404
VRIJDAG 24 JANUARI 1930.
in de sectie, voordat hij er zelf nog een woord over had ge
sproken, dat alle leden, zonder uitzondering, de klacht uitten,
dat het College aan de straten en wegen slecht de hand
hield. Het is spreker dan ook onverklaarbaar, hoe het
College kan zeggen, dat aan plaatselijke gebreken geregeld
aandacht wordt geschonken en dat zelfs aan de hoofdwegen
nog meer zorg wordt besteed. Tegenover deze bewering, welke
niet met de feiten klopt, acht spreker zich verplicht enkele
feiten te stellen. In een bepaalde Commissievergadering vestigde
spreker de aandacht van de Directie van Gemeentewerken op
een gat in een straat van ongeveerM., natuurlijk denkende,
dat daaraan zoo spoedig mogelijk gehoor zou worden gegeven,
maar toen hij veertien dagen later weer naar een Commissie
vergadering ging, moest hij constateeren, dat die straat niet
alleen niet hersteld was, maar het opengebroken gedeelte zelfs
een omvang van 5 M2. had gekregen; van een gedeelte tegel
trottoir waren de tegels in het water gegooid en was de
grondplank geheel weggebroken.
Een tweede geval. Maanden achtereen hebben de bewoners
van de wijk Maresingel, die van den verbindingsweg gebruik
maakten door de Huigstraat, door een waterpoel moeten loopen.
Kuilen, gaten en slinken in de üiterstegracht, de Waard-
gracht, do Oranjegracht, de Kerksteeg enz. enz. worden in
maanden, ja, in jaren niet hersteld, ondanks die geregelde
aandacht van het College.
Waarin die meer zorg en aandacht voor de hoofdwegen
bestaat, begrijpt spreker ook niet. De Hoogewoerd, de Haar
lemmerstraat, het Noordeinde, de Pelikaanstraat, ja zelfs de
Breestraat zijn zoo wat onbegaanbaar. Als een wielrijder het
ongeluk heeft op de Hoogewoerd te moeten uitwijken tusschen
de rails en het trottoir, is hij er zeker van met de straat-
steenen in aanraking te komen.
Het College voert aan, dat het met de beschikbare straat
makers niet meer resultaten kan bereiken, maar het is
zijn eigen schuld, dat niet meer straatmakers beschikbaar zijn.
In 1924 is uit een andere gemeente een aantal straatmakers
naar Leiden gehaald, met de belofte dat zij een vaste aan
stelling zouden krijgen, maar thans is die belofte nog niet
ingelost en daarom trekken die menschen naar een andere
gemeente, waar zij wel een vaste aanstelling krijgen.
Wat is de reden, vraagt spreker, waarom zoo weinig aan
dacht aan de bestrating'wordt geschonken. Wil men ook hier
tot uitbesteding overgaan, wil men ook hier het hooggeroemde
particulier initiatief laten grasduinen? Het kan dan gaan
knoeien, zooals het aan den Rijnsburgerweg heeft gedaan,
lage loonen uitkeeren, kinder-exploitatie toepassen en onge
schoolde werkkrachten tewerkstellen. Voor de conflicten, weike
dan uitbreken, kan de gemeente opdraaien en dat om een
paar centen per M2. minder kosten. Naar serieuse en vak
kundige bewerking wordt niet gekeken.
De heer Wilbrink komt op tegen de bewering van den
heer Schriller, dat er bij het werk aan den Rijnsburgerweg
geluierd en absoluut niet voldoende gewerkt zou zijn. In het
oog van den heer Schüller is werk van particulieren misschien
nooit goed, maar spreker constateert daartegenover, dat, zooals
de Rijnsburgerweg is bestraat en het toezicht daarop is uit
geoefend, het niet beter kon. Het is trouwens voor ieder des
kundige, zooals ook de heer Schüller zich noemt, te begrijpen,
dat een straat, die een geheel nieuw zandvlak krijgt, niet
ineens goed is; toen het eerste gedeelte van Tuinstad wijk,
waar een veel minder intensief verkeer is dan op den Rijns
burgerweg, door de gemeentestraatmakers was bestraat, brak
men daar na enkele weken ook zijn beenen; dit is ook ge
beurd bij den Rijnsburgerweg en gebeurt nu telkens ook bij
Sassenheim, waar de weg verbeterd wordt; dit is geen reden
om zoo'n geweldige critiek uit te oefenen. Spreker acht het
dus verkeerd, dat men aldus spreekt over het werk van een
aannemer, die getracht heeft goed werk te leveren en van
opzichters, die met nauwgezetheid op het werk hebben toe
gezien, hetgeen spreker zelf geconstateerd heeft. Al werken
de straatmakers onder degelijk toezicht, een- nieuwe straat
verzakt altijd zeer sterk.
De heer Bergers begrijpt niet, dat de heer Schüller, die
altijd zoo goed met de gemeentewerklieden kan opschieten en
volgens zijn uitlatingen altijd op Gemeentewerken zit, met
zooveel klachten komt; wanneer spreker wel eens het Ge
meentebestuur of Gemeentewerken waarschuwde, dat er een
gat was in de bestrating, werd het altijd binnen den kortst
mogelijken tijd dichtgemaakt.
