144 MAANDAG 14 APRIL 1930. De heer Manders zegt, dat de heer van der Stok hem niet heeft gezegd, dat het over die rooilijn ging; hij heeft wellicht gezegd, dat het over het onderstation aan de Cobetstraat ging. Spreker heeft toen geantwoord: ik kan het mij niet zoo precies herinneren, maar het zal dan wel goed zijn. De heer Splinter zegt, dat er bij kwam, dat de Licht fabrieken, hoewel zij het niet als eisch stelden, toch prijs stelden op grooter diepte; waar het hier niet een hoofd verkeersweg betrof, zagen zoowel de Commissie van Fabricage als het College er geen enkel bezwaar in om de breedte daarvan tot 12 M. terug te brengen. De heer Groeneveld vraagt nu, of dit geen vergissing is geweest; neen, want de Cobetstraat loopt verder door tot de Wasstraat en tot dat groote plein; al hebben die straten dus denzelfden naam, het eerste gedeelte van de Cobetstraat is van veel minder belang dan het tweede gedeelte; dat is geen secundaire straat, maar heeft veel meer beteekenis; men kan het dus niet als dezelfde straat beschouwen. Op advies van den Directeur van Ge meentewerken hebben Burgemeester en Wethouders dus besloten voor te stellen de breedte van de Cobetstraat terug te brengen tot 12 M.; met aan weerskanten voortuintjes van 4 M. wordt die straat dus nog 20 M. breed. De heer Goslinga zegt, dat deze rooilijn niet op verzoek van de Lichtfabrieken is teruggebracht; toen de Directeur van Gemeentewerken er mede kwam, was de Directie der Lichtfabrieken er evenwel bijzonder mee ingenomen, omdat deze er 2 M. meer bouwterrein door kregen. Het is dus wel in het belang der Lichtfabrieken, maar dat is niet de reden geweest; dat motief moet men uitschakelen. De heer Manders heeft ook niet den indruk gekregen, dat men dit gedaan heeft om de Lichtfabrieken ter wille te zijn. Het is echter in de stukken als volgt voorgesteld: men krijgt zooveel meer, als men dien meerderen grond verkoopt. Spreker kan zich van de behandeling van de zaak in de commissie weinig meer herinneren; dit zal vóór sprekers tijd geweest zijn. Nu krijgt men daar wel voortuintjes van 4 M. breed, maar spreker vreest dat men straks zal zeggen: gij bouwt niet aan de rooilijn en daarom moet gij die voor tuintjes van 4 M. afstaan aan de gemeente; dan ismeneven ver. Men moet niet zoo lichtvaardig de eenmaal vastgestelde rooilijn wijzigen; daar moet men serieus aan vasthouden.Nu zegt de Wethouder, dat het niet dezelfde straat is, maar dat is toch wel zoo; de Breestraat aan het eene einde is toch dezelfde straat als de Breestraat aan het andere einde, al is zij dan ook iets smaller of breeder. De Cobetstraat blijft ook in het volgende gedeelte dezelfde straat. De grond, aan die straat gelegen, is verkocht aan personen, die wisten en er op rekenden, dat de straat 15 M. breed zou worden. De heer Splinter zegt, dat dit absoluut niet waar s. Aan de koopers van den grond is nooit medegedeeld, dat de straat 15 M. breed zou worden. De heer Manders zegt, dat het op het uitbreidingsplan stond aangegeven. De heer Splinter: De menschen hebben het uitbreidings plan nooit gezien. De heer Manders herinnert den Wethouder er aan, dat deze bij de behandeling van de zaak van Van den Bosch heeft gezegd, dat laatstgenoemde wist, dat het plan vaststond. Ook de koopers van dezen grond wisten, dat de straat 15 M. breed zou worden. Na de versmalling van de straat zal de grond niet meer dezelfde waarde als vroeger hebben. Spreker acht het verkeerd willekeurig van het plan af te wijken. De heer Splinter zegt, dat de heer van der Stok hem zoo even heeft medegedeeld, dat hij positief aan den heer Manders heeft gevraagd, of deze met de versmalling van de Cobetstraat van 15 tot 12 M. accoord ging en dat de heer Manders zich daarmede volkomen heeft kunnen vereenigen, terwijl de heer van der Stok er bij gezegd heeft, dat de grond aan de Lichtfabrieken zou worden afgestaan. De heer van der Stok heeft trouwens aan de heeren Bosman, Parmentier en Schüller dezelfde vraag telefonisch gesteld. Spreker wijst er vervolgens op, dat door de bewoners van de huizen aan de overzijde nooit geklaagd is over het feit, dat hun