42
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging:
a. het voorstel van den heer de Eeede niet aan te nemen
b. het aandeel van de gemeente in de werkverschaffings-
loonen van de Leidsche Hout over 1929 ad 9.814.32 te
bestrijden uit het „Fonds voor Stadsverbetering, Werkver
schaffing en andere Sociale doeleinden", en daartoe vast te
stellen den hierbij' overgelegden begrootingsstaat, model D.,
dienst 1929.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 9 Mei 1930.
Het praeadvies van B. W. op het voorstel de Eeede
om de werkverschaffingsloonen voor den Leidsehen Hout
niet ten laste van het Fonds voor Stadsverbetering, maar
ten laste van den gewonen dienst 1929 te brengen kan door
onze Commissie niet worden ondersteund. De bezwaren van
deze voorstellen zijn daarin niet weerlegd, ondanks de vrij
uitvoerige redactie van dat stuk.
Bij de gemeente komen in hoofdzaak tweeërlei uitgaven
voor; gewone en buitengewone. De gewone, die overeen
komen met de posten, die een koopman als verlies zou be
schouwen, moeten uit de gewone ontvangsten worden ge
kweten in het jaar, waarin ze tot uitgaaf komen. Voor de
beoordeeling van de vraag of de werkverschaffingsloonen
gewone uitgaven zijn, dient dus te worden beoordeeld het
karakter van die uitgaven.
Hu is er ten opzichte van dit punt eenstemmigheid tusschen
het College van B. W. en den voorsteller, zoodat de vraag,
hoe die uitgaven moeten worden geleden geen vraag zou zijn,
indien B. W. niet voorstelden om ze op een bijzondere
manier te dekken, n.l. uit een fonds, dat gevormd is uit de
batige saldi van den gewonen dienst van vroegere jaren.
Welke redenen worden daar nu voor aangevoerd?
Ie Tijdens de behandeling van de begrooting alleen:
„omdat naar de meening van het college van B. W.
„een sociaal karakter daaraan niet kan worden ontzegd."
2e In het praeadvies wordt opgemerkt:
„dat het aanbeveling verdient, teneinde te voorkomen, dat
„in eenig jaar voor uitgaven als deze in bijzondere mate
„een beroep zou moeten worden gedaan, daartoe op deze
„wijze gevormde middelen bij de hand te hebben."
De beschouwingen over een vermeend verschil in stand
punt tusschen den Wethouder van Financiën en den voor
steller kunnen blijven rusten, omdat'noch de Wethouder,
noch de voorsteller tot zulk een misvatting aanleiding heb
ben gegeven en het daarom niet gewenscht voorkomt, te
gaan discussieeren over een punt, dat nimmer in debat is
geweest.
Wat nu de eerder aangehaalde punten betreft, valt het
niet te ontkennen, dat die werkverschaffingsloonen een
sociaal karakter hebben. Ze staan daarin volkomen gelijk
met andere uitgaven als Steunverleening, Ondersteuning
aan behoeftigen, Kosten van Volkshuisvesting en Volksge
zondheid enz. enz. Er is geen werkelijk verschil en er is
dus ook geen gegronde reden voor een afwijkende behan
deling.
Tegenover het 2e punt valt op te merken, dat door deze
uitgaven niet in bijzondere mate een beroep op de middelen
van 1929 behoeft te worden gedaan. Het tegendeel is waar.
Zelfs met inbegrip van de werkverschaffingsloonen bleef de
raming van den steun beneden vroegere jaren n.l.
1927 130.000.— 1928 160.000.— 1929 115.000.—.
Werkverschaffingsloonen 9.800.
Er was dus geen noodtoestand de zaak stond zeer nor
maal. Ook dit verweer houdt dus geen steek.
Een ander bezwaar, dat voor ons zeer groot is, geldt de
samenstelling van begrooting en rekening. Die stukken zijn
niet eenvoudig, zelfs niet voor den meer ingewijde en daarom
is het o. i. uit den booze om ze ingewikkelder te maken,
dan ze reeds zijn. Het saldo van Hoofdstuk I van de
begrooting moet ineens laten zien, of en zoo ja welk tekort
of overschot wordt geraamd, zonder dat het noodig is te
gaan zoeken of er misschien gewone uitgaven op andere
wijze zullen worden gekweten, dan uit de gewone ontvang
sten van hetzelfde jaar en met de rekening staat het niet
anders.
Onze Commissie adviseert derhalve tot verwerping van
het praeadvies.
De Commissie van Financiën.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
H°. 91. Leiden, 9 Mei 1930.
