132
MAANDAG 17
MAART 1930.
het bouwen van een school. Spreker is nooit iets gebleken
van de noodzakelijkheid van een school in die omgeving.
Daarom betwijfelt spreker, dat de bevolkingsuitbreiding in
dat stadsgedeelte aan deze Oegstgeester Commissie aanleiding
geeft tot het bouwen van eèn school voor gewoon lager
onderwijs, en waar hij dat betwijfelt, volgt daaruit, dat hij
evenzeer betwijfelt, of die 25 leerlingen, waarvan hij zooeven
sprak, mogen worden medegeteld. Mogen zij niet worden
medegeteld, dan moeten zij van de 106 kinderen der ingediende
lijsten worden afgetrokken en blijven er minder dan 80, het
wettelijk minimum, over, omdat ook om andere redenen er
nog enkele uitvallen.
Gedachtig aan het Latijnsche woord, dat aanraadt om zich
in geval van twijfel te onthouden, moet spreker reeds om
die reden zijn stem aan dit voorstel van Burgemeester en
Wethouders onthouden.
Sprekers tweede opmerking betreft de vraag, ol men hier
met een Leidsch, dan wel meer met een Oegstgeester belang te
doen heeft. De naam van deze vereeniging wijst er al op, dat
het een Oegtgeester belang betreft, hetgeen nog sterker ge
demonstreerd wordt door het feit, dat van de 80 schoolgaande
kinderen op de lijsten er 25 in Leiden, 54 in Oegstgeest en
1 in Rijnsburg schoolgaan. Van de 106 in totaal op de lijsten
voorkomende kinderen, de nog niet leerplichtige incluis,
wonen er 38 in Leiden, 66 in Oegstgeest en 2 in Rijnsburg.
Ligt het dus wel op den weg van het Leidscfte gemeentebestuur
om grond en een aanzienlijk kapitaal te geven tot het bouwen
van een school, die toch veel meer een Oegstgeester dan een
Leidsch belang zal dienen? Spreker meent van niet. Als de
aanvragende vereeniging bepaald een school noodig achtte,
dan had zij zich niet tot Leiden, maar tot Oegstgeest moeten
richten.
Sprekers derde opmerking is niet van wettelijken, maar
van moreelen, van geestelijken aard. Wat zal er gebeuren,
wanneer die school er is? In de eerste plaats zullen de 80
schoolgaande kinderen, die daar zullen komen, op de scholen,
waar zij vandaan komen, 80 leege plaatsen laten, 25 in Leiden,
54 in Oegstgeest. Alleen op de Hervormde school aan den
Endegeesterstraatweg te Oegstgeest zullen daardoor 49 plaatsen
open komen. Het motief voor de stichting van deze nieuwe
school op het gebied van Leiden ligt dus niet in een tekort
aan plaatsruimte was dat wel het geval, dan zou spreker
er anders tegenover staan want op de scholen, waar die
80 kinderen op dit oogenblik gaan, blijft er plaats voor al
deze leerlingen.
Er gebeurt echter nog iets en dat vindt spreker voor zich
zelf het droevigst. Op de Hervormde school te Oegstgeest is
totnogtoe altijd geweest een gelukkige samenwerking tusschen
de Hervormden en Gereformeerden, een samenwerking, welke
het Bestuur van de Hervormde school mogelijk heeft gemaakt
en bevorderd door twee maatregelen. De eerste maatregel is,
dat dit Bestuur in zijn kring ook leden van de Gereformeerde
Kerk heeft opgenomen, en de tweede is, dat dit Bestuur
naast Hervormde ook Gereformeerde leerkrachten heeft be
noemd. In deze samenwerking, welke spreker een gelukkige
noemt, zal door deze actie een wig worden gedreven. Er zal
een scheur komen in de kringen van de ouders der leerlingen
van de Hervormde school te Oegstgeest, die tot nog toe deze
school voor hun kinderen hebben gekozen. En verlaten 49
leerlingen deze school en gaan zij over naar de nieuwe, dan
zal er eveneens een scheur ontstaan in den kring der kinderen,
die totdusverre op dezelfde school hun onderwijs en hunne
opvoeding hebben genoten.
Spreker vindt dit, zooals hij zeide, het treurige in deze zaak
en nu is hij wel niet verantwoordelijk voor het initiatief tot
deze actie, maar hij kan toch niet de gedachte van zich
afzetten, dat] hij, stemmende vóór het totstandkomen van deze
school, eigenlijk indirect in dit opzicht toch eenige mede
verantwoordelijkheid op zich zou laden. Hij gevoelt zich ook
om deze reden gedrongen daaraan niet mede te werken. Hij
zal dus, in overeenstemming met zijn fractiegenooten, tegen
stemmen.
De Voorzitter geeft het woord aan den heer Groeneveld.
De heer van Es vraagt, of hij een voorstel van orde
mag doen.
De Voorzitter antwoordt, dat de heer Groeneveld dan
eerst uitgesproken moet zijn.
De heer Groeneveld zegt, dat deze zaak op het nippertje
in den Raad komt; deze aanvrage is van 20 December 1929
en wanneer de Raad niet binnen 3 maanden daarop beslist,
is het verzoek volgens de wet stilzwijgend toegestaan; de
Raad heeft dus nog 2 dagen tijd om te beslissen en moet
dus vandaag een beslissing nemen.
