92 VRIJDAG 24 JANUARI 1930. maakt aan het doel, waarvoor zij is bestemd, en niet haar tegenwoordig gevangenisachtig karakter behield. Op die voorwaarde is sprekers tractie voor de handhaving. Nu Bur gemeester en Wethouders bereid zijn, zijn voorstel om prae- advies te nemen, kan spreker deze zaak verder laten rusten. Tenslotte komt spreker tot het voorstel in zake een gemeen telijk tehuis voor ouden van dagen. Het spijt hem, dat bij de rechterzijde en bij het College zoo weinig instemming met dit voorstel bestaat, omdat dit getuigt van een zekere onverschilligheid omtrent het lot van menschen, die door ouderdom of door een lichaamsgebrek op anderen zijn aan gewezen. Er is op gewezen, dat er inrichtingen voor ouden van dagen bestaan, en medegedeeld, dat aan Maatschappelijk Hulpbetoon nooit is gebleken van eenige noodzaak om van gemeentewege een dergelijke instelling in het leven te roepen. Spreker kan zich dit laatste wel begrijpen, omdat Maat schappelijk Hulpbetoon wel het standpunt zal innemen, dat, als opname van ouden van dagen wenschelijk is, de bestaande Christelijk getinte inrichtingen plaatsruimte genoeg bieden, en zich er niet druk over zal maken of die ouden van dagen bezwaar hebben te verkeeren in een milieu, dat het hunne niet is, en ot menschen, die geen godsdienst aanhangen, tegen hun zin godsdienstoefeningen moeten bijwonen en in het algemeen in een godsdienstige omgeving moeten verkeeren. Spreker en de zijnen meenen daarentegen, dat er een inrich ting behoort te bestaan, waar in dat opzicht met de wenschen der verpleegden rekening wordt gehouden. Spreker geeft toe, dat juist is wat Dr. van Es en anderen hebben gezegd, dat bij de betrokken personen veel tegen stand wordt ondervonden, omdat zij liever in hun woning blijven, maar hij meent, dat in deze door een zachte over reding heel wat is te bereiken. In den Haag komt het bijna nooit voor, dat een van de talrijke verpleegden zich uit de inrichting terugtrekt, een bewijs, dat men zicli binnen betrek kelijk korten tijd in een dergelijke inrichting thuis gevoelt. Er is geen enkele reden om op dit gebied niet een gemeen telijke inrichting te stichten. Ook op ander terrein bestaan overheidsinstellingen naast de kerkelijke en particuliere. Tot de armen wordt ook niet gezegd: daar is een kerkelijk arm bestuur of daar vindt gij een paar menschen, die zich aan particuliere philanthropie schuldig maken! Integendeel, zij worden desgewenscht direct van gemeentewege geholpen. Op diezelfde wijze dient te worden gezorgd voor de menschen, die op hun ouden dag verzorging noodig hebben. De heer Goslinga voegt spreker toe, dat die menschen er niet zijn, omdat zij zich nooit hebben aangemeld. Dit noemt spreker een oppervlakkig argument, want als de Wethou der zich eens op de hoogte had gesteld, b. v. bij de wijk verpleging, zou hij er wel anders over denken. Nadat Maan dagavond deze zaak was besproken, kwam spreker den volgenden dag een wijkverpleegster tegen, die hem aanspoorde om vol te houden bij het streven om een gemeentelijke inrichting voor ouden van dagen te krijgen. Mevrouw Braggaar en spreker maken zich geen illusie, dat dit voorstel zal worden aangenomen, en al wijzigden zij het in een motie, waarin aan Burgemeester en Wethouders werd verzocht een onderzoek in te stellen naar de wensche- lijkheid van een dergelijke gemeentelijke instelling, het zou niet baten, want de heeren van de rechterzijde willen het eenmaal niet, maar sprekers fractie komt terug en zij is overtuigd, dat ook te Leiden een gemeentelijke inrichting voor ouden van dagen zal komen! Aangezien de heer van Stralen zijn voorstel, luidende »De Raad, van oordeel dat de aanleg van den Leidschen Hout zooveel mogelijk moet dienstbaar gemaakt worden aan de behoefte tot werkverruiming, besluit om ter bevordering van de tewerkstelling van meerdere werklooze arbeiders en daardoor snellere totstand koming van het boschplan een bijdrage uit de gemeentekas beschikbaar te stellen en daarvoor een memoriepost in de begrooting op te nemen." heeft ingetrokken, maakt dit geen onderwerp van beraad slaging meer uit. De heer Kooistra wenscht slechts ten aanzien van een paar punten een antwoord te geven aan den Wethouder Splinter, die in de eerste plaats heeft gezegd, dat, wanneer er maar bouwplannen komen, er weer