woningen, hoewel zij aan een aangelegde straat moeten liggen, alleen aan een trottoir gelegen zijn. Die klacht zou juist zijn, want de weg moet nog bestraat worden. Men moet echter over een straat van 12 M. breedte, die een behoorlijke straat kan genoemd worden, niet spreken alsof het een straat van 4 M. breedte is. Er kunnen indertijd bepaalde redenen hebben bestaan, waarom men het noodig achtte de straat op 15 M. te pro jecteeren. De heer Kooistra is eveneens van oordeel, dat de ver smalling van de straat van 15 tot 12 M. niet van zooveel beteekenis voor de straat zal zijn. De heer Goslinga heeft nu echter verklaard, dat de Licht fabrieken niet om de strook van 3 M. hebben gevraagd. De noodzakelijkheid van die versmalling is dan ook niet aan getoond. Men heeft alleen' getracht aan te toonen, dat ook na de versmalling de straat nog breed genoeg is. Spreker zou echter gaarne vernemen, waarom men eigen lijk voorstelt tot deze versmalling over te gaan. De heer Splinter deelt in antwoord hierop mede, dat men met het oog op de diepte van het geheele bouwblok, welke diepte niet zoo bijzonder groot is, het wenschelijk heelt geacht de straat drie meter smaller te maken. De heer Groeneveld laat in het midden of de Cobetstraat 12 of 15 M. breed moet zijn; wellicht is 12 M. voldoende, omdat evenwijdig daarmede de zeer breede Burggravenlaan loopt. Wellicht had men daarom de Cobetstraat wat smaller kunnen projecteeren. Men heeft dat echter eenmaal niet gedaan, maar die op 15 M. geprojecteerd; misschien bij ver gissing, maar waar nu eenmaal een zeer groot gedeelte van die straat 15 M. breed is gemaakt, ziet spreker geen enkele reden om een ander deel van die straat smaller te maken. De heer Splinter zegt nu wel, dat de Fruinstraat 20 M. breed is, maar dat is een straat, die de Cobetstraat kruist en dus ten opzichte van de hierbij betrokken verkeersrichting geen beteekenis heeft. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aan genomen met 27 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Parmentier, Meijnen, Romijn, Goslinga, Splinter, Reimeringer, Tepe, Donders, de Reede, Kuivenhoven, Wilbrink, van Rosmalen, Bergers, Bosman, Wilmer, Huurman, van Eek, Verweij, Coster, van Es, Zitman, Schüller, Eikerbout, Koole, mevrouw Braggaarde Does, de heeren van der Reijden en van Tol. Tegen stemmen: de heeren van Stralen, Manders, de Meij, Groeneveld en Kooistra. (De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen). XIV. Praeadvies op het verzoek van het bestuur van de vereeniging »de Ambachtsschool" te Leiden, in zake uit breiding van het schoolgebouw. (Zie Ing. St. No. 61). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XV. Praeadvies op het verzoek van de N. V. Bloembollen- kweekerij en Handel v/h. firma J. de Groot en Zonen te Noordwijk, in zake verbetering van een gedeelte van den Haarlemmer trek vaaitweg bij de Piet-Gijzenbrug. (Zie Ing. St. No. 57.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Praeadvies op het verzoek van den Bond van Leidsche Zangvereenigingen, om toekenning van een gemeentelijke subsidie, tevens praeadvies op het voorstel van den heer Wilmer, in zake het toestaan van gelden ter subsidieering van muziek- en zangvereenigingen. (Zie Ing. St. No. 58.) De heer Wilmer spreekt zijn verwondering uit over de interpretatie door Burgemeester en Wethouders van sprekers voorstel; er wordt met geen woord over gesproken, dat die f 1000.over »die bonte verscheidenheid van corpsen en corpsjes" zouden moeten worden verdeeld; er staat alleen in, dat een bedrag van 1000.op de begrooting zal worden gebracht, waaruit muziek- en zangvereenigingen worden ge subsidieerd, die tot het geven van volksvoorstellingen worden uitgenoodigd. Er is dus geen sprake van, om dat bedrag te verdeelen onder alle corpsen. Het voorstel, dat door spreker is overgenomen, is dus niet zoo onuitvoerbaar als het hier thans wordt voorgesteld; in de redactie er van is geen enkele rechtvaardiging van deze interpretatie te vinden. De grondgedachte van dit vooistel is ongeveer dezelfde als

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 6