224 MAANDAG 4 AUGUSTUS 1930. Het streven naar goede dividenden sluit echter niet altijd in de zekerheid, dat men goede producten krijgt. Er kunnen omstandigheden zijn, waarin het voor den particulieren producent veel voordeeliger is slechtere waren te leveren, om op die manier zijn dividend toch te waarborgen. Bij het particulier beheer staat op den voorgrond het maken van winst, wat het leveren van een goed product volstrekt niet uitsluit, maar bij het beheer, waarop de overheid een belang rijken invloed heeft, staat op den voorgrond het leveren van een goed product tegen een zoo laag mogelijken prijs, hetgeen het maken van winst niet uitsluit. In dit geval moet het argument van de voorziening van de bevolking van goed drinkwater, tegen niet te hoogen prijs, den doorslag geven. Het is jammer, dat men deze uitbreiding van overheidsbemoeiing onder financieel ongunstige voor waarden moet aanvangen. Indien de exploitatie in handen van een particuliere maat schappij is, bezit men niet de noodige waarborgen, dat men haar kan dwingen goed drinkwater te leveren, wanneer dit voor haar buitengewoon moeilijk is. De heer Wilmer zegt nu wel, dat zij daartoe verplicht is, maar in dat geval wordt het een stille of openlijke strijd tusschen dengene, die optreedt voor de behartiging van de belangen der gemeente, en hem, die namens de aandeelhouders handelt, waardoor men absoluut niet de noodige waarborgen heeft een goed product te ver krijgen. Het heeft spreker verbaasd, dat men over het hoofd heeft gezien, dat het hier een monopolistisch bedrijf betreft. Alle partijen, hoezeer zij ook voorstanders mogen zijn van het behoud van het particuliere bedrijf, zijn het er over eens, dat het monopolistisch bedrijf moet worden beheerd door of onder toezicht van de overheid. Men heeft het in den mobilisatie tijd op prijs gesteld, dat de Lichtfabrieken gemeentebedrijven waren, want toen zagen de particulieren er tegen op hun zaken met verlies te exploiteeren. De exploitatie der Lichtfabrieken bewijst, dat de Overheid zeer goed bedrijven kan exploiteeren; niemand zal bezwaar maken tegen de wijze, waarop die bedrijven geëxploiteerd worden. Bovendien, wanneer de heer Bosman gelijk had, dat in het zoeken naar winst en dividend voldoende waarborg zou zijn om een goed product te leveren, waarom heeft de gemeente dan haar Commissaris bij de waterleiding; waarom laat men dat dan niet aan de duinwatermaatschappij over? Juist omdat het een monopolie is; als die maatschappij het niet goed doet, kan geen ander het beter doen; daarom is het niet veilig dit over te laten aan het behalen van winst. Indien onder moeilijke omstandigheden geproduceerd wordt, worden degenen, die naar dividend drijven, in de verleiding gebracht het product daaronder te laten lijden. In normale tijden kan men zeggen: de waterleiding verschaft water, dat niet veel duurder is dan elders, maar in sommige omstandig heden zou men het een zegen kunnen achten, indien men meer invloed had dan tegenwoordig. Niettegenstaande zijn bezwa ren zal spreker dus van harte stemmen vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Hoe staat het echter met de arbeidsvoorwaarden in dienst der Maatschappij? Spreker vraagt dat, omdat de gemeente, wanneer zij straks meer zeggenschap verwerft, mede aansprake lijk wordt voor die arbeidsvoorwaarden. Hoe staat het b.v. met de pensioenregeling? Spreker onderschrijft niet, zooals de heer Donders aanhaalde, dat de Staat een toóvenaar is, die alles kandat zal niemand hier beweren, maar wanneer het een zaak betreft, die van zoo algemeen belang is en waarbij in zoo hooge mate de belangen der gansche bevolking zijn betrokken, dan moet de exploitatie geschieden door een Col lege, dat ten slotte het streven naar winst ondergeschikt kan maken aan de goede voorziening in de behoefte. Natuurlijk kan spreker niet waarborgen, dat er geen fouten gemaakt zullen worden en dat de producten altijd zonder gebreken zullen zijn of dat de prijs altijd laag zal zijn, maar de voordeelen boven particuliere exploitalie acht spreker zoo groot, dat hij over zijn bezwaren zal heenstappen en gaarne zijn stem zal geven aan het voorstel van het College. De heer Manders heeft geen bezwaren tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Spreker meent, dat vele bezwaren tegen het voorstel zeer sterk worden overdreven en dat hetgeen in het voordeel daarvan spreekt ten zeerste wordt verkleind. Het is mogelijk, dat men, zooals de heer Bosman zegt, met 300% het volle pond voor de aandeelen betaalt, maar de aandeelhouders kunnen een gewaarborgd dividend van 15 dat zij door den verkoop hunner aandeelen krijgen, beter gebruiken dan een dividend, dat misschien wel eens hooger zou kunnen zijn, maar waaraan toch ook een groot risico verbonden is. Volgens den heer Donders kent men het buizennet en de winningsplaatsen niet. Uit hetgeen spreker steeds gezien heeft, meent hij echter te kunnen constateeren, dat het buizennet over het algemeen