spoedig kan worden begonnen. Moet er nu weer gewacht worden op plannen, die nog niet ingediend zijn, of zijn er reeds plannen voor de 120 woningen, waarvoor de Regeering geld heeft gereserveerd? De heer Splinter zegt, dat de bouwplannen voor die 120 woningen zijn ingekomen; zij moesten nog even gewijzigd worden op verlangen van de Regeering; dat is nu onder handen; dan gaat alles naar den Haag en dan is te ver wachten, dat de beslissing spoedig zal afkomen. De heer Kooistra zegt, dat de Wethouder niet kon begrijpen, dat er na de opheffing van de Huurcommissie huurverhoo- gingen hebben plaats gehad; hij meende, dat er geen klachten bij de burgerij daaromtrent zijn, omdat de heer Kiers hem er geen had medegedeeld, maar is dat nu een bewijs, dat geen huurverhoogingen hebben plaats gehad? De heer Splinter: Geen onredelijke huurverhoogingen. De heer Kooistra vraagt wat redelijk en wat onredelijk is. Hoe wil men dat uitmaken? De heer Splinter zegt nu: naai de huurwaarde van elk perceel, maar dan moet men de huur waarde taxeeren en daaruit opmaken, of een huurverhooging redelijk is of niet. En gebeurt dat nu? Neen, niet waar? dus onredelijk. De heer Splinter zegt, dat hij de huurwaarde van de gemeentewoningen naar de tegenwoordige omstandigheden heeft laten taxeeren door twee deskundigen, die door de Commissie, den heer Schüller incluis, zijn aangewezen; als het dus niet deugt, is de heer Schüller daar mede verant woordelijk voor. Gebleken is, dat de huurwaarde van de ver schillende perceelen te laag was; bij de nieuwe verhuring zal de huur op de getaxeerde huurwaarde, de juiste waarde van de huizen, gebracht worden. De heer Kooistra zegt, dat er toch ook nog andere menschen in Leiden wonen, die niet in een gemeentewoning wonen. De heer Splinter geeft alleen aan, op welke gronden men een huurverhooging moet beschouwen; het gaat niet over de gemeentewoningen alleen. De heer Kooistra. Juist en spreker dankt den Wethouder dan voor zijn uiteenzetting. Zou het op grond hiervan niet goed zijn, dat men hier een woningbeurs had, waar alle gegevens worden verzameld; bij verordening moet dan bepaald worden, dat men zich daar moet vervoegen; dan worden alle huren daar opgegeven en kan de gemeente beoordeelen, of de huur prijs in overeenstemming is met de huurwaarde. Aan de in stelling van een woningbeurs kan men dus niet meer ontkomen. De heer Splinter vraagt welken invloed dat op het bedrag van de huur zou hebben. De gemeente kan toch niet iemand verbieden de huur te verhoogen! De heer Kooistra zegt, dat de gemeente die bevoegdheid had kunnen hebben, wanneer de Wethouder n.l. niet overgaan was tot opheffing der Huurcommissie; dan had de gemeente de huurwaarde der huizen kunnen bepalen. De heer Splinter zegt, dat de Huurcommissies door het Rijk zijn opgeheven. De heer Kooistra acht dus alle reden aanwezig voor de instelling van een woningbeurs; daarbij kan ook de gezins- en woningstatistiek geplaatst worden. Waar wil men die nu onderbrengen? Bij Bouw- en Woningtoezicht? De heer Splinter zegt nu, dat die daar altijd geweest is, maar het is toch gewenscht, dat men er een bepaalde afdeeling van maakt, die zelfstandig een onderzoek instelt en niet wacht, totdat de menschen bij haar komen. Nu is volgens den Wethouder de toestand der arbeiders nog zoo slecht niet; zij kunnen nog wel huizen van 4000. koopen en daarnaar moet hun welstand bepaald worden. De heer Splinter heeft dit gezegd, omdat door de sociaal democraten altijd wordt gesproken van loonen van 25. ten hoogste 30. De heer Kooistra wenscht mede te deelen hoe dergelijke transacties tot stand komen. Volgens den heer Zitman had een partijgenoot van spreker, de heer Bomli, die aan dezelfde naamlooze vennootschap verbonden is als de heer Splinter, op dezelfde wijze gehandeld als de aannemers. Het is meer dan eens gebeurd, dat de menschen geen geld hadden om een huis te koopen. De heer Splinter heeft dit nog nooit gemerkt. De heer Kooistra kan menschen opnoemen, die eerst bij de Bank van Leening onder 2 borgen een bedrag van 500. geleend hebben, waarvoor zij dan een huis koopen; bij de firma SplinterBomli is het goedkoopste huis 460Ó.-, waarbij nog komen de overdrachtskosten. De heer Wilbrink vraagt wie de heer Kooistra bedoelt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 8