'228
MAANDAG 4 AUGUSTUS 1930.
krijgen van meer zeggenschap in de gestie van de Leidsche
Duinwater Maatschappij, hetgeen door de aanneming van dit
voorstel niet tot 1962 wordt verschoven. De cijfers, die gegeven
zijn in de toelichting, toonen wel aan, hoe onmogelijk het is
het bedrijf in 1937 te naasten.
Het is niet juist, dat, zooals de heer Parmentier zei, de
aandeelhouders een dergelijke groote winst gratis aan de ge
meente afstaan. Tot het maken van die groote winst zouden
zij nooit komen, aangezien de voorwaarden der naasting te
zwaar zijn voor de gemeente. Men staat hier voor de vraag:
zal de gemeente zich de zeggenschap over de Leidsche Duin
water Maatschappij verzekeren a raison van 1,5 millioen
of moet de zeggenschap van de gemeente over de Leidsche
Duinwater Maatschappij gedurende de eerstvolgende 30 jaren
blijven, zooals ze thans is, d.i. naar het oordeel van degenen,
die daarvan op de hoogte zijn, onvoldoende?
De heer Parmentier heeft gezegd, dat Burgemeester en Wet
houders dit voorstel hebben verdedigd met sociaal-democra
tische argumenten. Spreker zou misschien het maken van deze
opmerking kunnen toeschrijven aan de jeugd van den heer
Parmentier. Spreker wijst er echter op, dat indertijd door de
anti-revolutionnairen in dezen Raad scherpe critiek is uitge
oefend op het gemeentebestuur, dat toen in handen van vrij
zinnigen was, juist naar aanleiding van deze concessie.
Herhaaldelijk is er door de anti-revolutionaire partij aan
merking op gemaakt, dat de monopolistische bedrijven in
handen waren van concessionarissen en niet in die der gemeente,
omdat het streven naar winst daarbij ondergeschikt moet zijn
aan de voorziening in de behoefte. Dat is heelemaal geen
socialistisch argument. De sociaal-democraten hebben dat over
genomen van de anti-revolutionairen. Wanneer de heer Par
mentier nu beweert, dat met sociaal-democratische argumenten
de zeggenschap der gemeente in een dergelijk monopolistisch
bedrijf wordt verdedigd, dan kent hij de geschiedenis van
zijn eigen partij op het gebied der gemeentepolitiek niet. In
Amsterdam hebben de anti-revolutionairen altijd geijverd
voor overneming van de drinkwatervoorziening van de Amster-
damsche Duinwater-Maatschappij door de gemeente; dat is
b.v. gedaan door Heemskerk en zelfs door Fabius, die toch
niet bekend staat als een zeer vooruitstrevend man. Uit het
werk van Dr. Kuyper omtrent gemeentepolitiek blijkt ook
dat dit heelemaal niet revolutionair is. Nu moet men elkaar
niet vangen op een woord; het is mogelijk, dat er een uit
drukking in voorkomt, die, als men haar onder de loupe
neemt, niet geheel zuiver op de graat is, maar het gaat hier
toch om de zaak, n.l. dat de gemeente meer zeggenschap
moet krijgen in de watervoorziening der bevolking. Spreker
meent, dat de gemeente dat kan doen, zonder haar financieel
belang te schaden; spreker is het met den heer de Reede
eens, dat de winstcapaciteit van deze onderneming voldoende
is, om de rentabiliteit van het hierin gestoken geld te waar
borgen. Spreker begrijpt niet, hoe de heer Wilmer kan be
weren, dat de zekerheid van de winst door deze transactie
minder wordt; er gebeurt niets anders dan dat 418 aandeelen,
die nu zitten in de brandkasten van verschillende particulieren,
samenvloeien in de kluis van den Gemeente-ontvanger, als
eigendom der gemeente. Het eenige, wat gebeurt, is, dat de
gemeente eigenaresse wordt van die aandeelen. De heeren
zijn blijkbaar buitengewoon bang voor zich zelf, dat zij allerlei
gekke dingen gaan doen; daar is spreker heelemaal niet bang
voor; dat gebeurt bij de andere bedrijven, die den toets der
critiek kunnen doorstaan, toch ook niet. Kan de gemeente
niet trotsch zijn op haar gasfabriek, die 80 jaar bestaat, en
op de eiectrische centrale, die 25 jaar bestaat? Spreker ziet
dus niet in, dat de zekerheid van het winstaandeel minder
wordt; hij acht de winstcapaciteit der waterleiding zoodanig,
dat de rente van het geld, dat hiervoor opgenomen moet
worden, ruim gedekt is, in elk geval gedekt.
De heer Donders heeft berekend, dat de rente ongeveer 4
zou zijn, maar hij heeft daarbij de vergissing gemaakt het winst
aandeel op het oogenblik op 100.000.te bepalen, terwijl het
slechts 89.000.is, dus 11.000.minder.
De gemeente ontvangt in het ongunstigste geval de rente
van het geld, dat zij moet opbrengen, behoudens het aandeel
in de winst, dat zij op het oogenblik heeft.
Het risico, dat de gemeente, evengoed als de Leidsche
Duinwater Maatschappij, heeft, om een gebied van 100.000
zielen gedurende 30 jaren van goed drinkwater te voorzien,
moet men stellen tegenover de medezeggenschap, die de ge
meente in het bedrijf krijgt en die toch voor de burgerij van
het allergrootste belang is.