in een goeden staat van onderhoud verkeert, zooals ook het rapport van Ir. Krul zegt, al mankeert er hier of daar misschien wat aan. Niettegenstaande de gebreken, die Ir. Krul geconstateerd heeft, beveelt hij toch het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan. Wanneer men het goede er uit haalt, ziet men in dat rapport iets geheel anders dan de heer Donders meende. Het is toch duidelijk, dat zoo'n buizennet van 100 K.M. (een afstand van Leiden naar Arnhem) niet zonder waarde is. Spreker geeft toe, dat de winplaats eenmaal, wat uitbreiding betreft, uitgeput zal zijn, maar dan zal men toch naar andere uitbreidingsmiddelen om moeten zien; dat zal ook de maatschappij moeten doen, en, wanneer de gemeente de aandeelen heeft overgenomen, ook de gemeente. Dat is evenwel geen bezwaar. De Maatschappij zorgt nu ook reeds voor uitbreiding van het winningsgebied en, heeft dit straks niet voldoende capaciteit meer om de geheele gemeente van water te voorzien, dan is het toch een heel groot voor deel, wanneer de gemeente zelf de aandeelen in handen heeft, zoodat zij er voor kan zorgen, dat zij zelf het duinwater krijgt, en niet eerst de omliggende gemeenten, waarmede de Maat schappij nu een contract heeft afgesloten. Zou in de toekomst op andere wijze water worden verkregen, bijvoorbeeld uit Rijn of Kaag, dan zal dit toch niet tot hoogere uitgaven leidenhet kan zelfs voordeeliger zijn, indien Leiden gedwongen wordt rivierwater te gebruiken, dan dat het zijn winnings terrein in de duinen moet uitbreiden, maar de qualiteit van het water zou slechter worden. De aandeelen betaalt men daarom niet te duur, zooals de heer Donders nu zegt. Het bezwaar, dat de qualiteit er onder zou lijden, kan noch dooi de Maatschappij voorkomen worden, noch door de gemeente; daar is niets aan te doen. De uitgaven zouden daardoor echter, zooals gezegd, niet grooter worden. Door deze transactie krijgt de gemeente een buizennet van 100 K.M., 95 H.A. duinterrein, 14 ambtswoningen, een kantoor, een woning aan den Hoogen Rijndijk met watertoren en nog veel meer. Het is toch iets, dat men kan overzien en dat van niet weinig beteekenis is. Spreker geeft het den Raad te doen, om voor l|millioen zoo'n buizennet aan te leggen en 95 H.A. terrein te koopen, al zal op dat buizennet heel wat afgeschreven moeten worden. Men ziet ook dit belangrijke punt over het hoofd, dat, wanneer de Leidsche Duinwater-Maatschappij, zooals dit tot nog toe steeds is gebeurd, met de uitbreiding van haar buizennet zal blijven doorgaan, in latere jaren de opbrengst steeds hooger zal worden, zoodat de gemeente in 1962 bij naasting nog veel grootere uitgaven zal moeten doen, dan nu reeds het geval zou zijn. Spreker heeft een klein bezwaar ten aanzien van de statuten. Ilij acht het n.l. gewenscht, dat de statuten in dien zin worden gewijzigd, dat elk aandeel recht geeft op een stem, zonder eenig voorbehoud. Thans bestaat het voorbehoud, dat niemand meer dan zes stemmen mag uitbrengen. Hij meent, dat de wijziging zal moeten plaats hebben, vóór de koop ge sloten wordt en dat dit in het voorstel van Burgemeester en Wethouders behoorde opgenomen te zijn. De Voorzitter zegt, dat dit juist de bedoeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders is; het is op genomen in het concept-contract. De heer Wilmer zegt, dat hij zich geheel kan vereenigen met vele argumenten, die door de bestrijders van het voorstel zijn aangevoerd. Spreker kan zich voorloopig niet met het voorstel vereenigen. In de eerste plaats is in de toelichting geen enkel concreet feit aangevoerd, waaruit zou kunnen blijken, dat het in het belang van de gemeenschap zal zijn, indien het water voortaan wordt geleverd door de gemeente of een maatschappij, waarin de gemeente meer zeggenschap bezit dan zij in de tegen woordige omstandigheden heeft. In de toelichting van Burge meester en Wethouders zijn eenige redenen genoemd en is een theorie ontwikkeld, waarmede spreker zich niet kan ver eenigen. Spreker heeft ook financieele bezwaren. De rede, die ge houden is door de minderheid van het College van Burge meester en Wethouders, had hij gaarne hooren uitspreken, althans voor een gedeelte, door den Wethouder van Financiën. Spreker had gaarne gewild, dat de Wethouder van Financiën de aandacht van den Raad er op had gevestigd, dat de ge meente thans de zekerheid van een bepaalde winst heeft en dat, wanneer zij een groot aandeel in de zaak neemt met alle gevolgen van dien, deze zekerheid minder wordt en de kans op verlies niet is uitgesloten. De exploitatie van een bedrijf wordt n.l. duurder, wanneer de overheid daarin de meeste zeggenschap krijgt of wanneer het een overheidsbedrijf wordt. In de tweede plaats weet de Raad niet, voor welke groote uitgaven de gemeente zal komen te staan, omdat men niet weet, hoe het met de water win plaatsen zal gaan. Alle zeker heid daaromtrent ontbieekt. Deze groote uitgaven zouden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 8