264
DINSDAG 2 SEPTEMBER 1930.
XXd. Benoeming van een tijdelijk leeraar in het Fransch
aan het Gymnasium, voor den cursus 19301931.
(Zie Ing. St. No. 183).
Wordt benoemd voor den cursus 19301931Mej. Dra. A.
M. M. Smit, met algemeene (28) stemmen.
Vervolgens wordt de nieuwe stemming gehouden over punt
XVII (vacature plaatsvervangend voorzitter van de Commissie
van Advies, bedoeld in art. 35 van de verordening, regelende den
rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden).
De uitslag van deze stemming is, dat zijn uitgebracht 28
stemmen, waarvan op: de heeren J. H. A. Manders 10, J. J.
Vallentgoed 7, Mr. A. J. Romijn 7, Mr. H. F. A. Donders 2,
Th. B. J. Wilmer 1 en F. Eikerbout 1.
Aangezien niemand de volstrekte meerderheid van stemmen
op zich vereenigd heeft, wordt een nieuwe vrije stemming
gehouden.
De uitslag van deze stemming is, dat zijn uitgebracht 28
stemmen, waarvan op de heeren Mr. A. J. Romijn 10, J. H.
A. Manders 9, J. J. Vallentgoed 8 en Th. B. J. Wilmer 1.
Aangezien wederom niemand de volstrekte meerderheid van
stemmen op zich vereenigd heeft, wordt een herstemming
gehouden tusschen de heeren Mr. A. J. Romijn en J. H. A.
Manders.
De uitslag van deze herstemming is, dat wordt benoemd
met 18 stemmen de heer Mr. A. J. Romijn: de heer J. H.
A. Manders verkreeg 7 stemmen, terwijl 1 stembiljet in
blanco was.
(De heeren Romijn en Manders namen aan deze stemming
geen deel.)
De heer Romijn verklaart de benoeming aan te nemen.
De heer Groeneveld, die inmiddels ter vergadering is ge
komen, verklaart de benoeming tot lid van de Commissie
voor het Onderwijs aan te nemen.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
XXI. Praeadvies op het verzoek van J. A. Verhoog, om
eervol ontslag als Hoofdopzichter der Gemeentewerken.
(Zie Ing. St. No. 168.)
De heer Groeneveld zegt vernomen te hebben, dat de heer
Verhoog na zijn ontslag als Hoofdopzichter der Gemeentewer
ken zal worden benoemd tot opzichter bij de gemeentelijke
woningstichting. Mocht dat gebeuren, dan zou spreker dat
verkeerd vinden, omdat er toch al algemeen over geklaagd
wordt, dat verschillende gepensionneerden aan anderen het
brood uit den mond nemen. De heer Verhoog zou dan in een
andere gemeentebetrekking terugkeeren, zoodat zijn ontslag
slechts een schijnvertooning zou zijn.
De Voorzitter kan niet inzien, wat de zaak, waarover de
heer Groeneveld wil spreken, te maken heeft met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, om den heer Verhoog op
diens verzoek eervol te ontslaan. De heer Groeneveld kan die
zaak, welke op het besluit van den Raad ten aanzien van
dit punt der agenda geen invloed kan hebben, bij een inter
pellatie ter sprake brengen, maar thans is zij niet aan de orde.
De heer Groeneveld geeft toe, dat de voorzitter formeel
gelijk heeft, maar wijst er op, dat, wanneer het gerucht, dat
hem ter oore kwam, waarheid bevat, de zaak hierop neer
komt, dat de heer Verhoog niet uit den gemeentelijken dienst
gaat, omdat de woningstichting een gemeentelijke instel
ling is.
De Voorzitter doet opmerken, dat iemand, die in dienst
wordt genomen bij een stichting, door de gemeente in het
leven geroepen, daarom nog niet in gemeentedienst is. Hij
geeft den heer Groeneveld in overweging, om, indien hij
omtrent deze aangelegenheid iets wenscht te vragen, daarvoor
een andere gelegenheid te zoeken.