Men heeft zich dus af te vragenzijn de risico's, die men
loopt en die ook, ais de gemeente de aandeelen niet bezit,
zij het indirect, voor haar rekening komen, grooter dan de
medezeggenschap, die de gemeente door het bezit van de aan
deelen krijgt, waardoor zij de risico's verkleint of geheel opheft?
Spreker gelooft niet, dat tegen deze overname zooveel finan-
cieele bezwaren kunnen worden ingebracht. Wel zou men
sociaal-politieke bezwaren kunnen aanvoeren.
Het College stelt zich niet voor, dat de gemeente zooveel
van de Leidsche Duinwater Maatschappij zal profiteeren. Het
zal tevreden zijn, wanneer de winst zoo groot is, dat de ge
meente hetzelfde ontvangt als thans, plus hetgeen noodig is
voor den dienst van de leening. Het overige zal worden ge
reserveerd, om daarmede voor het bedrijf alles te kunnen doen,
wat noodig is.
Het College heeft dus deze transactie niet voorgesteld, omdat
het meende daarmede een goede financieele zaak voor de
gemeente te doen, maar wel, omdat het onverantwoordelijk
zou zijn voor een menschengeslacht de drinkwatervoorziening
te laten in handen van particuliere concessionarissen.
Spreker benijdt eigenlijk degenen, die aanstonds hun stem
tegen het voorstel zullen kunnen uitbrengen, want indien de
zaak goed gaat, is men dat tegenstemmen spoedig vergeten,
terwijl men bij een eventueele mislukking zal hooren uit den
mond van de tegenstanders: hebben wij het niet voorspeld?
Zij, die begrijpen, wat het zeggen wil wederom voor 30 jaar
de drinkwatervoorziening in handen te geven van een parti
culiere maatschappij, zullen vóór de overname moeten stemmen.
Burgemeester en Wethouders hebben niet zoo verschrikkelijk
op de particuliere onderneming willen afgeven, maar het is
volgens hen voor geen tegenspraak vatbaar, dat op den duur
de overheid, die geen ander belang heeft te verzorgen dan
het gemeentebelang, beter dan de particulier in staat is voor
de instandhouding en uitbreiding van de drinkwatervoorziening
zorg te dragen.
Spreker legt den nadruk op: op den duur, en acht financieel
de verantwoordelijkheid wel te aanvaarden. Wie dus deze
voorziening in handen van particulieren wil laten, moet tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen; wie
dat niet aandurft, moet er vóór stemmen, maar men moet
het niet om financieele redenen afstemmen. Financieel is deze
zaak niet nadeelig voor de gemeente, zij het ook niet bijzonder
voordeelig. Er is geen bijzonder risico aan verbonden; de
voornaamste reden is echter de goede drinkwatervoorziening
der gemeente. Spreker hoopt, dat deze argumenten den door
slag zullen geven.
Spreker heeft de mogelijkheid, dat de watervoorziening
onvoldoende zal blijken, ook eens besproken met een zeer
geacht en trouw hoofdambtenaar, wiens naam hij bereid is
op aanvrage te noemen. Deze wees spreker er toen op, dat
het industriewater hier zoo bijzonder duur is en dat daarover
veel geklaagd werd, maar dat er niet het minste bezwaar
tegen was het water voor de industrie te betrekken uit de
Kager- of Braasemermeer, maar dat dit in de tegenwoordige
omstandigheden wegens het monopolie der Duinwater Maat
schappij onmogelijk zou zijn. Indien de gemeente meer
zeggenschap had, zou het wel kunnen, waardoor men kost
baar duinwater zou besparen; dan zou men voor de groote
afnemers heel goedkoop water beschikbaar kunnen stellen.
Hetzelfde gebeurt in Amsterdam met het Vechtwater. Deze
mogelijkheid, om indirect de capaciteit der duinwaterleiding
te vergrooten, heeft men niet, indien men dit voorstel afwijst
dan blijft alle zeggenschap in zake de watervoorziening bij
een particuliere maatschappij. Het is van groot belang, dat
de gemeente hierover zeggenschap krijgt; dat is ook gezegd
door een der beste hoofdambtenaren der gemeente, wiens
trouw en onkreukbaarheid boven allen twijfel verheven zijn.
Spreker hoopt dus, dat het voorstel van Burgemeester en Wet
houders op deze gronden zal worden aangenomen.
De heer Huurman vraagt het woord over de orde en stelt
voor de vergadering te schorsen tot des avonds kwart over
acht uur.
Het voorstel van den heer Huurman wordt aangenomen
met 19 tegen 10 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Parmentier, Manders, Romijn,
van Es, Bergers, Eikerbout, Wilmer, Bosman, Donders,Goslinga,
de Meij, Huurman, Groeneveld, Koole, Vallentgoed, mevrouw
Braggaar—de Does, de heeren van Eek, Coster en Kooistra.
Tegen stemmen: de heeren Meijnen, van Stralen, van Tol,
van der Reijden, Tepe, Splinter, Reimeringer, Kuivenhoven,
de Reede en Zitman.
(De heer Groeneveld was inmiddels ter vergadering gekomen).
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8£ uur.