238
MAANDAG 4 AUGUSTUS 1930.
electriciteitskabels, die hier 1 M. onder den grond liggen, bij
strenge vorst breken. Deze kabel ligt echter over die brug en,
wanneer bij strenge vorst de kabel afknapt, komt de brug
onder stroom te staan, omdat die op stalen pijlers staat. Hebben
Burgemeester en Wethouders reeds deskundig laten onder
zoeken, of er geen gevaar is voor de omwonenden?
De heer Goslinga zegt, dat het College meent, dat de Katoen
Maatschappij niet verplicht is voor het hebben van dezen kabel
nog vergunning te vragen aan den Raad. Deze kabel is ge-
isoleerd; het breken van den kabel heeft dus niet tot gevolg
dat de brug onder stroom komt te staan. Volgens den Directeur
van de Lichtfabrieken was er geen aanleiding tot het stellen
van bijzondere voorschriften dienaangaande.
De motie van den heer van Eek wordt verworpen met 17
tegen 9 stemmen.
Tegen stemmende heeren Meijnen, van Tol, Manders, Romijn,
van Es, Bergers, Wilmer, van der Reijden, Donders, Tepe,
Reimeringer, Goslinga, Kuivenhoven, Huurman, van Rosmalen,
Coster en Zitman.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Eikerbout, de Meij,
Groeneveld, Koole, Vallentgoed, mevrouw BraggaarDe Does,
de heeren van Eek en Kooistra.
(De heer Splinter had de vergadering inmiddels verlaten.)
De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor
gesloten.
De Voorzitter zegt dat hjj thans een spoedeischend voorstel
aan de orde wil stellen. Door het verzuimen van een formaliteit
is een strafverordening der gemeente vernietigd. Spreker doet
mededeeling van het voorstel van de Commissie voor de Straf
verordeningen, dat als volgt luidt
»Bij besluit van 5 Augustus 1929 heeft Uw Vergadering op
ons voorstel (zie Ing. St. 115) o.m. een wijziging gebracht in
de artikelen 24 en 24bis van de verordening op het Rijden,
strekkende om het éénrichtingsverkeer op de beide zijden van
het Rapenburg tusschen Breestraat-Noordeinde en Kloksteeg-
Nonnensteeg uit te breiden tot rijwielen.
Naar aanleiding van een krachtens artikel 9 lid 3 van het
Motor- en Rijwielreglement tegen dit Raadsbesluit ingesteld
beroep door een ingezetene dezer gemeente is de wijzigings
verordening, voorzoover betreft de wijziging van artikelen 24
en 24bis van de Rijverordening, bij Koninklijk Besluit van 3
Juli 1930, No. 215, op formeele gronden vernietigd, n.l. uit
overweging, dat het besluit niet met redenen was omkleed
hetgeen artikel 9 lid 3 van genoemd reglement uitdrukkelijk
eischt.
In het besluit nu komt de volgende motiveering voor:
»DeRaad der Gemeente Leiden, kennis genomen hebbende
van het advies van de Commissie voor de Strafverordeningen
van 13 Juli 1929 en de overwegingen, daarin vervat, tot de
zijne makende,
Besluitenz."
Blijkbaar stelt de Kroon zich op het standpunt, dat een
verwijzing naar de motieven niet voldoende is, doch dat die
motieven zelf met zooveel woorden in het besluit dienen te
worden opgenomen. Uiteraard zal de gemeente zich bij dit
standpunt moeten neerleggen. Waar het éénrichtingsverkeer
ook voor rijwielen gedurende de periode, dat het thans ver
nietigde besluit in werking was, goed heeft gewerkt, en er
overigens geen enkele nieuwe omstandigheid zich heeft voor
gedaan, welke een andere slotsom zou kunnen wettigen, zal
thans, met inachtneming van het Koninklijk Besluit, opnieuw
tot vaststelling van de vernietigde bepalingen moeten worden
overgegaan."
Behalve op dezen formeelen grond heeft de reclamant zich
tevens tegen de wenschelijkheid van die voorschriften gekeerd;
het beroep uit dien hoofde is door de Kroon echter verworpen
de thans vast te stellen wijzigingsverordening kan op zich
zelf derhalve geacht worden onaantastbaar te zijn.
