108 VRIJDAG 24 JANUARI 1930. niets terecht, welke sociale hulp men ook biedt. In Leiden zün gelukkig niet veel van die gezinnen. Er is geen reden te Leiden een inrichting te vestigen als men er een te Amsterdam heeft. Dat zgn. menschenpakhuis is, toen de gemeentewoningen zijn gebouwd, met veel moeite ontruimd kunnen worden en Burgemeester en Wethouders hebben getracht het weder betrekken van dat pakhuis te voorkomen, maar de moeilijkheid is, dat men een enkelen keer huisvesting moet hebben voor een gezin ditmaal waien het er twee dat uit alle woningen is gezet en dat als men er op aandringt om elders een woning te zoeken of te trachten bij lamilie onderdak te vinden, daarin nie-l slaagt. Men kan zulke gezinnen niet in het politebureau onderbrengen en daarom is men dit jaar noodgedrongen er toe moeten over gaan twee gezinnen in dat pakhuis toe te laten. Men kan niet °aan bouwen, alleen om zulke menschen te helpen, en daarom zullen Burgemeester en Wethouders overwegen door het nemen van andere maatregelen in dit euvel te voorzien, maar spreker kan niet toezeggen, dat Burgemeester en Wethouders dadelijk met voorstellen zullen komen. De heer Kooistra zegt, er zelf op te hebben gewezen, dat men hier met een moeilijk vraagstuk te doen heelt. Hij ge looft echter niet, dat de persoon, over wien hij heeft gesproken, kan worden gerangschikt onder de categorie van menschen, door den Voorzitter genoemd. Deze man heelt jaren lang in een gemeentewoning aan de Lusthoflaan gewoond en heelt nooit huurschuld gehad, behalve dan den laatsten tijd die De uitdrukking, door den Voorzitter gebezigd, dat men dien menschen geen «aangename woning'' kan bezorgen, heelt spreker niet prettig aangedaan, want z. i. moet men het dien menschen juist aangenaam maken en een gelegen hei scheppen om hen op te voeden en in een beter milieu te He°t feit, dat men het gezin-Broers op straat heeft gezet, keurt spreker af, want, als iemand door ziekte of door andere omstandigheden, buiten zijn wil gelegen, een schuld van ƒ45,maakt, mag men hem niet direct scharen onder de menschen, die niet voor opvoeding vatbaar zijn. De Voorzitter kan niet beoordeelen, of de bewering van den heer Kooistra, dat het door hem genoemd gezin in dat pakhuis niet thuis behoort, al dan niet juist is, maar hij wil fraarne de toezegging doen, dat Burgemeester en Wethouders een onderzoek zullen instellen en zullen zien wat zij kunnen doen. Volgnr. 325 wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. De volgnrs. 326 tot en met 339 worden achtereen volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 340, luidende: Aanschaffen en onderhouden der schoolboeken, leermiddelen en schoolbe- hoeftenf im0-~ De heer Groenevelü vraagt, hoe het komt, dat de school- credieten voor de aanschaffing van leermiddelen zoo uiteen- loopen. Voor de derde klasse-scholen is de schatting per leerling gemiddeld f 2.50, voor de U.L.Ü.-scholen ƒ5.75. De heer Tepe zegt, dat het moeilijk is, hierop op dit oogenblik een gespecificeerd antwoord te gevendaarvoor zou spreker een staatje van de verschillende leermiddelen, die voor die beide soorten scholen noodig zijn, bij zich moeten hebben; daar deze onderwijsinrichtingen een verschillend karakter hebben, is er ook verschil in de leermiddelen. Nu zijn die schoolcredieten samengesteld op grond van de ervaringen van vorige jaren. Vroeger zijn zij hooger geweest, toen zijn zij lager geworden, omdat zoo'n hoog bedrag niet noodig was ^ebleken: sommigen kwamen daarmede toe, anderen met, maar gemiddeld komen alle scholen toe met het bedrag, dat nu is uitgetrokken en dat gebaseerd is op de ervaring van vorige jaren. De heer Groeneveld zal bij gelegenheid hier eens naar informeeren. Volgnr. 340 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 341 tot en met 441 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 442, luidende: Subsidie aan de Vereeniging Schoolkindervoeding en Schoolkinderkleeding S'74/o.-~~ t waarbij tevens aan de orde komen de voorstellen van mevrouw Braggaarde Does, luidende: «Ondergeteekende stelt voor, de Schoolkindervoeding ook gedurende de vacanties te verstrekken", «Ondergeteekende stelt voor, bij de post Schoolkinder voeding en -kleeding, schoenen te verstrekken in plaats van klompen, en de daarbij behoorende reparatie". Mevrouw Braggaar—de Does zegt, dat Burgemeester en Wethouders hebben verklaard, dat het voorstel van spreekster in strijd is met de Leerplichtwet. Zij zou gaarne nu van Burgemeester en Wethouders vernemen hoe dan de school kindervoeding in Amsterdam en den Haag gedurende de vacantie wel mogelijk is. Spreekster vraagt wie de gemeente zou kunnen beletten om het bedrag van f 20.