70
N°. 124. Leiden, 27 Juni 1930.
In Uwe Vergadering van 19 Mei j.l. (Ingek. Stukken No. 89)
werd besloten tot oprichting van een kinderspeeltuin nabij
de Seringenstraat ten behoeve van de vereeniging „Zuider
kwartier".
Inmiddels werden ook onderhandelingen gevoerd met het
bestuur van de speeltuinvereniging „Westerkwartier", inzake
de oprichting van een speeltuin voor die vereeniging nabij
den Haagweg. Deze onderhandelingen, waarbij ons College
evenals ten aanzien van „Zuiderkwartier" het standpunt
innam, dat het terrein op kosten van de gemeente tot speel
tuin zou worden ingericht, doch door de vereeniging voor
eigen rekening, derhalve zonder subsidie van de gemeente,
zou moeten worden geëxploiteerd, hebben tot overeenstem
ming geleid, zoodat de aangelegenheid thans bij Uwe Ver
gadering aanhangig kan worden gemaakt.
Blijkens het in de Leeskamer ter visie liggende plan,
waarmede de Commissie van Fabricage zich kan vereenigen,
is deze tweede speeltuin ontworpen op een perceel land in
den Boschhuizerpolder en zal hij een oppervlakte beslaan
van 4000 M2.
Het terrein, dat is te bereiken langs een met koolasch
verharden weg, die ongeveer 28 Meter moet worden ver
lengd, wordt aan drie zijden afgescheiden door een gaashek,
terwijl de afschering langs de sloot aan de Oostzijde door
de vereeniging zelf zal worden aangebracht.
Bij den ingang komt een gebouwtje te staan voor verblijf
van den portier en voor berging van spelmateriaal, terwijl
daarin tevens eenige W. C.'s zullen worden aangebracht.
Nabij dit portiershuisje is een zandbak geprojecteerd.
Het gebouwtje komt, wat de inrichting betreft, vrijwel
overeen met dat, hetwelk voor de vereeniging „Zuiderkwar
tier" is ontworpen. In verband met de omstandigheid, dat
het onderhavige terrein op eenigen afstand van de bebouwde
kom is gelegen, is echter gerekend op een grooter overdekt
gedeelte naast het gebouwtje, zoodat meer kinderen bij
regen een schuilplaats kunnen vinden. Het portiershuisje
zal worden voorzien van een flauw hellende bekapping,
welke aan het aesthetisch aspect ten goede zal komen.
Ter voorziening in de behoefte aan drinkwater, kan, gelijk
bij de zweminrichtingen aan het Bijn-Schiekanaal en de Zijl
geschiedt, gebruik worden gemaakt van een dagelijks van
wege de vereeniging te vullen waterton, aangezien, ook
blijkens een nog nader ingesteld onderzoek, het aanleggen
van een waterleiding te kostbaar zou worden.
De voor rekening van de gemeente komende kosten voor
het inrichten van het terrein met de afscheidingen, portiers
huisje en zandbak worden geraamd op ƒ4100.en kunnen
in dit geval eveneens worden bestreden uit het „Fonds voor
Stadsverbetering, Werkverschaffing en andere Sociale doel
einden".
Tegen de door het bestuur der vereeniging laatstelijk aan
geboden exploitatiebegrooting hebben wij geen bedenking,
zoodat thans de termijn van ingebruikgeving van het terrein
op 3 jaar kan worden bepaald. Ook overigens stemt de
ontwerp-overeenkomst overeen met die, welke met „Zuider
kwartier" werd gesloten.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie
liggende stukken, geven wij Uwe Vergadering alsnu in
overweging:
a. door vaststelling van den hierbij overgelegden begroo-
tingsstaat, model D, dienst 1930, een bedrag van 4100.-—
te onzer beschikking te stellen ten behoeve van de inrichting
van het op de overgelegde kaart aangegeven terrein ten
Zuiden van den Haagweg als kinderspeeltuin;
b. vast te stellen de ter visie liggende ontwerp-overeenkomst
tusschen de gemeente Leiden en de speeltuinvereeuiging
„Westerkwartier" inzake de kostelooze ingebruikgeving van
het sub a bedoelde terrein als kinderspeeltuin.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
H°. 125. Leiden, 28 Juni 1930.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat zij tegen de in hare handen gestelde balans en
verlies- en winstrekening, dienst 1929, van den Keurings
dienst van Waren voor het district Leiden, geene beden
kingen heeft.
Zij geeft U derhalve in overweging deze voorloopig vast
te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
No. 12G. Leiden, 28 Juni 1930.
Tegen de aanslagen van een 4-tal personen in de plaat
selijke inkomstenbelasting van andere gemeenten als werk-
forens bestaat bij ons college bezwaar, omdat de betrok
kenen naar onze meening in de bedoelde gemeenten niet
als zoodanig belastingplichtig zijn.
Onder verwijzing naar de bij de stukken in de Leeskamer
gevoegde staten A en B, geven wij Uwe Vergadering mits
dien in overweging te besluiten:
a. tot het indienen van bezwaar bij Gedeputeerde Staten
van Zuid-Holland tegen de aanslagen als werkforens over
het belastingjaar 1929/1930 opgelegd aan de personen, wier
namen voorkomen op den staat A
b. tot het indienen van bezwaar bij H. M. de Koningin
tegen de aanslagen als werkforens over het belastingjaar
1929/1930 opgelegd aan de personen, wier namen voorko
men op den staat B.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.