MAANDAG 16 JUNI 1930. 183 van den heer van Eek, omdat hetgeen daarin gevraagd wordt reeds gegeven is. Door Burgemeester en Wethouders is een mondeling praeadvies gegeven en daarover is gedebatteerd z rolang als zelden over een praeadvies gedebatteerd wordt. Deze zaak is dus van alle kanten besproken en het is uit gesloten in een praeadvies nog iets anders te zeggen dan nu reeds gezegd is. Daarom is een schriftelijk praeadvies onnut tig en onnoodig. In deze discussie is op geen enkel punt aangetoond, dat Burgemeester en Wethouders in gebreke zouden zijn, dat zij bij het een ol andere werkverschaffings object meer haast zouden kunnen maken dan zij nu doen. Echter wil spreker toch den eigenlijk overbodig schijnenden wensch uitdrukkelijk uitspreken, dat Burgemeester en Wet houders nog eens zullen overwegen, of misschien op een of ander punt nog meer spoed gemaakt kan worden dan op het oogenblik reeds gemaakt wordt. Dit geeft spreker ernstig in overweging. De heer Schüller zegt, dat de woningbouw veel sneller zou kunnen plaats hebben. In Den Haag en in Amsterdam neemt de gemeente voorloopig het risico op zich en geeft zij reeds toestemming tot den bouw, vóórdat de plannen van de woningbouwverenigingen door het Rijk goedgekeurd zijn, dus vóórdat de onderhandelingen met de Regeering afgeloopen zijn. Loopen die op niets uit, dan betaalt de gemeente zelf. Indien het gemeentebestuur dat ook had gedaan, dan zouden deze bouwplannen, die 2 a 3 jaar reeds loopende zijn, nu reeds uitgevoerd zijn en had men rustig kunnen onderhande len, welke bijdrage het Rijk zou geven. Spreker houdt overigens vol, dat hij van al deze plannen niet meer weet dan algemeenheden; van bijzonderheden weet hij niets en, als de heer Parmentier meer weet, dan wordt hij beter ingelicht dan spreker. Spreker weet alleen, wanneer ongeveer plannen aan de orde zullen komen, dat er aan gewerkt wordt enz. enz. Van de brug aan den Haagweg, waar de heer Parmentier nu naar vraagt, weet spreker evenveel als de heer Parmentier; dat heeft de Commissie gepasseerd, maar zelfs dan kan zoo'n voorstel nog wel 2 faar wegblijven. Dat is een sterke uitdrukking, maar in elk geval wil dit niet zeggen, dat het dan binnen 2 maanden bij den Raad komt. De heer Parmentier zal dat willen toegeven ten aanzien van de legesgelden en de benzine-pompendie zaak is in kannen en kruiken en toch nog niet aan de orde. De zaak moet hier blijkbaar anders worden voorgesteld dan zij is, maar dan ware het beter, dat de Wethouder zweeg en er niet op inging. De Wethouder geeft hier van den gang van zaken bij Gemeentewerken een mooier beeld dan op een andere plaats. De heer Splinter: Dat is onjuist. De heer Schüller antwoordt, dat op een andere plaats de leden der Commissie en ook de Wethouder klagen over den gang van zaken bij Gemeentewerken. De heer Splinter doet opmerken, dat dit niet uitsluit, dat er aan Gemeentewerken hard wordt gewerkt. De heer Schüller zegt, dat hij in de Commissie nooit heeft beweerd, dat er aan Gemeentewerken niet hard wordt gewerkt. Blijkbaar worden aan den heer Parmentier omtrent den stand van zaken meer inlichtingen verstrekt dan aan spreker, die nog geen regel heeft gezien van de plannen betreffende de nieuwe veemarkt. Wellicht heeft de heer Parmentier, als zijnde het oudste lid van de Commissie van Fabricage, voor rechten, want spreker heeft alleen gehoord, dat de plannen klaar zijn; hij weet niet, waar zij zitten en wat zij bevatten. Anderen weten meer dan de sociaal-democratische leden, die blijkbaar als tweede hands-burgers worden beschouwd. Spreker heeft gemeend deze zaak te moeten rechtzetten, omdat de plaatselijke bladen juist opnemen wat de leden der rechter partijen zeggen, maar onvolledig plaatsen het ge sprokene door de leden van sprekers fractie. Volgens den heer Manders is het de schuld van spreker, dat de behandeling van het uitbreidingsplan zoo lang uitblijft, omdat hij uitstel van behandeling zou hebben gevraagd. Die zaak staat aldus: spreker had ten aanzien van een bepaald onderdeel een andere meening dan de andere leden der Commissie en toen is op voorstel van den voorzitter besloten deze zaak nog even aan te houden, omdat hij er prijs op stelde ook over dat onderdeel een eenstemmig advies te krijgen van de Commissie en spreker er dan zijn gedachten nog eens over kon laten gaan. Het was dus niet op voorstel van spreker, maar van den voorzitter. Spreker meent hiermede voldoende te hebben aangetoond, dat het adres niet is het intrappen van een open deur en dat Burgemeester en Wethouders door hun beantwoording het bewijs geleverd hebben den ernst van de werkloosheid niet te beseffen en nalatig te zijn door het niet spoediger uitvoeren van werken in de bestrijding der werkloosheid. Spreker hand haaft