Bij het hieronder afgedrukt schrijven van 24 Maart j.l.
verzoekt de Eaad van Bestuur van de Stichting „Fonds
voor aanleg, onderhoud en beheer van Wandelparken" ten
behoeve van de verdere afwerking en het onderhoud van
het thans in uitvoering zijnde z.g. verkleinde plan van den
aanleg van „De Leidsche Hout" een bedrag van 15.000.
uit de gemeentekas ter beschikking van de Stichting te
stellen.
Er is naar onze meening wel aanleiding om dit verzoek
in te willigen.
Hiet slechts, dat met den aanleg van „De Leidsche Hout"
een algemeen belang van zeer groote beteekenis wordt gediend,
de uitvoering van het werk was en is ook in hooge mate
bevorderlijk aan de behartiging van een speciaal belang van
den eersten rang, n.l. de bestrijding van de werkloosheid en
van de gevolgen daarvan.
De tewerkstelling bij „De Leidsche Hout", uit sociaal oog
punt zoo aanlokkelijk, doordat aan ongeschoolde werk-
loozen, die bijna permanent zonder werk waren, arbeid kon
worden verstrekt, kweekte de arbeidslust en de geschiktheid
tot werken aan. Verschillende werkloozen, die tot het pau
perisme dreigden te vervallen, werden weder gevormd tot
arbeidzame menschen, wien het, overeenkomstig het streven,
dat van den aanvang af bij de werkverschaffing voorzat,
gelukte in het vrije bedrijf terug te keeren en aldus weer
den kost voor zich en de hunnen te verdienen.
In September 1928 aangevangen met 6 werkloozen, breidde
het aantal tewerkgestelden zich al spoedig uit. Op 31 Decem
ber van dat jaar was het aantal reeds gestegen tot 34,
terwijl het op 31 December 1929 en 31. Maart 1930 resp.
47 en 40 bedroeg. In totaal werden ruim 80 werkloozen
geplaatst, terwijl het hoogste aantal tewerkgestelden per
week 50 bedroeg.
Het loon per uur varieerde van 40 ets. voor den minst
geschoolde, tot 42 a 45 ets. voor de meer geschoolden. Werd
in tarief gewerkt, dan konden hoogere loonen, in het algemeen
tot 55 ets. per uur, worden gemaakteen enkele maal werd
zelfs het normale loon 62 ets. per uur uitbetaald.
Over 1928 werd in totaal aan loon uitgekeerd 8.567,05,
over 1929 43.759,38 en over het eerste kwartaal 1930
12.276,74.
Uit een en ander blijkt, dat het hier, ook in omvang, een
belangrijke werkverschaffing geldt. Op het verloop van de
werkloosheid had zij dan ook een gunstigen invloed, ver
mits de werkloosheid op een lager peil kon worden gehou
den, dan anders mogelijk zou zijn geweest.
Hu de financiën der Stichting zich aldus laten aanzien,
dat de voorhanden middelen nog slechts toereikend zullen
zijn ten hoogste tot 1 Juni a.s., achten wij alleszins termen
aanwezig, na de van particuliere zijde betoonde geldelijke
belangstelling, uit de gemeentekas de gevraagde bijdrage
toe te kennen, opdat de Stichting in staat zij met de af
werking van het plan door te gaan en in het onderhoud
van het reeds aangelegde te voorzien. Vermoedelijk zal met
dit bedrag kunnen worden gewerkt tot 1 September a.s.,
tegen welken datum door het Bestuur nader onder oogen
zat moeten worden gezien, in hoeverre aan de dan verkregen
inrichting van het terrein verdere uitbreiding kan worden
gegeven. Ook met het oog op de werkloosheid zou het te
betreuren zijn, indien de Stichting niet in staat werd gesteld
om met voltooiing van het plan voort te gaan.
Evenals ons College ten aanzien van het aandeel der ge
meente in de werkverschaffingsloonen over 1929 bij het
hierboven afgedrukt voorstel in overweging geeft, zouden
wij ook de bijdrage ad 15.000.uit het „Fonds voor
Stadsverbetering, Werkverschaffing en andere Sociale Doel
einden" willen bestrijden.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Financiën geven wij Uwe Vergadering mitsdien in
overweging
a. aan het „Fonds voor aanleg, onderhoud en beheer van
Wandelparken" een bijdrage van 15.000.in eens toe te
kennen ten behoeve van de verdere afwerking van het thans
in uitvoering zijnde plan van den aanleg van „De Leidsche
Hout" en van het onderhoud van het reeds aangelegde
gedeelte;
b. voor het sub a vermelde doel vast te stellen den hierbij
overgelegden begrootingsstaat, model D., dienst 1930.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 7 Mei 1930.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergade
ring mede te deelen, dat zij zich kan vereenigen met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders om ten laste van
het „Fonds voor Stads verbetering, Werkverschaffing en