148 MAANDAG 14 APRIL 1930. Op grond van een en ander zijn Burgemeester en Wet houders met dit voorstel gekomen. Spreker is het niet met den heer Manders eens, dat in dit geval iemand kan worden aangesteld, die van de middelbaar technische school komt. want die persoon zal niet zoo admi nistratief onderlegd zijn als degene, dien spreker gaarne zou benoemd zien. De heer Weijer, met wien spreker ver scheidene jaren heeft samengewerkt, is gebleken iemand te zijn, die niet alleen administratief goed ontwikkeld is, maar ook ten opzichte van de technische zaken, waarvoor hij ge roepen wordt, op zijn plaats is. Spreker zegt dit mede in antwoord op de vraag van den heer Verweij, waarom in dit geval niet de gewone weg is gevolgd. De heer Weijer heeft zich doen kennen als iemand, die de zaken op zoodanige wijze behandelt, dat de taak om met hem samen te werken daardoor wordt verlicht. Hij ambieert deze betrekking, niet in de eerste plaats omdat hij daardoor in een bétere positie zou komen, maar wel, omdat hij dit werk gaarne doet. De Raad zal naar spreker vertrouwt, dan ook nooit spijt behoeven te hebben van de benoeming van den heer Weijer tot administratief hoofdambtenaar. De heer Huurman wenscht enkele inlichtingen te vragen, maar acht het beter dit te doen in een vergadering met ge sloten deuren. Mede namens de heeren Eikerbout, van Es, Wilmer en Wilbrink verzoekt hij den Voorzitter de deuren te doen sluiten. De heer Vebweij stelt voor, de vergadering met gesloten deuren te doen plaats hebben na de afhandeling van de overige agendapunten. De Voorzitter stelt voor overeenkomstig het voorstel van den heer Verweij te besluiten en de verdere behandeling van punt XVIII voorloopig aan te houden. Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. XIX. Praeadvies op het verzoek van de Vereeniging tot Bestrijding der Tuberculose, om verhooging van de haar toe gekende jaarlijksche subsidie, met het desbetreffend schrijven van den heer H. W. Blöte, arts, alhier. (Zie Ing. St. No. 64.) De heer van Es zal zich niet tegen het prae-advies van Burgemeester en Wethouders verzetten, maar kan toch ook niet con amore zijn stem aan dit geheele voorstel geven, zooals spreker ook reeds in de Commissie voor geneeskundige aangelegenheden heeft gezegd. Tegen de overschrijving van het bedrag van 1600. welke post voorkwam op de begrooting van het Burgerlijk Armbestuur, op naam van de Vereeniging tot Bestrijding der Tuberculose, heeft spreker geen bezwaar, mits dit bedrag inderdaad wordt besteed voor hetzelfde doel, waarvoor het door het Burgerlijk Armbestuur werd aangewend en geen beroep wordt gedaan op de financiëeele hulp van den dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon (vroeger Burgerlijk Arm bestuur). Tegen de verhooging van de subsidie met ƒ2000.heeft spreker wel eenige bedenkingen. In de eerste plaats meent spreker, dat de vereeniging zelf zoo buitengewoon weinig doet om haar inkomsten te ver- grooten. Tegenover 19.197.58 aan subsidies van Rijk, Pro vincie en Gemeente staat slechts een post van ƒ628.50 aan contributie. Daarnaast staan de volgende postenopbrengst verkoop Emma-bloem (waarvoor de vereeniging zelf niet zooveel moeite behoeft te doen) ƒ1266.90, giften ƒ122.485 en ƒ1020.voor een hoogtezonapparaat. In zijn brief, waarin het verhooging vraagt van de jaar- lijksche subsidie, zegt het bestuur der afdeeling Leiden wel, dat het verschillende pogingen heeft aangewend om de inkom sten uit particuliere bron te verhoogen, maar spreker heeft van die pogingen buitengewoon weinig bemerkt. Het bestuur zal ernstig moeten overwegen, wat gedaan moet worden om de inkomsten uit particuliere bron te ver hoogen. Voor de moeilijkheden, die daarbij ondervonden zullen worden, mag men niet terugdeinzen. Indien er bij particulieren inderdaad zoo weing belang stelling bestaat in het werk der vereeniging, is daarmede in strijd de juichkreet, die prof. Nolen in het jubileumnummer van het orgaan der Nederlandsche Vereeniging tot Bestrijding der Tuberculose heeft laten hooren. Daarin schrijft hij: »De Ned. Centrale Ver. tot bestrijding der tuberculose heeft door haren veelzijdigen, onverpoosden arbeid van nu 25 jaren, krachtig er toe bijgedragen, dat bij het Nederl. volk de belangstelling voor den strijd tegen de tuberculose is gewekt en levendig gehouden. Daarbij heeft zij meer en meer de weldadige overtuiging ingang doen vinden, dat de tuberculose een gewelddadige volksziekte is, die echter kan en daarom moet uitgeroeid worden". Deze laatste zin bevat wel dikke woorden, maar is met de waarheid in strijd! Laat het bestuur b.v. eens ernstig overwegen, of het niet goed ware, dat in het