—dat zij volgens de wet ten hoogste voor elk kind mag uitgeven, te overschrijden en of de Leerplichtwet aan de eene gemeente meer bezwaren oplegt dan aan de andere. tiet bezwaar van onvoldoend toezicht bij de kindervoeding tijdens de vacantie zal, als men met het onderwijzend personeel in overleg treedt, wel ondervangen kunnen worden. De Leidsche onderwijzers en onderwijzeressen zullen wel evenveel liefde toonen voor het arme kind als hun collega's in andere plaatsen, waar de voeding in de vacantie wei slaagt door hunne mede werking. De toestanden in plaatsen, waar tijdens de vacantie voeding verstrekt wordt, zijn dezelfde als hier, ook daar zijn parti culiere vereenigingen, die subsidie krijgen van de gemeente, en benoemt men een gedelegeerde uit den Raad. Verder stelt spreekster de vraag, of de kinderen in de vacantie minder voeding behoeven, dan tijdens het schoolgaan zij meent van niet, daar de kinderen in de vacantie meer in de buitenlucht verkeeren en meer in beweging zijn, dus eerder meer voeding noodig hebben. Voor de aibeiders, wier kinderen schoolvoeding ontvangen, is de vacantie eigenlijk een ramp, al komen er ook uitzonde ringen voor. Alvorens kinderen schoolvoeding krijgen, wordt de tinan- ciëele toestand van het gezin eerst onderzocht. In de Kerstvacantie kwamen bij spreekster vele klachten in van menschen, die door armenzorg onvoldoende werden gesteund en bij wier steun was rekening gehouden met de schoolvoeding der kinderen. In die gezinnen wordt het tekort door de kinderen in de vacantie nog vergroot. De vacantie wordt gegeven om de kinderen lichamelijk en geestelijk te versterken, door beweging in de buitenlucht, welke dan den eetlust opwekt. Zou men dit nu bereiken met hun liet noodige voedsel te onthouden en is het niet in strijd met het menschelijk gevoel om de vacantie voor die kinderen in plaats van een aangenamen ontspanningstijd, een tijd van ontbering te doen zijn? Men kan nu wel komen met het argument, dat het voedsel alleen verstrekt wordt om getrouw schoolbezoek te bevorderen, maar spreekster meent, dat het wordt gegeven om de kinderen geestelijk en lichamelijk op peil te houden, en dat kan men niet bereiken door hun enkele weken de noodige voeding te onthouden. Wanneer de Raadsleden zelf schoolgaande kinderen hebben, verminderen zij dan hun voeding in de vacantie? Spreekstei celooft van niet, eerder zullen zij hun iets extra s gevenzij verzoekt den leden bij het uitbrengen van hun stem te be denken, dat men andere kinderen niet mag onthouden, wat men voor eigen kinderen onontbeerlijk vindt. De Voorzitter verzoekt mevrouw Braggaar thans haar tweede voorstel toe te lichten. Mevrouw Braggaar—de Does zegt bij de toelichting van dit voorstel niet te kunnen nalaten te wijzen op de bezwaren, aan het dragen van klompen door kinderen verbonden, daar dezen zoowel thuis als op school, waar de vloeren meestal niet bedekt zijn, hun klompen moeten uittrekken, waardoor de voeten sterk afkoelen. Hierdoor hebben de kinderen steeds te lijden van koude voeten. Het dragen van klompen brengt bovendien met zich een groote slijtage der kousen, en arbeidersvrouwen, die school gaande kinderen hebben, moeten voortdurend, om de kousen te repareeren, sajet koopen, wat bij vaak te lage inkomsten een groot bezwaar is. Buitendien heeft men meer kousen noodig. Het dragen van klompen acht spreekster schadelijk voor de voeten. Aan het dragen van klompen zijn nog andere bezwaren verbonden. Wonen de kinderen op een bovenhuis, dan moeten zij, daar de klompen beneden worden uitgetrokken, steeds op de kousen loopen, waardoor deze spoedig zijn versleten. Zij loopen dan op bloote voeten, wat zeer schadelijk voor de ge zondheid is. Spreekster meent, dat, als het dragen van klompen eenig voordeel geeft, dit weer gedeeltelijk wordt teniet gedaan door de meerdere slijtage aan de kousen. Zij acht het dragen van schoenen een vereischte evenals het gelegenheid geven f ZK e 011

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 24