MAANDAG 19 MEI 1930. 163 muur of de reclamekast zou worden aangebracht, zou voor rekening van de gemeente komen. Bij verkoop van het perceel zal de kooper nauwkeurig moeten nagaan zooals dat trouwens in elk ander geval behoort te geschieden wanneer hij het perceel kadastraal op zijn naam doet schrijven, wat hij krijgt, en dan zal hem blijken, dat hij den muur niet krijgt. Bovendien zal het wel de aandacht van den kooper trekken, dat hij over de reclamekast niets te zeggen zal hebben, en hij zal voldoende aanleiding hebben te vragen, wie er wel iets mede te maken heeft, waarbij hem zal blijken, dat de gemeente er alles over te zeggen heeft. Spreker wil er nadrukkelijk de aandacht op vestigen, dat het gebeele voorstel van Burgemeester en Wethouders i« ingegeven door de noodzakelijkheid van de verbetering van het aanzien van deze plek der stad. Burgemeester en Wet houders hebben getracht de eigenaren, die aardig profijt zullen trekken van de aan te brengen verbetering, er toe te bewegen hun panden zoodanig te verbouwen, dat de uitgang komt aan het Gangetje. Burgemeester en Wethouders zijn daarin slechts gedeeltelijk geslaagd, vandaar dat er verschil lende toestanden zijn ontstaan. Bij het pand op den hoek van de Breestraat kan de muur, die op de grens gezet wordt, verheeld worden met het pand dit is de reden, dat de grond, waarop de muur wordt gezet, wordt overgedragen aan de eigenares van het perceel. Bij den anderen muur kon dat niet. Dat neemt niet weg, dat de gemeente daar nog altijd liever den normalen toestand in het leven geroepen zou zien, n.l. dat de panden daar hun natuurlijken gevel ook aan het Gan getje hebben. Zoodra dit het geval is en het pand op den hoek van de Botermarkt aldus verbouwd is, zal de gemeente volgens het contract bereid zijn den muur c. a. af te staan aan de eigenaresse van dat pand. Spreker weet niet zeker, of men de beschikking over de reclamekast ook door een servituut kan behouden; spreker erkent de heeren Donders en [Romijn onmiddellijk als zijn meerderen in rechtskennis, maar die heeren zullen spreker toegeven, dat het niet zoo gemakkelijk is in eens te zeggen, of het mogelijk is een servituut tot het hebben van een reclame in een muur te vestigen ten bate der gemeente. Ten bate der gemeente is onmogelijk, want een servituut moet altijd zijn ten bate van een onroerend goed; het kan dus niet anders gevestigd worden dan ten nutte van de open bare straat. Spreker betwijfelt, of dat mogelijk is, daar het belang van de straat zeker niet meebrengt een servituut om reclame te maken, eerder meebrengt een verbod, om reclame te maken op een muur. Spreker betwijfelt, of dit als een belang van de straat kan worden aangemerkt. Spreker is het volmaakt met den heer Donders eens, dat het redelijk geweest was de oplossing, die gegeven is voor het pand aan de Breestraat, ook toe te passen op dat aan de Botermarkt. Er is evenwel trouwens ook wel eenig verschil in de bijdragen, die gegeven worden. De toestand aan de Breestraat wordt veel normaler; spreker beschouwt den toe stand aan de Botermarkt als een voorloopige, om den gemeen tenaren hun zin te geven en het aanzien van de stad te ver beteren, totdat de eigenaar van dat perceel architectonisch een betere oplossing mogelijk maakt dan thans wordt verkregen. Het is evenwel geenszins de bedoeling geweest, om een proefneming in dezen te doen. De heer Donders heeft letterlijk uit den mond van den Voorzitter opgeteekend, dat hij spreker volmaakt toegeeft, dat het redelijker geweest was den toestand gelijk te maken, en uit den mond van den heer Romijn. dat men daar inderdaad een heel wonderlijken toestand krijgt. Is de Raad nu geroepen, om een niet redelijken en heel wonderlijken toestand in het leven te roepen? Spreker heeft eenige moeilijkheden, die daar uit kunnen voortvloeien, opgenoemd, omdat men gauw geneigd is daarnaar in concreto te vragen, maar hij kan niet voorzien, al welke andere moeilijkheden, daaruit in de toekomst boven dien nog kunnen voortvloeien; dat kan niemand; iedereen, die wel eens met eigendomsprocedures te maken heeft gehad, weet, dat men juist daarbij de meest spitsvondige moeilijk heden naar voren brengt. Wanneer men nu zelf toegeeft, dat de ontworpen toestand niet redelijk en heel wonderlijk is, waarom maakt men dan geen toestand, die wel redelijk en niet wonderlijk is? Spreker is voor de toekomst iets banger dan de heer Romijn en men doet beter den toestand ineens te «normaliseeren", door