bestuur ook één of meer personen van positief Protestantsch-Christelijk beginsel zitting had; wellicht zou dit ook de inkomsten der vereeniging verhoogen, daar het tot nu toe alleen uit Roomsch-Katholieken en vrijzinnigen bestond. Is nu dit meerdere subsidie inderdaad verantwoord; is het goed besteed in verband waarmede het doel, n.l. de tuber culosebestrijding, wordt nagestreefd. Deze vraag rijst bij spreker in verband met den brief van Dr. Blöte en de daarop door den Directeur van den Geneeskundigen Dienst en door het bestuur der Vereeniging tot bestrijding der tuberculose te Leiden gegeven antwoorden. Zoo zegt de Directeur van den Geneeskundigen Dienst: »De vereeniging tot bestrijding der tuberculose te Leiden werkt volgens de lijnen aangegeven door de meest gezag hebbende wetenschappelijke werkers op dit gebied, zoowel in Nederland als in het buitenland. De betrokken Hoofdinspectie van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid heeft zich met deze werkwijze vereenigd. Deze werkwijze te verlaten op gezag van den heer Blöte, wiens meening, voorzooverre mij bekend is, door niemand wordt gedeeld, kan door mij niet worden aanbevolen". Deze uitspraak is vrij vaag en spreekt niet tegen, dat de meeningen omtrent de tuberculosebestrijding in den loop van 25 jaren zeer veranderd zijn. Op de vergadering der Nederlandsche Centrale Vereeniging tot bestrijding der tuberculose in 1908 te Utrecht heeft Prof. Nolen, een dier meest gezaghebbende wetenschappelijke werkers volgens Dr. Horst, als doelstelling der vereeniging uitgesproken: verdrijving uit onze maatschappij of tot een minimum terugdringen der tuberculose; geen filantropie dus om tuberculose-lijders te helpen, doch de gezonden voor besmetting bewaren. Wel geeft hij toe, dat het goed is om het publiek een filantropisch doel voor oogen te houden, opdat daardoor geld loskome, maar als doel van die ver eeniging deugt het niet. Prof. Nolen had althans toen de vaste overtuiging, dat het mogelijk zou zijn de tuberculose uit te roeien. Hij zeide toen: «Tuberculoselijder wordt men, althans in den regel, slechts door zeer dikwijls herhaalde infecties öf door een of enkele infecties met een groote hoeveelheid tuberkelbacillen. Juist die omstandigheid is het, die mij de vaste overtuiging heeft ge schonken, dat het mogelijk is de tuberculose uit te roeien". Daarbij achtte hij de rol der sanatoria van geringe waarde, maar bracht hij vooral als middel naar voren de consultatie- bureaux met hunne huisbezoeksters, die men ook in Leiden heeft; zij mochten echter volstrekt niet als filantropisch instituut werken. Deze meening werd volstrekt niet door alle «wetenschappelijke werkers" gedeeld en met name Dr. Haentjes, Dr. Akkerman, Dr. Vos van Hellendoorn, Dr. Moerel uit Breda, Dr. Heyermans uit Amsterdam, Prof. Pel, vroeger te Amsterdam, die toch ook zeker wel genoemd mogen worden, verschilden heel wat van de opvatting van Prof. Nolen. Uit het feit, dat in 1917 in een vergadering een voordracht ge houden is over de wijze van tuberculosebestrijding der Neder landsche Centrale Vereeniging in verband met de daartegen gerezen bezwaren, blijkt, dat die «wetenschappelijke werkers" het lang niet met elkaar eens zijn. Dr. Pijnappel stelde b.v. als doel de prophylaxie, dus het voorkomen der tuberculose, en de huisbezoeksters zouden tot taak hebben bescherming der gezonden. Dr. Heyerrnans maakte het bestuur toen een verwijt, dat op de algemeene vergaderingen, gedurende 8 jaren gehouden, nooit gelegenheid was geweest om met voor stellen te komen en bracht ook toen vooral de sociale hulp naar voren, volgens mij zeer terecht. Dr. Abrahams en Dr. Heyermans noemden de vergadering van 1908, waarin Prof. Nolen zijn opvattingen uiteenzette, een vertooning. Dr. Heyer mans zeide in December 1917 «Ziedaar in het kort de fouten, die zich sedert den aanvang hebben voorgedaan. Die fouten hebben zich zoodanig ge wroken, dat wij in het afgeloopen tijdperk hebben gezien, dat de vereeniging zich bepaald heeft tot het subsidieeren van andere vereenigingen. De verdeeling van de subsidies acht ik dan ook van ondergeschikt belang; die kan een medisch ambtenaar, verbonden aan het ministerie, net zoo goed doen. De Vereeniging heeft zich voorts de taak opgelegdhet kweeken van bezoekdames, waarover straks meer; zij heeft een tijd schrift uitgegeven, dat nogal duur is; dat bevat meerendeels vertalingen en een stuk of wat referaten van artikelen, voorts een groeiend officieel gedeelte enz. Populariteit in de breede volksmassa kan het daardoor niet krijgen". Van de huisbezoeksters zegt Dr. Heyermans:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 10