18-2 MAANDAG 16 JUNI 1930. dat zoo pertinent van spreker willen weten, omdat zij tiet ook kunnen weten. Indien dit antwoord van spreker nog niet duidelijk is, zal spreker duidelijker antwoorden. De lieer Wilbrink is eens een partijgenoot van spreker bijgevallen, toen deze informeerde, waarom de veemarktplannen zoo lang uitbleven. Wanneer de Wethouder nu zegt: wij werken zoo hard, dan is spreker, gezien de vorige periode, niet content en dan wil hij precies weten, hoe het met die zaak staat. Wanneer een zaak als de veemarkt reeds zoo lang loopende is, wil spreker gaarne zien, dat er eindelijk eens aan gewerkt wordt. Ten aanzien van de rioleeringsplannen hebben Burgemeester en Wethouders verleden jaar nog de uiterste snelheid van uit voering toegezegd. Desondanks is men alleen daarmede reeds een jaar te laat. Er is straks over grondwerkers gesproken spreker vindt het diep treurig, dat men in een gemeente als Leiden, waar men in de omstandigheid verkeert, dat men door de geheele stad één centrale rioleering aanlegt niet elke gemeente verkeert in dien toestand geen kans ziet, om de grondwerkers, die stelselmatig op straat loopen momenteel een dertigtal tewerk te stellen. Met een beetje goeden wil was dat wel mogelijk. Wat den Leidscben Hout betreft, waarover het Gemeente bestuur toch ook wat te zeggen heeft, vraagt spreker, waarom daar, ondanks den aandrang van spreker en de zijnen om meer menschen aan te stellen, menschen zijn ontslagen, terwijl er veel werk te doen was. Het voorstel om sportterreinen aan te leggen, dat de heer Bosman bij de behandeling van de begrooting heeft ingediend, is naar Burgemeester en Wet houders gegaan om praeadvies en nu heeft spreker den indruk, dat dat praeadvies lang op zich zal laten wachten. Waarom hebben Burgemeester en Wethouders, als blijk van hun goeden wil en inzicht van den toestand, niet toegezegd ten spoedigste met voorstellen ten aanzien van den Leidschen Hout en de sportterreinen bij den Raad te zullen komen? De heer van Es voegt spreker toe, dat deze de gemeente op zwart zaad wil zetten. Spreker antwoordt, dat, als de heer van Es van meening is, dat voor dit doel geen geld mag worden uitgegeven, hij dat zelf moet weten, maar dat in moeilijke tijden over bezwaren moet woiden heengestapt. Of men thans leent, dan wel over 10 jaren, is hetzelfde en thans profiteeren er althans de werkloozen van. De heer Goslinga: En de rente en de aflossing? De heer van Stralen antwoordt, dat, als zijn fractie voor stellen doet tot het uitvoeren van werken, zij ook de noodige gelden beschikbaar wil stellen. De bouw van gemeentewoningen aan de Medusastraat is een zaak, ernstig genoeg om er mede op te schieten. Waarom wacht men met de demping van het Levendaal, vraagt spreker Daarvoor is z. i. geen enkel houdbaar motief. Dat zijn werken, aangewezen om er den menschen werk door te verschaffen zij moeten binnen 2 of 3 jaar toch worden uitgevoerd. Burge meester en Wethouders meenen wel bet uiterste te doen, maar daarom is het nog niet zoo. Hoe lang duurt nu al niet de voorbereiding van den woning bouw door de bouwvereenigingen Eindelijk is een besluit genomen en zal dit voorstel binnenkort hier komen; als dat wat sneller was gedaan, zouden er nu, in den vollen zomer, niet zoovele werkloozen rondloopen. Wanneer men spreker niet gelooft ten aanzien van de vooruitstrevendheid van het gemeentebestuur in zake de volkshuisvesting, laat men dan eens lezen wat het oud-Raadslid Schoneveld schrijft in Volkshuisvesting''; dat is geen sociaal-democraat, maar een anti-revolutionnair; daaruit blijkt, dat spreker niet alleen staat. Het argument van den heer Bosman: als al die werken klaar zijn, is er niets meer, dus zij moeten niet zoo snel uit gevoerd worden, is ook door den vorigen Burgemeester bij elke begrooting tegen spreker gebruikt. De heer Bosman herhaalt dat, alsof, wanneer dit programma afgewerkt zou zijn, er voor de gemeente niets meer te doen zou zijn. Laat het College maar een wenk geven, dan zullen de sociaal-demo craten wel aangeven, wat verder nog moet gebeuren. Bij deze discussie is nog niet het noodige bereikt; daarom wil spreker de toezeggingen van Burgemeester en Wethouders in meer positieven vorm, zwart op wit, zien. Indien sprekers voorstel aangenomen wordt, hetgeen spreker betwijfelt, of indien het College het overneemt, zal in de volgende zitting tenminste nog een discussie plaats vinden. Nu zegt de heer Wilmer, dat het dan een herhaling wordt. Dat ligt aan de heeren zelf; wanneer blijkt, dat men inziet, dat sneller gewerkt moet worden, zal spreker er niets meer over zeggen, maar spreker heeft geen enkele klank in die richting gehoord. Burgemeester en Wethouders zijn met zich zelf tevreden; de Raadsleden, ook de heer