zou, is naar zijn meening in het be
lang van Leidens handel en industrie volkomen gerecht
vaardigd, beter althans kan dit bedrag op andere uitgaven
bezuinigd worden.
Wanneer deze brug echter op 8,75 M. of 9 M. wordt ge
bracht, zou het verschil in kosten slechts in het eene geval
f 4500.in het andere geval 6000.bedragen.
Het zou verkeerd zijn, deze brug te gaan maken op een
doorvaartwijdte van 8 M. Minstens is 8.50 M. of 8.75 M. noodig,
al ligt 10 M. nog meer op den weg van de gemeente.
De heer Wilbrink kan in het algemeen den heer Manders
toegeven, dat kunstwerken te water zoo ruim mogelijk moeten
worden aangelegd, maar er zijn toch grenzen. Men moet geen
kunstwerken gaan uitvoeren zoodanig, dat de meerdere ruimte
tot in een verre toekomst absoluut geen nut kan afwerpen,