DINSDAG 2 SEPTEMBER 1930.
273
in verhouding tot hetgeen noodig zal zijn voor de radio-distri
butie, betrekkelijk kort, zoodat men mag verwachten, dat dit
voordeel geen grooten invloed zal hebben op de te maken kosten.
Aan de Haarlemmerstraat, de Breestraat en den Hooge-
woerd zullen de kabels voor de radiodistributie aan beide
zijden van den weg moeten gelegd worden.
Verder schijnt het ongewenscht in dezelfde sleuf bij den
electrischen kabel den kabel van de radio-distributie te leggen.
Wanneer men moet graven voor herstelling aan den eenen
kabel loopt men groot gevaar den anderen te beschadigen.
Men legt toch ook de buizen van gas- en waterleiding en
van electriciteit niet stijf naast elkaar in dezelfde sleuf. In
de praktijk zal dat niet gaan en toch is dit een van de grond
slagen van de kostenberekening.
De adviseurs van Burgemeester en Wethouders hebben op
dit terrein ook geen ervaring. Hun ervaring ligt op geheel
ander gebied. Men kan dit niet vergelijken met het leggen
van een electrischen kabel en het werk zal enorm veel duurder
uitkomen dan men nu aanneemt. Denkt men inderdaad kabels
te kunnen leggen door de stad voor 150.000? Daar is wel
een millioen mee gemoeid. Voor dit belangrijke onderdeel
van het werk is geen serieuse kostenberekening gemaakt.
Ook uit financieel oogpunt zal het plan tot een fiasco leiden,
te meer, daar de toekomst zich niet zoo schitterend laat
aanzien.
Men kan Ter Meer laten voortgaan met de exploitatie van
zijn bedrijf. Acht men het echter wenschelijk, dat in alle
deelen van de stad gelegenheid is tot aansluiting bij de distri
butie, dan moet men de andere aanvragers, die zich indertijd
hebben aangemeld, in de gelegenheid stellen ook een gedeelte
van de stad te voorzien. Burgemeester en Wethouders erken
nen, dat die andere aanvragers volkomen terecht van de
exploitatie hebben afgezien, omdat zij geen vergunning konden
krijgen van de P. T. T. Dat was van hen een zeer juist stand
punt. Ter Meer is wel zoo brutaal geweest het er op te
wagen, maar de Raad kan niet de stelling aanvaarden, dat
een brutaal mensch een derde van de wereld heeft. Als de
distributie aan particulieren wordt overgelaten, hebben de
menschen, die zich toen hebben teruggetrokken, nu nog alles
zins recht op de gelegenheid een deel van de stad te be
dienen.
Spreker vindt het risico voor de gemeente te groot en
acht het het beste, dat de gemeente een afwachtende houding
aanneemt.
Spreker vraagt zich af, waaraan de heer Koole het recht
ontleent om te verlangen, dat de gemeente niet alleen het
geheele bedrijf overneemt en bedrijfsschade betaalt, inaar
ook de werkliedeu van den heer Ter Meer in haar dienst
neemt. De heer Ter Meer was in het bezit van een vergun
ning, die ten allen tijde door de gemeente kon worden inge
trokken. Spreker vraagt zich ook af, wat er zal moeten ge
beuren bij de socialisatie van allerlei bedrijven en vooral van
die bedrijven, waarmede de overheid niets te maken heeft,
indien de sociaal-democraten daarbij het standpunt innemen,
dat thans door de heeren Koole en van Eek bij de behan
deling van dit voorstel is verdedigd.
De heer Bergers zegt een sterk tegenstander te zijn van
gemeentelijke bemoeiing, tenzij de gemeente genoodzaakt is
in te grijpen. Zoolang spreker niet heeft vernomen, dat er
geen andere uitweg is en dat de beste, voordeeligste en
eerlijkste manier van handelen is het distributiebedrijf van
den heer Ter Meer over te nemen, kan hij zijn stem aan
het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet geven.
Spreker gevoelt er het meeste voor zijn stem aan het voorstel
van den heer Donders te schenken.
De heer Parmentier zou in dit geval voor gemeentelijke
distributie zijn, indien de bewering van den heer van Eek
juist was, dat de radio behoort tot de noodzakelijke levens
behoeften. Het laatste is echter niet het geval. De bewering
van den heer van Eek is een uiting van overbodige en daarom
schadelijke opschroeving van het levenspeil.
Radio is een luxe, die het leven kan veraangenamen, maar
zij is in geen geval een levensbehoefte.
De contributie zai 24.per jaar bedragen, de aanslui-
tingskosten 40.en dan heeft men nog een luidspreker
noodig van 45.of 50.dus te zamen rond 80.
Wanneer men nu een eigen toestel kan koopen voor 125.
(en het is zeer aannemelijk, dat dit in de naaste toekomst
het geval zal zijn), dan is het absurd te onderstellen, dat men
een uitgave zal doen van 80.en een jaarlijksche aan
sluiting zal nemen van 24.dat moet een fiasco wordeu. De
menschen zullen dan het groote voordeel verkiezen van een
eigen toestel, dat zij op elk gewenscht station kunnen af
stemmen, boven de distributie, waarbij zij afhankelijk zijn
van wat het kantoor hun gelieft te geven.
