168 MAANDAG 19 MEI 1930. zonderlijk een volwaardig persoon worden geplaatst. Spreker laat in het midden, of men straks iemand kan vinden, die beide takken van dienst behoorlijk zal kunnen verzorgen, maar is dit niet het geval, dan zal in de oproeping toch vermeld staan een salaris van 4000.— a 5000.terwijl het College zoo niet geheel, dan toch gedeeltelijk, overtuigd is, dat voor een goede kracht voor het archief het salaris hooger zal moeten zijn. Men zal dus beter doen eerst, vóórdat men de oproeping plaatst, te overwegen, of men voor het Archief op het door Burgemeester en Wethouders genoemde salaris een geschikt man kan krijgen, die over de gewenschte capaciteiten beschikt. Kan men voor dit salaris wel een geschikten ambtenaar krijgen, dan behoeft over de verhooging van het salaris, niet gesproken te worden. Twijfelt men er echter nu reeds aan, of men voor dit bedrag een geschikten functionaris zal kunnen aanstellen, dan is het beter thans eerst ten aanzien van het salaris een besluit te nemen, omdat dan wellicht personen zullen solliciteeren, die zich nu afzijdig houden. De heer Groeneveld meent, dat de heer Manders met zichzelf in tegenspraak komt, wanneer hij de betrekking van Archivaris zeer gewichtig noemt, maar ook van oordeel is, dat aan deze betrekking het directeurschap van het museum kan worden verbonden. De heer Manders wil de mogelijkheid van deze samenvoeging open houden, maar kan ook niet aan het gewicht van de betrekking van Archivaris een motief ontleenen voor verhooging van het salaris. De heer Manders had het voornemen hetzelfde te vragen als de heer Wilbrink, n.l. of het mogelijk is, dat in de op roeping voor den Gemeente-archivaris een hooger salaris in uitzicht wordt gesteld of van de mogelijkheid op een hooger salaris mededeeling wordt gedaan. In verband met de opmerking van den heer Groeneveld verduidelijkt spreker zijn bedoeling. De betrekking van Archivaris is een zeer gewichtige, met het oog op de weten schappelijke ontwikkeling, die daarvoor wordt vereischt. In dat opzicht staat zij veel hooger dan de betrekking van Directeur van de Lakenhal. Wanneer iemand over de noodige capaciteiten voor Gemeente-archivaris beschikt en bovendien geschikt is voor Directeur van de Lakenhal, zal hij het werk zoodanig kunnen regelen, dat hij met het daarvoor bestemde personeel de zaak onder den knie heelt. De heer Bosman vindt het salaris, dat voor den Gemeente archivaris wordt voorgesteld, laag. Als Gemeente-archivaris moet een bekwaam man aangesteld worden en niet iemand, die nergens anders terecht kan komen. Spreker is het met den heer Wilbrink eens, dat in verband met de te stellen eischen een salaris van ƒ4000.— a 5000.— te laag is. Wanneer thans het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen, zou vaststaan, dat aan het salaris niets te ver anderen is. Spreker is het dan ook met den heer Wilbrink eens, dat men of het salaris moet verhoogen, óf eerst moet zien, welke personen zich aanmelden, om daarna het salaris vast te stellen. De heer Verweij had bepaalde redenen, om te vermoeden, dat over dit agendapunt in deze vergadering niet zou worden gesproken, maar nu dit wel geschiedt, wenscht hij als zijn meening uit te spreken, dat het zeer twijfelachtig is, dat iemand gevonden wordt, die als Mr. Overvoorde de bekwaam heid heeft, om beide betrekkingen waar te nemen. Mr. Over voorde heeft een gedeelte van den groei der werkzaamheden zelf medegemaakt, waardoor het mogelijk was, dat hij tot volle tevredenheid van het College en den Raad de dubbele betrekking kon waarnemen. Het zal, nu men staat voor een verandering van den toe stand, voor de gemeente beter zijn voor elke betrekking een ambtenaar aan te stellen. Het is moeilijk van te voren uit te maken, of men iemand zal kunnen vinden, die de noodige bekwaamheid heeft, om beide betrekkingen waar te nemen. Spreker zou nader kunnen toelichten, waarom hij meent, dat het in het belang van de beide diensten is, dat twee afzon derlijke functionarissen worden benoemd, maar zal dat op het oogenblik niet doen. De heer Manders wijst er op, dat de werkzaamheden voor het archief en die voor het historisch museum nogal sterk in elkaar grijpen. Spreker ziet daarom niet in, welk bezwaar er tegen zou zijn voor beide betrekkingen te zamen één ambtenaar aan te stellen, en zou het zelfs van groot belang achten, dat daartoe werd overgegaan, indien men een daartoe geschikt persoon kon vinden. De Voorzitter zegt, dat ook het College van Burgemeester en Wethouders het zeer onwaarschijnlijk acht, dat men een persoon zal kunnen vinden, die beide functies zal