De heer van Es heeft, daar zijn werk meebrengt, dat hij
veel fietst, ook wel eens kennis gemaakt met slecht berijd
bare of begaanbare straten, al wil hij het niet zoo aandikken
als de heer Schüller. Nu ligt dit volgens het College vooreen
groot deel aan het overweldigend verkeer, dat zware eischen
aan de bestrating stelt; spreker geeft direct toe, dat dit voor
sommige straten, vooral voor de hoofdverkeerswegen, geldt,
maar ook andere straten, zooals Kaarsenmakersstraat, Oranje
gracht, Uiterstegracht en Middelstegracht, waar geen druk
verkeer met zware voertuigen is, zijn buitengewoon slecht
bestraat; wanneer men daar fietst, mag men erg blij zijn,als
men er zonder builen afkomt. Spreker zegt dit niet als verwijt,
maar om er de aandacht op te vestigen.
De heer Splinter staat wel eenigszins verwonderd, dat de
heer Schüller met de quaestie van de aanstelling van den
benoodigden hoogeren administratieven ambtenaar in den
Raad gekomen is, want deze zaak is reeds in de Commissie
van Fabricage ter sprake gebracht en de heer Schüller weet,
dat spreker voornemens is om, zoodra hij er tijd en ge
legenheid voor heeft, die zaak opnieuw onder het oog te
zien. De heer Schüller acht een meester in de rechten daar
op zijn plaats; dat was juist het groote meeningsverschil in
de commissie: de een wilde een jurist en de ander een
practisch gevormd hooger ambtenaar. Er komt bij, dat de
Commissie van Fabricage een jurist als secretaris heeft, die
al heel veel juridische kwesties oplost. Persoonlijk kanspreker
dus niet inzien, dat die hoogere ambtenaar een jurist zou
moeten zijn; hij acht de benoeming van een practisch admi
nistratief ambtenaar meer in het belang van de gemeente.
Komt de zaak in de Commissie, dan kan men zien in hoeverre
overeenstemming is te verkrijgen.
Verder noemde de heer Schüller het onderhou d van straten
en pleinen slecht. Burgemeester en Wethouders geven in de
stukken toe, dat er op dit gebied inderdaad achterstand is,
en zeggen te willen trachten dien zoo spoedig mogelijk in te
halen. Waar de heer Schüller beweert, dat er aan het her
stellen van de slinken en gaten zoo weinig wordt gedaan op
sommige plaatsen, merkt spreker op, dat aan het onderhoud
van de straten zooveel mogelijk aandacht wordt geschonken.
Spreker hoopt dan ook, dat de heer Schüller, waar de Commissie
van Fabricage minstens elke 14 dagen vergadert, zijn even-
tueele klachten daar zal brengen.
Bovendien wijst spreker er op, dat soms wel 20 straat
makers bezig zijn aan kleine herstellingen. Dat daaraan
geen aandacht wordt besteed, moet spreker dus betwisten.
De heer Schüller voegt spreker toe: niet voldoende aan
dacht. Spreker antwoordt, dat het maar de vraag is wat de
heer Schüller onder «voldoende" verstaat. Hij kan wel wenschen,
dat er 50 straatmakers voor die kleine herstellingen te werk
worden gesteld.
Volgens den heer Schüller zijn de Hoogewoerd, de Breestraat
en andere hoofdstraten onbegaanbaar, maar hij weet heel goed,
dat er aan Burgemeester en Wethouders, die ter zake nog
met de N. Z. H. T. M. onderhandelen, een rapport is uitgebracht
over de asphalteering van die straten. Het College hoopt te
zijner tijd met een daartoe strekkend voorstel bij den Raad
te kunnen komen.
De heer Schüller kan de wijze van bestrating van den
Rijnsburgerweg, waarover spreker toen reeds met hem verschil
van meening had, nog steeds niet vergeten. Dit houdt verband
met het pleidooi, dat de heer Schüller voor het systeem van
eigen beheer heeft gehouden en dat naar zijn meening aan
de kwaliteit van het werk ten goede komt. Het College is,
zooals spreker echter reeds zeide, geen voorstander van uit
breiding van dat systeem, ook al omdat het ontkent, dat men
alleen bij uitvoering in eigen beheer deugdelijk en goedkoop
werk krijgt. Spreker deed reeds een opgave van hetgeen jaar
lijks door de gemeente aan onderhoudswerken in eigen beheer
wordt uitgegeven. Met den heer Wilbrink is spreker het vol
komen eens, dat de Rijnsburgerweg indertijd goed is gestraat,
hetgeen de praktijk wel bewezen heeft, en spreker zeide reeds
meermalen, dat al de straten in de nieuwe woonwijken, zooals
bijv. het Kooikwartier, hetzij dat die door particulieren, hetzij
dat die door Gemeentewerken zijn aangelegd, wel 3 of 4 maal
moeten worden verstraat.
Dat -spreker wel tracht de bestrating te verbeteren, blijkt
wel hieruit, dat volgens de begrooting de vernieuwing van
20.000 M2. aanbesteed zal worden. De gemeente levert de
steenen en verder besteedt zij dat werk aan; dan weet de
heer Schüller precies, hoe Burgemeester en Wethouders over
het eigen beheer denken.
De heer Schüller zegt, dat de Wethouder toch zal moeten
toegeven, dat spreker herhaaldelijk opmerkingen over de be
strating heeft gemaakt in de Commissie van Fabricage, omdat
daar ook de Directeur aanwezig is.
De door spreker genoemde gevallen van verwaarloozing zijn
toch juist. Spreker weet niet in hoeverre den heer Bergers
de voorkeur gegeven wordt en of aan zijn verzoeken direct
voldaan wordt, maar spreker heeft een paar keer opmerkingen
daarover gemaakt.
De heer Splinter heeft dit maar één keer gehoord.
De heer Schüller heeft het ook een paar keer buiten de