Eikerbout, dien spreker wel eens anders gehoord heeft, zijn jammer genoeg met het College tevreden. Spreker is echter niet tevreden, zoolang hij niet overtuigd is, dat al het mogelijke gedaan wordt, b.v. door meer personeel aan te stellen; zoolang niet al het mogelijke gedaan wordt, zal spreker daarop aan blijven dringen, zoowel in het belang der weikloozen als in dat van de gemeente. De heer van Eck heeft den indruk, dat, zelfs na deze zeer uitvoerige discussie, door de leden aan de overzijde nog altijd niet begrepen wordt het motief tot het inzenden van dit. adres. Den komenden winter dreigt ontzaglijk groote werkloosheid; nu zijn in Leiden verschillende werken in uitvoering, waartoe reeds in beginsel besloten is, tot een bedrag van ongeveer 7 millioen. Al is daartoe dan door den Raad nog niet besloten, in elk geval is dit in uitzicht gesteld door Burgemeester en Wethouders. Zooals de heer van Stralen nu zegt: in den loop van 5 jaren zal dat toch worden verwerkt. Het vooruitzicht is in elk geval geopend, dat binnen eenige jaren een dergelijk belangrijk bedrag zal worden verwerkt. Nu bestaat er groote ongerustheid omtrent den toestand, die in het najaar zal gaan heerschen, en, zooals vanzelf spreekt, denkt men bij het lenigen van dien nood in de eerste plaats aan werkverruiming. Burgemeester en Wethouders hebben plannen ontworpen in een normalen tijd de tijd was niet best, maar de werkloosheid nam althans af en waar spreker en de zijnen nu een noodtoestand zien aankomen dit aan het adres van den heer Eikerbout; spreker heeft niet gezegd, dat die noodtoestand er reeds was is het begrijpelijk, dat de werkloozen en zij, die in het bijzonder voor hun belangen opkomen, zich tot Burgemeester en Wethouders wenden met het verzoek, om de werken, waarvoor de plannen zijn ontworpen, zoo snel mogelijk te doen uitvoeren. Dat kan in het najaar of in den winter gebeuren. Wat voor onbillijks ligt er in dit verzoek Het is beleedigend, dat naar aanleiding van een dergelijke uiting van ingezetenen, waarbij zeer groote belangen betrokken zijn, door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld die voor kennisgeving aan te nemen. De Voorzitter. Er zijn mededeelingen gedaan, voordat het College met dat voorstel kwam. De heer van Eck antwoordt, dat de Voorzitter is begonnen met voor te stellen het adres voor kennisgeving aan te nemen. De Voorzitter. Ik heb gezegd: ik geef het woord aan den heer Splinter ter motiveering van het voorstel van Burge meester en Wethouders, om dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Die mededeelingen zijn met mijn voorkennis door den heer Splinter gedaan. De heer van Eck zegt, dat slechts onbepaalde toezeggingen zijn gedaan, waaraan de Raad geen houvast heeft. Er blijkt niet uit, dat Burgemeester en Wethouders van den ernst van den toestand overtuigd zijnanders zouden zij wel hebben toegezegd, dat het gewone tempo van werken met het oog op hetgeen in den aanstaanden winter is te verwachten zou worden versneld. Bij een dergelijke toezegging hadden spreker en de zijnen zich kunnen neerleggen. Spreker ontkent niet, dat de heer Splinter zijn best doet, maar wie dit debat leest, zal den indruk krijgen, dat het resultaat van dit adres is: niets! Het is onwaar, dat de leden van sprekers fractie in het bijzonder op de hoogte waren. In het algemeen wisten zij, dat de plannen in voorbereiding waren, maar het was hun niet bekend, in welk stadium zij verkeerden. De heer Parmentier. Dat kon u alles weten De heer van Eck noemt dat absoluut onwaar. Hij vindt het een ongelukkige methode van Burgemeester en Wethouders, om in een dergelijke critieke zaak, welke de hoogste levens belangen van zoovelen raakt, op dergelijke wijze op te treden. Breekt de noodtoestand aan, dan zullen spreker en de zijnen natuurlijk voorstellen meer werken uit te voeren, maar het was logisch, dat zij, zich aansluitende bij hetgeen in uitzicht was, alleen vroegen het tempo van werken te versnellen. Spreker betreurt zeer, als de Raad door zijn afwijzende houding, waartoe Burgemeester en Wethouders het voorstel doen, waar schijnlijk die ongerustheid doet blij ven bestaan, zoodat geprik keldheid onder de werkloozen zal geboren worden en men niet weet, waar men in den winter aan toe is. Men weet nu nog niet, of al die werken op tijd plaats zullen vinden, Spreker trekt er zich niets van aan, of men zegt: dat doe je voor de propaganda; dat kan men van iedereen zeggen. Spreker komt op voor de belangen der werkloozen en andere Raadsleden weer voor andere belangen; spreker doet dat volgens zijn overtuiging en het interesseert hem niet, of men dat gelooft. De heer Wilmer kan zijn stem niet geven aan het voorstel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 10