kunnen vervullen op de wijze, waarop men het thans in Leiden voor de verschillende inrichtingen noodig acht. Burgemeester en Wethouders sluiten die mogelijkheid echter niet bij voorbaat uit en, mocht inderdaad iemand gevonden worden, die de vereischte capaciteiten bezit, dan zullen Burgemeester en Wethouders overwegen, of er aanleiding bestaat hem aan te stellen. Burgemeester en Wethouders doen echter thans geen posi tief voorstel. Het College verkeert op het oogenblik in een moeilijke positie. De heer Wilbrink doelde daar reeds op en spreker behoeft dit niet nader te preciseeren. Het is niet onwaarschijnlijk, dat men den indruk krijgt, dat aan beide inrichtingen een te zware bezetting van perso neel komt, want terwijl men vroeger aan elke [inrichting had een hulp, terwijl er slechts één persoon directeur was, zal men nu krijgen aan elke afdeeling een hoofd en een hulp. Het College staat op het standpunt, dat de toestand veran derd is, waardoor het zeer wel mogelijk is aan beide afdee- lingen een hoofd te hebben. Het is echter niet met zekerheid te zeggen, of ook aan elke afdeeling een hulp zal moeten zijn. Het voorstel strekt om Burgemeester en Wethouders te machtigen bij het plaatsen van een oproeping rekening te houden met de mogelijkheid van splitsing der betrekking. Na de aanneming van het voorstel zullen Burgemeester en Wethouders in contact komen met de Commissie voor het Archief en de Commissie voor de Lakenhal, alsmede met het publiek, dat vragen zal stellen omtrent de benoeming. Burgemeester en Wethouders hebben met dit voorstel willen bereiken, dat de Raad niet plotseling wordt gesteld voor de benoeming van een hoofd voor eiken dienst. De Raad behoudt zijn vrijheid, om naar eigen oordeel te beslissen, maar kan door het College beter worden voorgelicht, indien dit bij het inwinnen van advies en het plaatsen van de oproe ping rekening kan houden met. de mogelijkheid van de split sing der betrekking. Later zal aan den Raad duidelijk ge maakt worden, welke oplossing het College wenschelijk acht. Spreker gelooft ook wel, dat het salaris van den Archivaris laag is, maar de verordening brengt dat mee. Het College kan geen andere oproeping doen, tenzij de verordening ge wijzigd wordt. Spreker gelooft echter niet, daf dit een heel groot bezwaar zal opleveren; men komt gemakkelijk genoeg te weten, welke personen dezen post zouden begeeren; die zullen zich wel tot het gemeentebestuur wenden en het salaris nagaan. Het salaris is indertijd vastgesteld, onafhankelijk van het Directeurschap der Lakenhaltoen achtte men een salaris van 5000.maximaal voor den Archivaris behoorlijk. Spreker heeft door deskundigen hooren zeggen, dat het er ook nu nog mee door kan, hoewel de Commissie ad hoe het misschien wat zal willen verhoogen. Het College verzoekt de bedoelde machtiging, om het hem gemakkelijk te maken den Raad practisch te kunnen voorlichten. De heer Manders vraagt, of in de oproeping dan iets ver meld wordt. De Voorzitter zegt, dat het College nog te rade zal gaan met de Commissie, die over deze zaak gehoord moet worden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter stelt alsnu namens Burgemeester en Wet houders spoedeischénd aan de orde het voorstel, om aan het College een crediet van 2500.te verleenen voor verlichting enz. van eenige openbare gebouwen en werken en voor ver deeling onder de buurtcommissies ten behoeve van de versiering van de stad tijdens de a. s. lustrumfeesten. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot dadelijke behandeling besloten. De Voorzitter zegt, dat men zich van alle zijden moeite geeft, zoowel van de zijde der studenten, om zooveel mogelijk voor de stad te doen, als van die der burgerij, om aan deze vijfjaarlijksche feestweek in de oude Academiestad een bijzon dere bekoring te geven. Vroeger placht de gemeente deel te nemen aan de versiering van de stad door onder meer het Stadhuis te versieren en ook door bij te dragen aan de verschillende buurtvereenigingen, die hun buurt wilden ver sieren. Ook nu zijn verscheidene verzoeken ingekomen van buurtvereenigingen, om daarin een bijdrage te ontvangen. Waar de gemeente in sommige straten eigendommen heeft liggen en zij ook zelf wat wil doen, nu het Stadhuis niet versierd kan worden, verzoekt het College dit crediet aan den Raad, om daaruit een en ander te bekostigen. Spreker meent, dat hetzelfde bedrag ook in vroeger jaren is uitge trokken, maar weet niet, of het geheel noodig zal zijn. De heer Coster vraagt, of de buurtvereenigingen daarvan ook iets zullen krijgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 12