Spreker stelt dus namens de Commissie voor de Strafver
ordeningen spoedeischend voor om het volgende besluit te
nemen
De Raad der gemeente Leiden,
overwegende, dat bij de artikelen 8 en 24 der verordening op
het Rijden het Rapenburg Oostzijde tusschen de Breestraat en
de Kloksteeg in de richting naar de Kloksteeg en het Rapenburg
Westzijde tusschen de Nonnensteeg en het Noordeinde in de
richting naar het Noordeinde zijn gesloten verklaard voor het
berijden respectievelijk met rijtuigen en met alle motorrijtuigen
dat het, ten einde een systematische regeling van het verkeer
op en nabij het kruispunt Rapenburg-Breestraat-Kort Rapen
burg-Noordeinde, alsmede verder over de beide zijden van het
Rapenburg, mogelijk te maken, in het belang van de vrijheid
en veiligheid van het verkeer wenschelijk is de in de vorige
alinea bedoelde regeling uit te breiden tot het verkeer met
rijwielen;
dat derhalve de artikelen 24 en 246is der aangehaalde
verordening behooren te worden gewijzigd, respectievelijk
aangevuld;
stelt vast de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912
Gemeenteblad No. 18) op het Rijdenlaatstelijk ge
wijzigd bij verordening van 5 Augustus 1929
{Gemeenteblad No. 18).
Artikel I.
In artikel 24 vervalt het onder 5 en 6 gestelde en wordt
in plaats van »7" en »8" gelezen onderscheidenlijk »5" en »6".
Artikel II.
In artikel 24bis wordt de punt achter Morschstraat ver
vangen door een puntkomma en aan het artikel wordt toe
gevoegd
»7. het Rapenburg Westzijde, tusschen de Nonnensteeg en
het Noordeinde, in de richting naar het Noordeinde;
8. het Rapenburg Oostzijde, tusschen de Breestraat en de
Kloksteeg, in de richting naar de Kloksteeg".
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot
dadelijke behandeling besloten.
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De considerans en artikelen I en II worden achtereen
volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen, waarna de geheele verordening, eveneens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming, wordt vastgesteld.
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in
het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Zitman vestigt er de aandacht op, dat naast den
schitterend aangelegden tuin van het Laboratorium aan de
Steenschuur een oude, vervallen loods staat, die vroeger bij
gebrek aan andere bergruimte als rijwielloods moest dienst
doen. Nu het gebouw aan de Heerensteeg gereed is, worden
de rijwielen onder den grond bewaard. Spreker stelt de vraag,
of het niet mogelijk is, dat het gemeentebestuur thans eenigen
invloed uitoefent op het Rijk, om te trachten deze loods te
doen opruimen.
De Voorzitter is gaarne bereid deze zaak nader onder de
oogen te zien. Hij meent echter, dat de loods op het oogenblik
niet kan worden gemist, hoewel het een leelijke sta-in-den-
weg is.
De heer van Es acht het wenschelijk, dat bij het nood-
bruggetje, dat gemaakt is bij Cronesteynkade, een bord wordt
geplaatst, waarop is aangegeven, dat wielrijders aan beide
zijden moeten afstappen. De toestand is thans zoo, dat de
wielrijders bij het passeeren op 't rijwiel mogen blijven zitten,
hetgeen niet zonder gevaar is. Wanneer spreker ziet, dat op
de breede noodbrug bij de Zoutkeet de wielrijders moeten
afstappen en zij ook bij de Koestraat aan één kant moeten
afstappen, zou hij er sterk op willen aandringen ook het
verkeer per rijwiel over dit bruggetje te verbieden.
De Voorzitter zal onmiddellijk met den waarnemenden Com
missaris van Politie overleg plegen en maatregelen overwegen.
Den heer van Es is het opgevallen, dat op de Haarlem
merstraat bij de Donkersteeg verschillende kooplieden met
manden met bloemen staan; dat schijnt toegestaan te zijn,
hoewel het toch wel niet de bedoeling zal zijn, dat zij voor
die steeg blijven staan. Die weg is echter dikwijls versperd,
doordat zij de manden op den grond vóór de steeg zetten.
Spreker vestigt daarop de aandacht en vraagt, of de politie
daarop niet eens bijzonder het oog kan houden.
De Voorzitter wil gaarne hierop de aandacht van de
politie vestigen; dit is een »oude bekende" van spreker.
De heer Groeneveld zegt, dat daar, bij de Koning, ook
een auto op het trottoir staat.
Spreker wil verder iets zeggen over den molen De Stier.
Deze is particulier eigendom, maar staat op gemeentegrond.
Indertijd was er sprake van hem af te breken; de Raad
wilde dat echter niet en stelde dus blijkbaar prijs op zijn
behoud. Wanneer echter niets gedaan wordt, vreest spreker,
dat die molen van zelf zal verdwijnen; op het oogenblik is