MAANDAG 17 MAART 1930.
131
het heeft echter geen zin dezen post in het wilde weg tot
ƒ2000.te verhoogen. Zoodra er zich weer eens een gelegen
heid tot reclame maken voordoet, zal het College met concrete
voorstellen komen.
De opmerking van den heer Bosman is niet geheel ter zake.
Het gaat er hier niet over om vooruit te loopen op de eventueele
voorstellen van de Commissie voor Handel en Industrie; bij de
samenstelling van deze film zal dan ook niet in de eerste plaats
gelet worden op de industriebelangendat zal zeker later
gebeuren, maar die zaken hangen niet samen en kunnen niet
op elkaar wachten. Bovendien is het geheel onzeker, welke
voorstellen die Commissie zal doen; dat kan later onder de
oogen gezien worden. Met dit kleine bedrag kan voorloopig
volstaan worden.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen.)
VI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
aanbrengen van een nieuwe bestrating in de Pelikaanstraat.
(Zie Ing. St. No. 43.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van het afwenden van brandgevaar en het beteugelen van
brand in het Stedelijk Museum »de Lakenhal".
(Zie Ing. St. No. 42.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van de aansluiting van een gedeelte van wijk VI en van een
gedeelte van wijk VII op de centrale rioleering.
(Zie Ing. St. No. 44.)
De heer van Stralen heeft vernomen, dat deze beide werken
gegund zijn aan denzelfden aannemer. Op zich zelf is dat
geen bezwaar, maar wel heeft spreker er bezwaar tegen, dat
tengevolge daarvan dezen aannemer toestemming schijnt te
zijn verleend, om met den aanvang van het werk-Kooipark te
wachten totdat hij het andere werk, den Stationsweg, heeft
opgeleverd. Het werk in het Kooipark had reeds aangevangen
moeten worden op 1 April 1929; het is nu reeds een jaar
later en wanneer het nu nog langer uitgesteld wordt, wanneer
nu aan dezen aannemer uitstel is verleend voor het beginnen
met dit werk, totdat het werk aan den Stationsweg klaar is,
dan zou het een nog langduriger uitstel worden. Bovendien
zit er aan vast, dat een aantal grondwerkers, dat anders
spoediger aan de rioleering te werk gesteld zou kunnen worden,
werkloos zal moeten blijven. Spreker zou dit betreuren, omdat
er op de Arbeidsbeurs 50 a 60 grondwerkers beschikbaar zijn.
Spreker is ook medegedeeld, dat het werk aan den Stations
weg niet is gegund aan den laagsten inschrijver,, maar aan
diens opvolger, met het gevolg dat beide werken aan één en
deuzelfden aannemer zijn gegund en voor de uitvoering van
het werk in het Kooipark een uitstel is verleend. Spreker
kan dat niet goedkeuren, waar bij de behandeling van de
begrooting is beloofd, dat Burgemeester en Wethouders zooveel
mogelijk zouden zorgen voor werkverruiming en voor het
aanstellen van meer arbeiders.
De Voorzitter doet opmerken, dat de gunning van het
leggen van de rioleering in den Stationsweg niet aan de orde
is.° De heer van Stralen heeft dit punt er heel aardig in
gevlochten, maar het is een geheel aparte zaak. Misschien
wil de Wethouder er bij wijze van het verstrekken van een
inlichting op ingaan, maar hij is daartoe niet verplicht.
De heer van Stralen antwoordt, dat hij dit punt toch bij
de rondvraag zou hebben besproken, indien hij daartoe bij
dit voorstel geen gelegenheid had gehad.
De heer Splinter wil in verband met deze kwestie gaarne
een antwoord geven. Er zijn twee aanbestedingen geweest:
een voor de wijk Kooipark en een voor de wijk Stationsweg.
Inderdaad is het werk aan den Stationsweg niet gegund aan
den laagsten inschrijver, waardoor toevalligerwijs beide wer
ken in handen van één aannemer zijn gekomen. Aangezien
nu het werk aan den Stationsweg heel veel spoed eischt,
hebben Burgemeester en Wethouders besloten, dat de aan
nemer eerst dit werk zal voltooien; dat werk moet nl.in drie
maanden klaar zijn en er wordt dan ook aan gewerkt met
een tweeploegenstelsel; men begint 's morgens te 4 uur en
eindigt 's avonds te 10 uur. Met het oog daarop hebben
Burgemeester en Wethouders voorts besloten, dat de aanne
mer het werk in het Kooiparkkwartier twee maanden later
zal aanvangen, maar doordat Burgemeester en Wethouders
zoo vlug hebben gegund Dinsdag heeft de aanbesteding
plaats gehad, Woensdag heeft spreker de zaak in de Com
missie van Fabricage gebracht, en den volgenden dag hebben
Burgemeester en Wethouders gegund geeft het practisch,
wat het tijdstip van oplevering betreft, weinig verschil. Had
de zaak haar normalen loop gehad, dan zou het een maand
hebben geduurd, voordat beide werken waren gegund, maar
in verband met den spoed, die wenschelijk werd geacht, is
het zoo vlug gegaan.
