200
MAANDAG 16 JUNI 1930.
onder voorwaarden, die met de vergunning zelf niets te
maken hadden. Nu kan men wel zeggen, dat dit geen kwade
stemming kweekt, maar dat acht spreker struisvogelpolitiek.
Verschillende Raadsleden zullen wel van particulieren klachten
gehad hebben dat komt bijna dagelijks voor die in den
regel verband houden met vergunningen of met het intrekken
daarvan op motieven, die direct er niets mee te maken
hebben. Die methode, die op de burgerij geen goeden invloed
heeft, acht spreker onjuist. De heer Goslinga zegt nu: alles
toegeven; dat wil spreker ook niet.
De Voorzitter vraagt, of de heer Donders het dan onbillijk
vindt, dat, wanneer de gemeente een gunst verleend, die aan
bepaalde voorwaarden verbonden is, daarvoor betaald wordt.
De heer Donders zegt, dat die man in de toekomst wel
degelijk betalen wil, maar voor het verleden 'is uitgemaakt,
dat er geen rechtsgrond was.
De Voorzitter: Niet krachtens de verordening, maar hij
bleef die gunst genieten. Het College had den volgenden dag
alle vergunningen kunnen intrekken; wanneer vergunning
gegeven wordt, moet daarvoor betaald worden.
De heer Donders tast het recht van de gemeente niet
aan om dat te doen, maar het gaat over de methode van
toepassing van het recht in deze omstandigheden, die spreker
verkeerd acht.
De heer Romijn had er geen bezwaar tegen gehad, indien
het College voorgesteld had dit te heffen door middel van
leges of van een contract.
De heer Huurman stelt voor om deze discussie te sluiten.
Het voorstel van den heer Huurman wordt zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De motie van den heer Romijn wordt aangenomen met 20
tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen: de heer Coster, mevrouw Braggaarde
Does, de heeren Eikerbout, Bosman, Manders, Romijn, van
der Reijden, Wilbrink, de Meij, Donders, Wilmer, Groene-
veld, Huurman, Verweij, van Eek, Vallentgoed, Koole, Zitman,
Schüller en van Stralen.
Tegen stemmen: de heeren van Tol, van Es, Goslinga, Tepe,
Splinter en Bergers.
De Voorzitter vraagt, of thans nog een der leden iets
in het belang der gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer van Eck heeft een klacht vernomen van de bewo
ners van de Rijn- en Schiekade, die ontzaglijke last hebben
van de sleepbooten van de zandschuiten, die telkens langs
het geheele Rijn- en Schiekanaal een zwarte rookkolom de
lucht inzenden, ook gedurende den nacht. Bestaat de moge
lijkheid niet, om dit bij verordening te verbieden?
De Voorzitter zal de mogelijkheid daarvan onderzoeken.
De heer van Eck verzoekt voorts om antwoord op zijn
vragen, gesteld in de vergadering van 17 Maart j.l., omtrent
verlaging van het maximum aantal vergunningen.
De Voorzitter zegt toe het antwoord hierop spoedig te
zullen geven.
De heer Koole herinnert er aan, dat hij, toen hij lid van
de Commissie voor den Haven- en Marktdienst was, er een
enkele maal op heeft gewezen, dat aan de Zijlpoortsbrug
schuiten lagen, welke met paardemest en andere afvalstoffen
waren geladen, hetgeen tengevolge heeft gehad, dat die schuiten
daar niet meer lagen. Zondag lagen er echter weer acht van
die schuiten. Waar daardoor een voor de gezondheid schade
lijke toestand ontstaat en het entrée van de stad er door
wordt ontsierd, hoopt spreker, dat Burgemeester en Wet
houders zullen zorgen, dat die schuiten ter plaatse niet meer
komen liggen.
De heer Manders vraagt de aandacht van Burgemeester
en Wethouders voor het verkeer op de Turfmarkt. Daar zijn
autobussen gestationneerdvooral op Vrijdag nemen zij in
aantal meer en meer toe. Het verkeer heeft daar in beide
richtingen plaats, en, als nu de Blauwpoortsbrug gesloten
wordt, ontstaat daar een onmogelijke toestand.
De Voorzitter zegt ook omtrent deze beide punten een
onderzoek toe.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J J. GROEN ZOON.