114
VRIJDAG 24 JANUARI 1930.
De heer Goslinga antwoordt, dat daarover met den Armen
raad overeenstemming is bereikt.
De heer Elkerbout zegt, dat bij den Armenraad menschen
werkzaam zijn, die reeds ongeveer 9 ot 10 jaar in tijdelijken
dienst zijn, en nu vraagt spreker, of het geen aanbeveling zou
verdienen om, in plaats van een klerk aan te stellen, degenen,
die het langst in tijdelijk dienstver band zijn, voor een vaste
aanstelling in aanmerking te doen komen, tenzij de toestand
zoo is, dat niet voor al die drie tijdelijke ambtenaren voldoende
werk is.
De heer Goslinga zegt, dat, indien de Armenraad in dien
geest een voorstel had gedaan, Burgemeester en Wethouders
daartegen geen bezwaar zouden hebben gehad. Het College
kon zich er niet mede vereenigen om, wat is voorgesteld, al
de drie losse menschen in vasten dienst te nemen. Men kan
niet de grootte van het personeel instellen op de maximale
werkzaamheden van de instelling, want in den drukken tijd
heeft men wat meer, in den slappen tijd wat minder personeel
noodig.
De heer Elkerbout zegt, dat de Armenraad eenigermate
op zijn standpunt wil terugkomen. Uit een bespreking dezer
dagen gehouden bleek, dat, indien de oudste ot de twee oudste
onderzoekers in vasten dienst kunnen worden gebracht, dit
wellicht een compromis-voorstel zou kunnen zijn. Zijn Burge
meester en Wethouders bereid om op deze basis een com
promis aan te gaan?
De heer Goslinga zegt, dat de Armenraad gelegenheid
heeft gehad deze aanbieding aan Burgemeester en Wethouders
te doen, maar dat heelt hij niet gewild. Burgemeester en
Wethouders zullen, indien dit voorgesteld wordt, tegen vaste
aanstelling van den oudsten onderzoeker geen bezwaar maken,
maar het initiatief tot zoo'n voorstel moet toch uitgaan van
den Armenraad.
De heer Elkerbout zegt, dat, als hij weet, dat Burgemeester
en Wethouders daarin zullen toestemmen, de Armenraad ook
aanleiding heeft om in die richting te gaan.
De heer Verweij is niet ongevoelig voor de argumenten
van Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Ant
woord genoemd; spreker acht het verkeerd, dat men bij den
Armenraad een categorie van ambtenaren krijgt, die in
salarieering zullen uitsteken boven gelijksoortige functionarissen
bij andere gemeentediensten. Waar men hier echter te doen
heeft met een bestuur, dat toch als serieus kan worden be
schouwd, moet men daaraan toch eenigszins tegemoet komen
en daarom geeft spreker het denkbeeld in overweging of het
niet mogelijk is, dat de Commissie ad hoe zich eens beraadt
over de door dit bestuur voorgestelde positieverbetering. Het
zijn wel geen gemeente-ambtenaren en zij arbeiden wel buiten
het gemeentelijk dienstverband, maar spreker wil hier toch
ook niet zonder meer afwijzend tegenoverstaan.
De heer Goslinga zegt, dat juist ten aanzien van die zoo
genaamde positieverbetering het bestuur van den Armenraad
zijn oorspronkelijk voornemen heeft laten varen en gezegd
heeft niet te wenschen, dat zijn ambtenaren uitgaan boven
gelijksoortige gemeente-ambtenaren. Waar de positie van
laatstgenoemden in de Commissie ad hoe zal worden bekeken,
volgt daaruit logisch, dat, indien hun positie vooruitgaat,
dit ook het geval zal zijn met de ambtenaren van den
Armenraad. Tenslotte is verschil van gevoelen alleen blijven
bestaan over de vaste aanstelling van die losse krachten.