De mededeeling van den heer van Stralen, dat 50 a 60
grondwerkers aan de Arbeidsbeurs staan ingeschreven, is niet
juist; spreker heeft 's morgens nog geïnformeerd en toen
vernomen, dat er 40 grondwerkers werkloos waren. Men
moet ook niet vergeten, dat men aan den Stationsweg met
twee ploegen werkt; ware dat niet het geval, dan had men
die tweede ploeg in het Kooiparkkwartier te werk kunnen
stellen.
Spreker wijst er verder op, dal de aanleg van den weg
langs het terrein van het nieuwe Academisch Ziekenhuis
reeds is gegund en dat binnenkort ook de verbreeding van
de Maresingelgracht zal worden aanbesteed. Er zal dus eerlang
voor de grondwerkers meer werkgelegenheid zijn.
De heer van Stralen heeft er geen bezwaar tegen, dat,
tengevolge van het feit, dat volgens het College een bepaalde
inschrijver gepasseerd moet worden, een andere inschrijver
twee werken krijgt, maar alleen tegen de stagnatie, die daar
van het gevolg kan zijn; de Wethouder heeft niet ontkend,
dat, omdat het eene perceel moet vóórgaan, voor het andere
uitstel is gegeven, hetgeen spreker altijd verkeerd vindt;
spreker zou er dus geen bezwaar tegen hebben gehad, indien
hij aan beide werken tegelijk begonnen was. De Wethouder
zegt nu wel, dat de uitvoering versneld is, maar het lijkt
spreker niet snel toe, wanneer 4 maanden na het nemen van
het Raadsbesluit, n.l. in November 1929, men aan de uit
voering nog niet begonnen is. Spreker verzoekt dus in elk
geval al het mogelijke te doen om dit zoo snel mogelijk uit
te voeren en om zooveel mogelijk arbeiders daarbij te plaatsen!
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
IX. Praeadvies op het verzoek van het bestuur van de
Vereeniging tot stichting en in standhouding van scholen
met den bijbel te Oegstgeest, om medewerking te verleenen
tot stichting van een school voor gewoon lager onderwijs.
(Zie Ing. St. No. 48.)
De heer Meijnen was aanvankelijk, toen hij als lid van
de Commissie voor het Onderwijs kennis kreeg van de stukken
betreffende deze aanvrage, van meening, dat deze in orde
waren en dat de eenige weg zou zijn om deze aanvrage toe
te staan. Op verzoek van den Voorzitter van die Commissie,
den heer Tepe, heeft spreker toen kennis gegeven van die
zienswijze, maar sedert is spreker, na voortgezet onderzoek,
tot een andere conclusie gekomen, waarvan hij ook aan den
Wethouder heeft kennis gegeven, onder aanbieding van ver
ontschuldiging voor het feit, dat hij niet dadelijk dien anderen
kfik op de zaak had, waardoor de Wethouder dus kon mede-
deelen, dat de Commissie met de grootst mogelijke meer
derheid adviseerde de gevraagde medewerking te verleenen;
had spreker de zaak terstond ingezien zooals nu, dan ware
er slechts sprake geweest van de meerderheid van de Commissie.
Spreker wenscht drie opmerkingen te maken, welke tevens
de drie redenen inhouden, waarom hij zijn stem aan dit
voorstel niet kan geven.
De eerste opmerking betreft de in dit geval dubbel belang
rijke wettelijke clausule, die zegt, welke kinderen mogen
worden medegerekend en welke niet. In den regel mogen
niet worden medegerekend leerlingen van soortgelijke scholen,
in dit geval dus van bijzondere scholen, te Leiden, die naar
de nieuwe school zouden overgaan, maar die op hun tegen
woordige school in de klassen, voor hen bestemd, nog plaats
zouden kunnen vinden. Alleen zouden zij dan mogen worden
medegerekend, wanneer een aanzienlijke toeneming der bevol
king in eenig gedeelte van de gemeente, dus in dit geval in
de omgeving van den Rijnsburgerweg, tot de stichting der
school aanleiding zou geven. De kinderen, waarom het hier
feitelijk gaat, zijn er 20 van de school aan de Hooglandsche
Kerkgracht en 5 van de school aan het Noordeinde 40.
De vraag is derhalve, of die 25 kinderen, op de lijsten voor
komende, mogen worden medegerekend. Spreker betwijfelt
natuurlijk niet, dat in de nabijheid van den Rijnsburgerweg
een aanzienlijke toeneming der bevolking heeft plaats gehad,
maar daarover loopt het eigenlijk niet alleen. Het gaat hier
over, of die toeneming van de bevolking aanleiding geeft tot