66 verkeersweg is, kan niet worden ontkend dat de historische raadhuisplaats logisch in het stadsplan past. Ook al draagt deze straat haar naam voor onze begrippen niet meer met eere, immers een breede straat is zij zeker niet, stedebouw kundig is de historische situatie aan deze straat nog altijd verantwoord. Beschouwt men deze bouwplaats evenwel buiten verband met den ouden gevel, die zoo typisch op het architecturale effect aan deze lichtelijk gebogen, smalle straat is berekend, dan blijkt de zeer geringe diepte van het bouwterrein een bezwaar; immers het zal dan noodig zijn het gebouw achteruit te plaatsen en de vraag rijst of er dan voor een goede oplossing nog voldoende bouwdiepte overblijft. Hoewel deze vraag eerst door een nadere studie kan worden opgelost, ben ik geneigd haar bevestigend te beantwoorden; in elk geval zal het noodzakelijk zijn het geheele bouwblok tusschen Maarsmanssteeg en Korenbrug steeg, met inbegrip van het aan de Vischmarkt voor-uit schietende winkelblokje zuidelijk van de Maarsmanssteeg voor den herbouw beschikbaar te stellen. Bij behoud van den ouden gevel kan deze eisch uiteraard worden beperkt, zooals t. z. t. bij de indiening van het betreffende project nader zal worden toegelicht. Laat men de historische bouwplaats varen, dan is het natuurlijk practisch overal mogelijk door aankoop of ont eigening voldoende ruimte voor de stichting van het ge meentehuis vrij te maken en het zal in Leiden, zoo min als in eenige andere gemeente in soortgelijke omstandigheden, tot dit doel wel niet aan suggesties ontbreken. Maar de vraag is niet alleen, en zelfs niet in de eerste plaats, een vraag naar ruimte, maar naar een waardige situatie in het stadsplan. De groeikracht van de stad is niet zóódanig, dat buiten de oude kern, d. w. z. in het nieuwe uitbreidings gebied, een plaats voor het Raadhuis gezocht mag worden, ook al heeft men het daar in de hand de geheele omgeving harmonisch aan het te stichten bouwwerk te doen aanslui ten. Men is aangewezen op de oude vestingstad, en waar de ruimte daar overal ontbreekt zal men noodzakelijkerwijs amoveering moeten overgaan. Terloops merk ik op dat aan een plaatsing in het Van der Werffpark niet gedacht mag worden; afgescheiden nog van de eigendomskwestie behoort er met alle kracht voor te worden gewaakt dat dit toch reeds veel te bescheiden recreatieterrein onbebouwd blijft. Welbegrepen economie ook opgevat in aesthetischen zin verbiedt ons voorts een bouwplaats te kiezen die thans reeds aan hooge architecturale eischen voldoet: in dit ver band wijs ik er op dat het Rapenburg veel beter in den tegenwoordigen staat bewaard kan blijvendaarbij komt nog dat dit niet voor een tamelijk druk raadhuisverkeer geschikt is. Het ligt veel meer voor de hand te zoeken naar een ligging aan nieuwe verkeerswegen, welke in de oude stad ten behoeve van, of althans in verband met het uitbreidingsplan zullen worden aangelegd. Immers dit waar borgt aanstonds een min of meer belangrijke ligging in het vergroot gedachte stadsplan, terwijl het, in verband met toch reeds voor den wegenaanleg noodige onteigening, mogelijk zal zijn meestal nog eenigen invloed ten goede op de raadhuisomgeving uit te oefenen. Weliswaar moet men op dergelijke plaatsen eveneens be ginnen met te vernietigen, maar men beperkt dit tot gebou wen die aan het moderne verkeer in den weg staan. Wanneer men het vraagstuk door deze, m. i. logische overwegingen, nader heeft bepaald, dan blijkt het aantal mogelijke oplossingen reeds tot enkele te zijn beperkt, waar voor ik hieronder nader Uw aandacht moge vragen. a. De beste oplossing is m.i. te verkrijgen door amovee ring van de bouwblokken tusschen Steenstraat, Beestenmarkt, Nieuwe Beestenmarkt en Rijnsburgcrsingel. Daardoor wordt een hoogst belangrijke verkeersverbetering gediend: de veel te nauwe Steenstraat kan de noodige verbreeding ondergaan, en de ook voor het uitbreidingsplan vereischte nieuwe Noord- Zuid en Oost-West verkeerswegen (nieuwe Beestenmarkten Lammermarkt) zouden op dit belangrijke kruispunt beter tot stand gebracht kunnen worden. Door verbreeding en omlegging van de Oude Vest speelt een typisch Leidsch element: het water, in deze situatie een belangrijke rol. Hier zou het Raadhuis een meer domineerende ligging kun nen verkrijgen dan overal elders in de gemeente. b. Zeker óók meer dan op de tweede bouwplaats, die in aanmerking zou kunnen komen, n.l. het terrein tusschen Lammermarkt en Rijnsburgersingel, ten Oosten van den molen. Deze situatie heeft met de vorige gemeen dat het Raadhuis aan een kruispunt van in de toekomst zeer belang rijke verkeerswegen zou komen te liggen, maar overigens staat zij in alle opzichten in geschiktheid bij het eerst ge noemde terrein ten achter. Een blik op de