140 MAANDAG 14 APRIL 1930. '2°. Adres van C. C. van den Bosch, houdende beroep van de afwijzende beschikking op zijn verzoek tot uitbreiding van zijne waschinrichting aan den Zoeterwoudschen Sin gel No. 11. De Voorzitter stelt voor adressant in zijn beroep niet ontvankelijk te verklaren. De heer Manders vraagt, wat daarvan de bedoeling is. Kan de Raad er mede volstaan dit adres voor kennisgeving aan te nemen De Voorzitter zegt, dat de termijn is overschreden, ge durende welken men in beroep kan gaan. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 3°. Begrooting, dienst 1930, van de Stichting tot beheer en exploitatie van woningen te Leiden. Zal in de Leeskamer ter inzage worden nedergelegd. 4°. Schrijven van de Paulusvereeniging, afdeeling Jeugd werk, in zake het uitstallen van onzedelijke lectuur in de étalage van perceel Burgsteeg 3. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten het schrijven te stellen in handen van den Burgemeester ter afdoening. 5°. Adres van de Federatie van te Leiden gevestigde woning- bouwvereenigingen in zake het bestemmen als bouwterrein voor de Woningbouwvereenigirigen, van terreinen, grenzende aan de woningcomplexen »Eensgezindheid," »Tuinstadwijk" en »de Eendracht". De Voorzitter stelt voor dit adres in handen van Burge meester en Wethouders te stellen om praeadvies, uit te brengen tegelijk met het voorstel in zake de aanhangige bouwplannen. De heer Kooistra brengt het bestuur van de Federatie van Woningbouwvereenigingen hulde voor de door dit bestuur ontwikkelde activiteit. Het adres maakt echter op spreker een eigenaardigen indruk. In de toelichting staat n.l.: «Het spreekt voor zichzelf, dat de Bouwvereenigingen voor het uitbreiden van haar woningcomplexen, het eerst het,oog vestigen op die terreinen, welke onmiddellijk grenzen aan de bestaande bouwblokken. Zoo heelt «Eensgezindheid" het oog op het terrein door de Gemeente indertijd aangekocht, oostelijk van de van Speyk- straat; enz., enz." De ongerustheid, die bij de verschillende Woningbouwver eenigingen bestaat, brengt spreker in verband met de activi teit, die getoond wordt door de Leidsche Exploitatiemaat schappij van Onroerende Goederen. Volgens het bericht in het Leidsche Dagblad van 9 April j.l. heeft deze maatschappij grond gekocht van J. Voorsluijs. De Woningbouwvereenigingen zullen ongerust zijn dat de tijdens de behandeling der begrooting door den Wethouder aan haar toegezegde terreinen niet aan haar zullen worden overgedragen en spreker zou gaarne willen, dat het College de Federatie in dit opzicht gerust steldedaarom verzoekt hij den Wethouder nu reeds te willen mededeelen, of de voor die vereeniging bestemde gronden ook aan haar zullen worden toegewezen. De heer Splinter kan den heer Kooistra geruststellen, indien hij bedoelt den grond voor den bouw van de 204 woningen, waarvoor thans Rijksvoorschot is aangevraagd; die zaak is nu in orde; natuurlijk wordt de grond voor de geprojecteerde woningen aan de desbetreffende bouwvereeni gingen toegewezen. Spreker begrijpt echter niet, wat de heer Kooistra verder bedoelt; dit is een geheel nieuw adres. De heer Kooistra zegt, dat de Wethouder hem zeer goed begrijpt, maar het vermoedelijk niet direct wil zeggen; spreker heeft het oog op den grond, die direct aansluit aan de terreinen van die bouwvereenigingen ten oosten van de van Speykstraat, de Driftstraat en den Lammeschansweg. De heer Splinter zegt, dat dit zal blijken, uit het praead vies, dat zal worden uitgebracht; daarop loopt de heer Kooistra nu vooruit. Spreker zegt niets toe; de heer Kooistra behoeft niet ongerust te zijn; dit praeadvies komt aan de orde tegelijk met de bouwplannen, die ook zoo spoedig mogelijk aan de orde zullen worden gesteld. Laat de heer Kooistra gerust zijn tijd afwachten. De heer Kooistra heeft bij Zuiderzicht ook rustig afge wacht en dat is ook misgeloopen. Met dat rustige afwachten is spreker niet gerust. De Wethouder heeft toch bij de be grooting toegezegd, dat