Het advies der Onderwijscommissie, waarop in de stukken
een beroep gedaan wordt, is toch wel wat heel eenvoudig
tot stand gekomenover deze zaak is door die commissie
niet vergaderd, doch de stukken hebben gecirculeerd en de
leden hebben schriftelijk hun meening aan den Wethouder
kenbaar gemaaktzoo heeft spreker als kleinst mogelijke
minderheid zijn bezwaren medegedeeld. In een persoonlijk
gesprek heeft de Wethouder spreker medegedeeld, dat hij
het ook wel noodig had geacht, dat de commissie over deze
zaak vergaderde, doch dat dit onmogelijk was, doordat de
chef van de afdeeling Onderwijs, die als secretaris van die
commissie fungeert, te zeer in beslag was genomen door de
electriciteitstentoonstelling. Dat is mogelijk, maar hoewel de
Wethouder deze zaak belangrijk genoeg achtte om er over
te vergaderen, is dit intusschen niet gebeurd. Nu is het
toch zeker de bedoeling van zulk een commissie om althans
bij belangrijke zaken door onderlinge bespreking tot een
conclusie te komen; dat is hier niet mogelijk geweest en
onder deze omstandigheden kan aan het advies van de onderwijs
commissie ook heel weinig waarde worden gehecht. Nu die
zaak in de commissie niet is besproken, kan dat advies wel
geheel uitgeschakeld worden. Ook de Plaatselijke School
commissie is over deze zaak niet gehoord, hoewel zij er
belangrijk genoeg voor is, daar, om te beginnen, het bouwen
van deze school ongeveer 100.000 aan de gemeente zal
kosten; voor Leiden een zeer belangrijk bedrag. De voor
bereiding van zoo'n zaak behoort in orde te zijn, hetgeen
hier niet het geval is geweest.
Het verzoek van deze Oegstgeester Schoolvereeniging is
spreker zeer onsympathiek. Heel wat Oegstgeesters kan men
betitelen als «belastingvluchtelingen", menschen, die wel gaarne
profiteeren van alles wat een groote stad biedt en wat aan
die stad veel geld kost, maar eén ding, dat zij moesten doen,
niet doen, n.l. belasting betalen. Dat vinden zij te duur en
daarom gaan zij even over de grens wonen. Krijgt nu deze
Schoolvereeniging haar zin, dan zullen diezelfde menschen,
behalve dat zij niet in de Leidsche belasting bijdragen, ook
nog de kosten van het onderwijs voor hun kinderen over de
grens schuiven en een belangrijk deel daarvan voor rekening
van de gemeente Leiden doen komen. Dat gaat spreker wel
wat heel ver. Als ingezetenen van Oegstgeest een Gerefor
meerde school willen bouwen, dan moeten zij dat zelf weten,
maar laten zij dat dan in Oegstgeest doen en laten zij het
die gemeente dan laten betalen. Spreker keurt het af, dat men
die school op Leidschen grond wil bouwen, 100 M. over de grens.
Het schoolbestuur is zoo handig geweest voor deze school
een heel mooi stuk grond, bestemd om in exploitatie te
worden gebracht als villa-terrein, uit te zoeken. Die grond
zou in verband met de nabijheid van den Leidschen Hout
een behoorlijken prijs kunnen opbrengen en de kosten van
den Hout kunnen helpen dekken, maar, als men daar een
school gaat bouwen, zal de grond in die omgeving sterk in
waarde dalen, omdat niemand er op gesteld is een villa te
laten bouwen in de nabijheid van een school.
De aanvragende vereeniging heet «Vereeniging tot stichting
en instandhouding van scholen met den Bijbel te Oegstgeest".
Nu is er te Oegstgeest wel een school met den Bijbel, maar
dat is helaas een Hervormde school. In Christelijke kringen
is men het over den Bijbel nooit eens. Een zeker deel der
Christenen meent, dat de Hervormde Bijbel verkeerd wordt
uitgelegd, dat de Gereformeerde Bijbel beter is en dat ook
heel jonge kinderen daarmede op de hoogte moeten worden
gebracht, zoodat er per se een Gereformeerde school moet
worden gebouwd. Als het een privé-liefhebberij is van de
verschillende godsdienstige richtingen om den Bijbel op ver
schillende manier uit te leggen, dan moeten zij dat weten,
maar, als het de gemeente Leiden veel geld kost, vindt spreker
het verkeerd. Hij hoopt dan ook, dat men het in Christelijke
kringen over den Bijbel eens zal worden.
Spreker heeft sterk den indruk, dat op de afdeeling
Onderwijs aan de voorbereiding van deze zaak wel een en
ander heeft ontbroken. Zijn de handteekeningen op die lijst
wel afdoende gecontroleerd? Spreker heeft sterk den indruk,
dat dit niet het geval is. Is gecontroleerd, hoe oud de opge
geven kinderen zijn, en op welke school zij gaan? Men
behoeft toch niet alleen af te gaan op hetgeen op die
lijst staat; er worden wel eens, al of niet opzettelijk, foutieve
opgaven gedaan. Het kan toch nooit goed zijn, dat 30 of 40
menschen door het plaatsen van hun handteekening derge
lijke bedragen uit de gemeentekas weten te halen; daarvoor
moeten toch degelijke bewijsstukken zijn.
Spreker is het met den heer Meijnen eens, dat deze aan
vrage niet voldoet aan de wettelijke voorschriften; weliswaar
is voor 106 kinderen geteekend, maar daarvan moeten
allereerst worden afgetrokken de 16 kinderen, die op Gere
formeerde, gelijksoortige, zooals de wet zegt scholen
gaan; spreker weet niet of bovendien de 12 kinderen, die
op Hervormde scholen gaan in Leiden, daarvan kunnen wor
den afgetrokken, zooals de heer Meijnen zegt. Deze opgave
heeft echter andere gebreken. De kinderen, waarvoor getee
kend is, tellen mede, wanneer redelijkerwijze kan worden