Wanneer het bestuur van den Armenraad het College een
aannemelijk voorstel had gedaan, zou het niet daartegen zijn
geweest, maar het heeft zich op het standpunt gesteld alles
of niets. Men heeft nergens een organisatie met zooveel vast
personeel. Mocht de Armenraad naar aanleiding vandit
debat opnieuw met voorstellen komen, dan kan die zaak
door een suppletoir crediet in orde gemaakt worden. Spreker
stelt dus prijs op aanneming van de door Burgemeester en
Wethouders vastgestelde begrooting.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten aan hetbegroo-
tingsvoorstel van den Armenraad slechts in zooverre gevolg
te geven, dat op volgnr. 512 als kosten van den Armenraad
een bedrag van 17.142.— wordt uitgetrokken, zulks op den
grondslag van een raming van de ontvangsten en uitgaven
van den Armenraad als is vermeld in den door Burgemeester
en Wethouders opgemaakten en overgelegden staat.
Volgnr. 512, in verband met dit besluit verhoogd met
1542.wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 513 tot en met 545 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 546, verlaagd met 38594.—wegens nadere raming
van de uitkeering aan het Rijk van het aandeel in de kwade
posten wegens de directe belastingen, wordt zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 547 tot en met 612 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 613, luidende: Gemeentelijk
Waschbureau) VerificatieiOO.
waarbij tevens in behandeling komt het voorstel van de heeren
Parmentier, de Reede en Bergers, luidende:
«Ondergeteekenden stellen voor Burgemeester en Wethou
ders uit te noodigen de onderhandelingen over de verdere
exploitatie van het Waschbureau, gevoerd met eenige wasch-
industrieelen weder op te vatten, ten einde te geraken tot de
opheffing van genoemd bureau als gemeentelijke instelling."
De Voorzitter geeft namens Burgemeester en Wethouders
aan de voorstellers in overweging hun voorstel zoodanig te
wijzigen, dat het zal luiden:
»Ondergeteekenden stellen voor Burgemeester en Wethou
ders uit te noodigen de onderhandelingen over de verdere
exploitatie van het Waschbureau, gevoerd met eenige wasch-
industrieelen weder op te vatten en van den uitslag daarvan
aan den Raad mededeeling te doen."
De heer Parmentier verklaart, dat de voorstellers met die
wijziging accoord gaan.
Het aldus gewijzigde voorstel van de heeren Parmentier,
de Reede en Bergers wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Volgnr. 613 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De volgnrs. 614 tot en met 623 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 624 wordt voorloopig aangehouden.
Aan de orde zijn thans de INKOMSTEN van den gewonen
dienst van de begrooting van inkomsten en uitgaven der
gemeente voor den dienst 1930.
De volgnrs. 1 tot en met 52 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 53, verhoogd met ƒ1200.wegens verhuring van
het perceel Aalmarkt No. 12, bij Raadsbesluit van 28 October
1929 en van de bergplaats naast het perceel Haarlemmer
straat No. 165a bij Raadsbesluit van 2 December 1929, de
volgnrs. 54 tot en met 106, volgnr. 106a, de volgnrs. 107 tot
en met 111, volgnr. lila, volgnr. 112 tot en met 127, volgnr.
127a en de volgnrs. 128 tot en met 140 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 141 wordt voorloopig aangehouden.
De volgnrs. 142 tot en met 149 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over hoofdstuk XIIIy>Diensten als af zonder lijk
bedrijf ingericht.
De Voorzitter geeft namens Burgemeester en Wethouders
in overweging:
1°. te bepalen, dat de rente over aan bedrijven verstrekte
kapitalen, die reeds in een vaste leening zijn opgenomen,
ingaande 1 Januari 1930, wordt gelijkgesteld met de rente,
die de gemeente, met inbegrip van eventueel disagio, kosten
enz, voor deze leening zelf betaalt;
2°. de rente over aan bedrijven verstrekte kapitalen, welke
nog niet in een vaste leening zijn opgenomen, eveneens ingaande
1 Januari 1930, tot het sluiten van zoodanige leening op
5% per jaar te bepalen, tenzij de bedrijfsverordening andere
regels inhoudt en behoudens eventueele latere wijziging,
indien daartoe met het oog op den rentestand aanleiding
mocht bestaan.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
Bij volgnr. 150 wordt de begrooting van de Gasfabriek zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna
ook dit volgnr. zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
wordt aangenomen.