Spreker gevoelt dus het meeste voor geen gemeentelijke
distributie en geen uitbreiding van het bestaande. Het zou
echter onbillijk zijn tegenover Ter Meer, gezien de moeite,
die hij zich gegeven heeft, en het kapitaal, dat hij in de zaak
gestoken heeft, de vergunning in eens in te trekken. Natuurlijk
kan de gemeente dat doen, want de vergunning is gegeven
tot wederopzeggens toe, maar men rekent er op, dat dit in
de praktijk toch niet gebeurt. Het beste zou dus zijn de ver
gunning zoo te wijzigen, dat het bestaande kan blijven be
houden, maar dat het niet wordt uitgebreid.
De heer Elkerbout voelt er niets voor deze zaak van
gemeentewege ter hand te nemen. Het is beter de radio
distributie aan particulieren over te laten. Meermalen is in
den Raad er op aangedrongen, dat het Waschbureau zoo
spoedig mogelijk weg moest. Daarom heeft dit voorstel spreker
we! verwonderd.
De heer Goslinga zegt, dat de heer Eikerbout steeds voor
het behoud van het Waschbureau heeft gestemd.
De heer Elkerbout erkent dit, hoewel het om bijzondere
redenen was, dat hij er voor was.
Het gemeentebestuur heeft, hoewel het gemeentelijke radio
distributie voorstelt, toch een zekere concessie gedaan aan
den betrokkene. De Wethouder Splinter heeft hem in een
conferentie toegezegd, dat, als hij zich maar bepaalde tot de
Kooi en omliggende straten, de zaak voor hem wel in het
reine zou komen.
Hieruit blijkt, dat Burgemeester en Wethouders zich op het
standpunt plaatsen, dat degene, die met de radio-distributie
is begonnen, daarmede wel moet ophouden, maar op het
oogenblik in dat gedeelte van de stad, waarin hij aan het
werk is, kan blijven voortgaan.
Spreker heeft zich de vraag gesteld, wat de oorzaak is, dat
Burgemeester en Wethouders een bedrag van 0.30 per strek-
kenden meter hebben bepaald, terwijl betrokkene 2.40 per
abonné wilde betalen.
Indien men den open brief van de Leidsche Installateurs-
vereeniging leest, komt men tot andere gedachten dan bij
lezing van het Ingekomen Stuk van Burgemeester en Wet
houders wordeu opgewekt. In den open brief wordt b.v. ge
twijfeld aan de mogelijkheid van snelle afschrijving van het
kapitaal. De Installateursvereeniging wijst ook op de betaling
van 2£ Zwitsersche francs, exclusief auteursrechten, per abonné
per jaar per buitenlandscb station. Uit het Ingekomen Stuk
blijkt niet, of de gemeente dit bedrag ook zal moeten betalen
en hoe het gaan zal, wanneer het programma van meer buiten-
landsche stations wordt uitgezonden. Wel wordt gezegd, dat
in dat geval het iets duurder zal worden, waaruit spreker
heeft afgeleid, dat het abonnementsgeld zal worden verhoogd.
De billijkheid eischt volgens spreker, dat degene, die op
het oogenblik de radio-distributie voor het Kooikwartier ver
zorgt, met dit werk zal mogen voortgaan en hem geen
moeilijkheden door de gemeente in den weg worden gelegd.
Spreker zou gaarne van Burgemeester en Wethouders ver
nemen, of zij de gedachten, die in den open brief zijn geuit,
heoben overwogen en van oordeel zijn, dat de bepalingen,
die in dien brief zijn vermeld, ook van toepassing zullen zijn
ten aanzien van de gemeentelijke radio-distributie.
De heer Goslinga acht het geen wonder, dat deze zaak zoo
sterk de aandacht heeft getrokken en dat zoo vele sprekers
daarover het woord hebben gevoerd. Ook is het geen wonder,
dat verschillende sprekers blijk hebben gegeven nog niet
geheel op de hoogte te zijn van deze materie en dat zij zich
herhaaldelijk hebben vergist, ook bij het doen van voorstellen,
of voorstellen hebben ingediend, die bij de bestaande wettelijke
regeling niet uitvoerbaar zijn. Dat is geen wonder, want deze
zaak is geheel nieuw. Het is dus wel gewenscht, dat Burge
meester en Wethouders de gemaakte opmerkingen beant
woorden en hun standpunt nog eens mondeling toelichten.
In de eerste plaats bestaat, blijkens het debat, bij ver
schillende Raadsleden de misvatting, alsof de gemeente de
macht zou hebben om deze zaak te regelen. Dat is maar zeer
betrekkelijk, In hoofdzaak wordt de radio-distributie beheerscht
door de Telegraaf- en Telefoonwet en het daarop gebaseerde
Radioreglement. De wijziging van de wet is reeds in 4928
tot stand gekomen, maar het Reglement heeft buitengewoon
lang op zich laten wachten. Men zal zich herinneren, dat ge
durende geruimen tijd herhaaldelijk bij den Minister is aan
gedrongen, en speciaal van de zijde van de V.A.R.A., op een
regeling van de verdeeling van den zendtijd en dat de Minister
daarop geantwoord heeft, dat hij dat niet kon doen, maar
dat hij moest wachten op de totstandkoming van het Radio
reglement, dat hem de bevoegdheid zou geven om die regeling
te treffen. Kort nadat, op 9 Mei 4930, dat Reglement was
afgekondigd, is dan ook de bekende, beroemde of beruchte
(dat laat spreker in het midden) regeling van den zendtijd
gekomen.
Ook de radio-distributie is geregeld in dat reglement. Ieder,