De heer Groeneveld zegt niet verder op de zaak te zullen
ingaan, maar spreekt de hoop uit, dat de gemeentelijke
woningstichting de welverdiende rust van den heer Verhoog
niet zal verstoren.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen.)
XXII. Rekening, dienst 1929, van het Burgerlijk Armbe
stuur.
(Zie Ing. St. No. 172).
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt deze
rekening goedgekeurd.
(Mevrouw Braggaarde Does en de heer Goslinga hadden
tijdens de behandeling van dit punt de vergadering tijdelijk
verlaten).
XXIII. Voorstel:
o. tot verhuring van het pakhuis aan de Lokhorststraat
No. 20 aan A. Christiaanse;
b. tot wijziging van het Raadsbesluit van 29 Maart 1920
in zake de verhuring van het perceel Lokhorststraat
No. 18 aan de Wed. C. M. van Halderen.
(Zie Ing. St. No. 173).
De heer Kooistra vraagt, welke veranderingen aan het be
trokken perceel zullen worden aangebracht. Het is zoo klein,
dat er een groote verbouwing zal moeten plaats hebben, wil
het voor bewoning geschikt worden.
De heer Splinter antwoordt, dat het plaatsje achter het
pakhuis, dat aan Christiaanse wordt verhuurd, wordt getrokken
bij de woning van de Wed. van Halderen, waardoor die woning
meer licht en lucht krijgt en het mogelijk wordt de W. C.
te verplaatsen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXIV. Voorstel tot verkoop van een gedeelte grond aan
het verlengde van de Marnixstraat, hoek Molenstraat, Sectie
N, No. 788 ged., aan de R.K. Coöperatie «Eendracht".
(Zie Ing. St. No. 174).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXV. Voorstel tot gedeeltelijke kwijtschelding van de
pachtsom over het pachtjaar Mei 1929Mei 1930 voor de
buffetten der Stads-Gehoorzaal aan W. F. van Ingen Schenau Jr.
en tot vaststelling van den desbetrefïenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 175).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXVI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten
behoeve van het aanbrengen van eenige voorzieningen in het
aan het Instituut «Kern" verhuurde gedeelte van het gebouw
»'s Gravenstein".
(Zie Ing. St. No. 176).
De heer Zitman vindt, dat veel geld wordt besteed aan dat
kolossaal stevige gebouw. Het wordt half gesloopt, want men
gaat den moerbalk, de kinderbalken en de vloeren er uit breken,
om een zwaarderen balk te leggen. Zou men niet een stalen
balk kunnen leggen onder den moerbalk? Hij vreest, dat de
kosten nog hooger zullen worden dan de duizend gulden, welke
er voor uitgetrokken is. Hij zou er de voorkeur aan geven,
de boekenkasten te verplaatsen naar den wand, en het gebouw
te laten, zooals het is. Hij heeft het gebouw elf jaar in onder
houd gehad voor Oorlog, dus hij kent het door en door.
V T'* 'i-
De heer Splinter antwoordt, dat het door den heer Zitman
geopperde denkbeeld ook in de Commissie van Fabricage is
overwogen, maar de Commissie vond dat niet wenschelijk.
Ook is overwogen, of men den balk kon ophangen, maar dat
was technisch niet uitvoerbaar; ook het verplaatsen van de
boekenkasten is niet wel mogelijk, omdat men de ruimte niet
kan missen. Het voorgestelde werk is dus noodzakelijk. Voor
overschrijding van het geraamde bedrag, dat op zich zelf
hoog is, behoeft niet te worden gevreesd.
De heer Zitman erkent, dat het moeilijk zal zijn de in
deeling van het gebouw te wijzigen. Maar kan het Instituut
Kern niet wat meer huur betalen? De huur is wel wat laag.
De heer Splinter merkt op, dat de huur pas verhoogd is.
Juist daarom is verzocht deze zaak in orde te brengen.