de geheele zaak te regelen, zooals zij geregeld is aan den kant van den Breestraat. De Voorzitter zegt, dat de heer Donders aan het woord «redelijk" een anderen zin geeft dan waarin spreker het gebruikt heeft; spreker bedoelde te zeggen, dat het sfeer redelijk zou zijn, om aan den hoek van de Botermarkt dezelfde oplossing toe te passen als aan den hoek van de Breestraat, indien n.l. aan de zijde van hen, die daartoe moesten mede werken, evenveel redelijkheid was betoond als door de eigena resse van het pand aan de Breestraat. Inderdaad ontstaat aan den hoek van de Botermarkt een rechtstoestand, die niet mooi is; maar de heer Donders mag niet zeggen, dat spreker zou bedoeld hebben, dat de gemeente een zeer onverstan- digen maatregel neemt. In dien zin heeft spreker het niet bedoeld. Den heer Romijn is door den heer Donders verweten, dat hij medewerkt, om daar eenwonderlijken toestand te krijgen. Als de omstandigheden eenmaal wonderlijk zijn, kan spreker het niet helpen, dat de toestand wonderlijk is. Spreker acht het bezwaarlijk om, alleen teneinde juridisch iets moois te krijgen, heen te stappen over bezwaren, die ook de heer Donders zal moeten erkennen, n.l. om den eigenaar van dat perceel een voordeeltje te bezorgeD, dat in geen enkele rede lijke verhouding staat tot hetgeen deze daaraan ten koste legt, omdat de toestand daar veel beter wordt. Spreker zou toch ook gaarne van het College vernemen, of de zaak vóór het a.s. lustrum in orde is. Spreker begrijpt, dat dat niet kan, maar wanneer stelt men zich dan voor met het werk te beginnen en hoe lang zal het duren? Wanneer is de plechtige opening en inwijding te verwachten? De Voorzitter zegt, dat de contracten nog geteekend moeten worden. De eigenaresse van het pand Gangetje, hoek Breestraat, is op het oogenblik niet in het land; daardoor ondervindt deze zaak vertraging. De contracten zullen echter binnenkort geteekend worden. De heer Donders meende verplicht te zijn de moeilijkheden, die hij zag, naar voren te brengen; spreker hoopt alleen,dat de gemeente in de toekomst voor die moeilijkheden gespaard zal blijven. Spreker zal echter geen voorstellen doen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXII. Voorstel: a. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de inrichting van een terrein nabij de Seringenstraat als Kinderspeeltuin b. tot vaststelling van een ontwerp-overeenkomst met de Speeltuinvereeniging «Zuiderkwartier" in zake de koste- looze ingebruikgeving van het sub a bedoelde terrein als kinderspeeltuin. (Zie Ing. St. No. 89.) De heer van Rosmalen spreekt zijn dank en waardeering uit voor hetgeen het College van Burgemeester en Wethouders in overleg met de speeltuinvereeniging «Zuiderkwartier" heeft tot stand gebracht. Spreker is er ook dankbaar voor, dat de bezwaren, die hij bij de behandeling der begrooting heeft naar voren gebracht, zijn ondervangen. Spreker uit den wensch, dat de exploitatie van dezen speel tuin zoodanig zal zijn, dat ook op andere plaatsen in de stad speeltuinen gevestigd zullen kunnen worden. De heer Verweij wenscht in waardeering niet onder te doen voor den heer van Rosmalen, temeer niet, waar hij zich herinnert, dat hij van 1924 af voor deze zaak in den Raad heeft geijverd, welke taak mevrouw BraggaarDe Does later van hem heeft overgenomen. Wat thans is tot stand gekomen, is een tegemoetkoming aan de wenschen van sprekers fractie. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXIII. Voorstel in zake de bestrijding van het aandeel van de gemeente in de werkverschaffingsloonen van de Leidsche Hout", over 1929. (Zie Ing. St. No. 90.) De heer De Reede wenscht aan te vangen met te consta- teeren, dat er tusschen het College van Burgemeester en Wethouders en hem geen verschil van meening bestaat omtrent den aard van deze uitgave, die een heel gewone uitgave is. Aangezien het een gewone uitgave is, moet zij bestreden worden uit de gewone ontvangsten van hetzelfde jaar. Op dien regel is geen uitzondering, of het zou moeten zijn in het geval, dat de rekening met een te kort sluit, dat op de een of andere manier gedekt dient te worden. Spreker kan geen verschil zien tusschen deze uitgave en tal van andere uitgaven, die op de begrooting en de reke ning voorkomen. Inderdaad draagt deze uitgave een sociaal karakter, maar er zijn meer van dergelijke uitgaven, waarbij men er niet over denkt ze op een bijzondere manier te dekken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 7