kaart is voldoende om te erkennen dat het Raadhuis hier als het ware steeds op het tweede plan zou blijven en de tegenwoordige omge ving ls hoogst ongunstig, zelfs deprimeerend, en men mag alleen maar hopen dat deze omgeving zich in niet te verre toekomst moge verbeteren. Ongetwijfeld zou een raadhuis- bouw daartoe stimuleerend werken, maar in welke periode die transformatie zich in een niet snel zich ontwikkelende stad zou voltrekken is met geen mogelijkheid te voorzien. De beide hierboven geschetste oplossingen hebben dit groote voordeel gemeen, dat het Raadhuis bij de verdere ontwikkeling der stad een steeds meer centrale ligging zou verkrijgen, aangezien de voornaamste uitbreiding naar het Noord-Oosten is gericht. c. het bouwklok, begrensd door Korevaarstraat, Garen- markt, Raamsteeg en Jan van Houtkade, en d. het terrein ten Zuiden van den Zoeterwoudsche Singel en ten Oosten van den Lammenschansweg, beide situaties langs den nieuwen verkeersweg den Haag Voorburg, Leiden, waar deze de oude stad binnentreedt. Eerstbedoeld terrein is niet ruim genoeg, om langs den drukken verkeersweg een behoorlijk voorterrein te kunnen reserveeren, terwijl de bebouwing der overzijde van de Korevaarstraat weinig bevredigend is. Laatstbedoeld terrein aan de buitenzijde van den singel is weliswaar ruimer, en kan zeker wel een Raadhuis, zelfs met eenigen tuinaanleg, bevatten, maar de vorm is toch tamelijk willekeurig en de plaats in het stadsplan is niet van voldoende beteekenis; bij verdere ontwikkeling der stad is de ligging volgens beide situaties wel zéér excentrisch. Ik acht het niet nuttig hier nog meer terreinen in be spreking te brengen, omdat zij hoogstwaarschijnlijk alle toch nog minder kwaliteiten voor het beoogde doel zullen bezitten. Wel vestig ik er, waarschijnlijk ten overvloede, Uw aandacht op dat mijn beschouwing zich beperkt tot de geschiktheid van de bouwplaats in stedebouwkundigen zin. Ik wil daarmee geenszins zeggen dat de economische zijde van weinig waarde zou zijn, al meen ik dat deze bij de oplossing van een zeer belangrijk gemeentelijk vraag stuk, dat thans misschien voor eeuwen zal worden opgelost, niet sterker op den voorgrond mag worden gebracht dan de financiëele draagkracht nu eenmaal vereischt. Maar ik meen deze financiëele beschouwingen veel beter te kunnen overlaten aan den Directeur van Gemeentewerken, die U zeker meer betrouwbare gegevens kan verschaffen. Een volledig inzicht zullen deze gegevens intusschen in dit stadium niet kunnen schenken, al ware het slechts omdat eerst bij de uitwerking van het plan kan blijken in hoe verre er op een bepaalde bouwplaats nog gelegenheid be staat tot het opnemen van een rendabele nevenbebouwing in of nabij het raadhuisproject. Resumeerende, acht ik de historische bouwplaats stede bouwkundig ook thans nog van bijzondere waarde. Beschouwt men deze situatie onafhankelijk van den ouden gevel, dan zal een nadere studie moeten uitmaken of er eene fraaie oplossing is te bereiken, hetgeen waarschijnlijk is. Stelt men het historisch argument terzijde, dan acht ik geen enkele situatie van zoodanige beteekenis, als die welke hierboven sub a, werd omschreven. De Architect B. N. A. W. Dudok. Leiden, 30 Mei 1930. In de Raadsvergadering van 16 December 1929 werd besloten a. den heer W. M. Dudok, gemeen'earchiteet te Hilversum, opdracht te verleenen tot het maken van plannen voor een nieuw Raadhuis, welke plannen op den gebruikelijken voet zullen worden gehonoreerd, met dien verstande, dat twee plannen zullen worden gemaakt, een met en een zonder behoud van den ouden gevel; b. voor het maken van het plan met behoud van den ouden gevel als bouwterrein in algemeenen zin aan te wijzen het terrein van het oude Raadhuis; c. den heer Dudok op te dragen, voor het maken van het plan zonder behoud van den ouden gevel een nadere aan wijzing van het bouwterrein deor den Raad af te wachten, doch inmiddels den Raad zoo spoedig mogelijk met betrek king tot die aanwijzing van advies te dienen: een en ander onder voorbehoud van 's-Baads vrije beoor deeling en keuze, of en zoo ja welk der ingezonden plannen tot uitvoering zal worden gebracht. Het onder c bedoelde advies van den heer Dudok is thans ingekomen, terwijl de Directeur der Gemeentewerken gerapporteerd heeft omtrent de kosten, welke aan de ver krijging van de verschillende terreinen zullen zijn verbonden Met terugzending van de desbetreffende stukken hebben wij de eer Uw College het volgende te berichten. Wat het terrein voor een nieuw Stadhuis zonder behoud van den ouden gevel betreft komen blijkens het rapport- Dudok practisch slechts drie terreinen in aanmerking. Wel zou natuurlijk op tal van andere plaatsen de noodige ruimte

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 2