zijn meening wat betreft Gemeentewerken. De heer Parmentier wensc'nt in de eerste plaats iets te zeggen over de bewering van den heer van Eek, dat het zoo jammer is, dat dit adres geen effect kan sorteeren. Dat kan ook niet, want, gelijk spreker reeds zeide, is de indiening van dit adres het intrappen van een open deur. De heer van Eek zeide niets omtrent den stand van zaken te weten, maar hij kon weldegelijk op de hoogte zijn en behoorde ook op de hoogte te zijn. Iemand, die adresseert, zooals de heer van Eek, moet het bekend zijn, waarover hij adresseert; anders moet men niet adresseeren, en dan is het pure onzin, te wijzen op de brug over den Rijn, omdat men weet, in welk stadium dat werk verkeert en dat het hier spoedig aan de orde komt. Dat kan niet bespoe digd worden. Het sociaal-democratisch lid van de Commissie van Fabricage is het daarmede volkomen eens. De heer van Eek behoorde dit van zijn fractiegenoot te weten Ook weet de heer Schüller zeer goed, dat de Wethouder zeer gaarne zou willen dit is dikwijls in de Commissie be sproken dat het met de veemarkt wat vlugger zou gaan. De heer Schüller heeft heel handig gezegd: ik heb er nog niets van gezien, maar hij weet, waarom het niet vlugger kan; hij weet, wat daaraan vastzit, en is het daarmede ook eens. Spreker onderschrijft de lof, door den heer Bosman aan den heer Splinter gebracht dat doet de heer Schüller in de Commissie ook omdat hij doet wat hij kan. Spreker acht het onbehoorlijk, dat de heer van Eek adresseert over iets, waarvan hij weet, dat het niet vlugger kan, al ontkent hij nu dit te weten, en hij acht het nog onbehoorlijker, om een vergadering als deze aldus op te houden en om, door 7 leden uit één fractie over dit onderwerp te doen spreken, den tijd te verknoeien. Is het mogelijk deze werken in het najaar of in den winter te doen uitvoeren, zooals de heer van Eek wil? Is het mogelijk b.v. de demping van het Levendaal in versneld tempo te doen uitvoeren, afgezien van de vraag, of demping mogelijk is? De heer van Eek behoort dat te weten en spreker neemt het hem kwalijk, dat hij daar over op deze wijze adresseert. Dat is het intrappen van een open deur. Hetzelfde is het geval met den woningbouw; de heer Schüller en andere commissieleden hebben daaraan gewerkt; het kan evenwel niet vlugger; het gaat niet zoo, dat door op een knop te drukken er een plan of een woning komt. Spreker geeft toe, dat hij in de Commissie ook wel eens uitstel vraagt, om nog over een zaak na te denken; spreker acht het verstandig, om niet altijd direct te beslissen. Feit is echter, dat de heer Schüller verscheidene malen in de com missie-vergadering openlijk mededeelde eerst met zijn fractie te willen spreken. De heer Wilbrink erkent, dat hij geïnformeerd heeft naar den stand van werkzaamheden in een bepaalde zaak; spreker beschouwt het als het recht van ieder Raadslid, om dat te doen bij een zaak, die hij belangrijk acht en waarvoor hij zich interesseert en die naar zijn meening langer wegblijft dan noodzakelijk is. De oorzaak hiervoor was, dat voor het veemarktterrein grond was aangekocht aan de Haarlemmervaart. Spreker was ter oore gekomen, dat in het College van Burgemeester en Wethouders geen eenstemmigheid bestond ten aanzien van de vraag, ol die gronden aan de Haar lemmervaart al dan niet voor dat doel moesten worden gebruikt, en daarom heeft hij gevraagd, ol er van het maken van een nieuwe veemarkt nog wat kwam, waar de toestand aan de bestaande veemarkt dringend om verandering vroeg. Het is een groot verschil, of men als Raadslid over ren bepaalde zaak inlichtingen vraagt, dan wel of men, Raadslid zijnde, als voorzitter van een organisatie door die organisatie bij den Raad een adres laat indienen, om verschillende zaken in den breede te kunnen bespreken. Het ligt, naar spreker meent, niet op den weg van een Raadslid, om in zulk een geval de organisatie, waarvan men voorzitter of bestuurslid is, er voor te spannen. Zijns inziens is men als Raadslid voldoende competent, om desgewenscht over een bepaalde zaak een bespreking uit te lokken. Als de heer van Eek zegt, dat de bedoeling niet is propaganda te maken, dan wil spreker dat aannemen, maar toch vraagt hij zich af, of dat den beer van Eek wel ernst is, in aan merking genomen, dat eerst de heer van Stralen, die de aangewezen man is om namens de fractie het werk loosheidsvraagstuk te bespreken, het woord voert, daarna de voorzitter van de fractie het zijne er aan toevoegt en men vervolgens nog vier andere leden van de fractie er over laat spreken. Worden dan, vraagt spreker, de heeren van Stralen en van Eek in dezen niet competent geacht of heeft men die vier andere fractieleden laten spreken, om den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 11