hij dien grond zou reserveeren! De heer Splinter heeft toen alleen gezegd, dat men zou behouden den bouwgrond, bestemd voor 204 woningen, maar niet dat men nog meer grond zou behouden; dat zal uit het praeadvies blijken. De heer Kooistra wil de toezegging van den Wethouder, dat hij dien verderen grond niet aan anderen verkoopt. De heer Schüller zegt, dat de heer Splinter den heer Kooistra misschien verkeerd begrijpt; diens bedoeling is, dat Burgemeester en Wethouders geen voorstel zullen doen tot eventueelen grondverkoop, alvorens praeadvies op dit adres is uitgebracht; wil de Wethouder die toezegging doen? De heer Splinter doet die toezegging absoluut niet. De heer Wilbrink zegt, dat het hier toch een geheel andere zaak betreft dan die van Zuiderzicht. Wanneer straks Burgemeester en Wethouders voorstellen om dezen grond te verkoopen, dan zal de Raad daarover toch moeten beslissen. Nu denkt de heer Kooistra, dat het net zoo zal loopen als bij Zuiderzicht, maar Zuiderzicht was toch niet geheel gepro jecteerd als een terrein voor de volkshuisvesting in dien zin, dat er arbeiderswoningen moeten komen, en de terreinen aan de van Speykstraat en aan den Lagen Rijndijk wel. Spreker zou den heer Kooistra in overweging willen geven den gang van zaken rustig af te wachten. Ook spreker is niet geneigd het voetspoor van Burgemeester en Wethouders te volgen, als zij den grond voor een ander doel willen be stemmen, dan aanvankelijk in het voornemen lag. Ten slotte uit spreker den wensch, dat het praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het adres van de Federatie van Woningbouwvereenigingen binnen niet te langen tijd zal verschijnen. De heer Kooistra is den heer Wilbrink erkentelijk voor den steun, dien hij spreker op dit punt heeft geboden. Spreker blijft het met het oog op de belangen van de volkshuisvesting noodig achten, dat de Wethouder de toezegging doet met de Federatie van Woningbouwvereenigingen te zullen overleggen, alvorens met voorstellen tot grondverkoop bij den Raad te komen, want indien Burgemeester en Wethouders met voor stellen komen is de kans, dat zij worden aangenomen grooter dan de kans, dat zij worden verworpen. Voor het zoover komt, wil spreker er op wijzen, dat hij liever niet zag, dat dergelijke besluiten werden genomen. De heer van Stralen vestigt er de aandacht op, dat in het adres van de Federatie de vrees tot uiting komt, dat de terreinen, waarvan zij meent, dat ze bestemd moeten blijven voor den bouw van arbeiderswoningen, te eeniger tijd een andere bestemming zullen krijgen. Het is niet uit te maken, hoe bij de Federatie die vrees is ontstaan. De heeren Splinter en Parmentier: Dat moet u maar aan den heer Schüller vragen! De heer van Stralen zou gaarne van den Wethouder althans op de volgende vraag een antwoord willen ontvangen is ten opzichte van den verkoop van de bedoelde terreinen bij het College van Burgemeester en Wethouders een voorstel of een verzoek ingekomen? De heer Parmentier herinnert er aan, dat thans slechts aan de orde is de vraag, of het adres van de Federatie thans zal worden behandeld. Spreker meent, dat men buiten de orde is, wanneer men de dingen behandelt, die de heer van Stralen thans ter sprake heeft gebracht. De Voorzitter zegt, dat de heer Parmentier, strikt ge nomen, gelijk heeft, maar men kan bij het voorstel omtrent de wijze van behandeling enkele opmerkingen maken, die tot verheldering kunnen leiden, waarom het aan spreker moet worden overgelaten zoo noodig den loop van de discussie eenigermate te laten gaan en daarbij af te wijken van den strengen regel. De heer Splinter deelt in antwoord op de vraag van den heer van Stralen mede, dat er inderdaad enkele gegadigden zijn geweest, die naar bouwgrond hebben gevraagd. De heer Schüller zegt in verband met de opmerking van den heer Parmentier over de orde, dat hij, noch een van zijn partijgenoot en, bezwaar heeft tegen het stellen van dit adres

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 2