VRIJDAG 24 JANUARI 1930. 103 voorgegaan; daar is wel besloten de overdekte zweminrich tingen op Zondagmorgen open te stellen. Wanneer men dat evenwel niet wil, kan de commissie, die zich gevormd heeft om tot een overdekte zweminrichting te komen, wel ontbonden worden; dan is het overbodig en komt er toch niets van. De Voorzitter zegt, dat het nu niet over de overdekte zweminrichting gaat. Van meer dan één zijde wordt behoefte gevoeld aan een overdekte zweminrichting en in het College zijn meermalen plannen bekeken, die zelfs nog grootere tekorten opleverden dan de heer Koole noemde. Wanneer particulieren echter een dergelijke inrichting stichten, kunnen zij die openstellen wanneer zij willen. De heer Koole zegt, dat het toch onmogelijk is, dat zoo'n overdekte zweminrichting zou rendeeren zonder subsidie van de gemeente; daarbij zou dus de Raad een woordje mee spreken en als hij op dit standpunt blijft staan, zal van dat plan niets terecht komen. De Voorzitter zegt, dat de Raad dat moet weten. Kan men den Raad overtuigen, dan krijgt die inrichting wel subsidie, anders niet. Het voorstel van den heer Koole wordt met 18 tegen 13 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Manders, van Es, Meijnen, Kuivenhoven, Eikerbout, Parmentier, van der Reijden.de Reede, Splinter, Goslinga, Tepe, van Rosmalen, Bergers, Donders, Wilbrink, Wilmer, Huurman en van Tol. Vóór stemmen: de heeren Reimeringer, Bosman, Koole, Verweij, Groeneveld, Romijn, mevrouw Braggaarde Does, de heeren van Eek, Kooistra, Schüller, de Meij, van Stralen en Zitman. De heer van Stralen zegt, dat ten opzichte van de zwem inrichting aan den Hoogen Rijndijk door Burgemeester en Wethouders reeds was besloten, dat zij op Zondag niet geopend zou zijn, maar dat het College aan het bestuur dier inrichting had toegestaan om des Zondags gedurende enkele uren de inrichting open te stellen, op welke toestemming dat bestuur niet is ingegaan. Nu is spreker echter gebleken, dat die inrichting op Zondagmiddag wel voor het publiek gesloten is, doch de leden van de I^eidsche Zwemclub er dan toch gebruik van kunnen maken. Spreker vindt dat verkeerd. Het is een gemeentelijke inrichting, welke door een vereeniging wordt geëxploiteerd, en als die vereeniging bezwaar heeft tegen de openstelling op Zondagmiddag, mogen de leden er ook geen gebruik van maken op die uren. Nu het voorstel van den heer Koole is verworpen, zal, als Burgemeester en Wethouders het standpunt handhaven, dat de zweminrichtingen op Zondag gesloten moeten zijn, ook een einde moeten worden gemaakt aan hetgeen thans in de zweminrichting aan den Hoogen Rijndijk gebeurt. De Voorzitter merkt op, dat, als er in de zweminrichting aan den Hoogen Rijndijk op Zondag wordt gezwommen, dit waarschijnlijk gebeurt door leden van een gesloten club. De heer van Stralen vraagt of dat mag. De heer Splinter antwoordt, dat het aan »de Zijl" mag. De Voorzitter zegt, dat het bestuur van »de Zijl" altijd het standpunt heeft ingenomen, dat op Zondag niet gezwommen mocht worden. De heer Splinter wijst er den Voorzitter op, dat de exploi tatie van de inrichting aan die vereeniging is opgedragen. De heer van Stralen vraagt wie beslist over de wijze van openstelling van de inrichting. De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders daarover beslissen, maar dat overigens het bestuur van de vereeniging «de Zijl" uitdrukkelijk "heeft verklaard tegen open stelling op Zondag bezwaar te hebben. Volgnr. 266 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 267, luidende: Speelterrein (noordelijk gedeelte) nabij de Wilhelminabrug. 500. Mevrouw Braggaar—de Does zegt in de sectievergadering gewezen te hebben op de noodzakelijkheid van meer speel- gelegenheid voor kinderen in verschillende deelen der stad. Het spelen is voor kinderen een levensbehoefte en bij het uitgaan der scholen kan men zien hoe uitgelaten de kinderen zijn na eenige uren te hebben doorgebracht in gedwongen rust. De openbare straat leent zich door het toenemend snel verkeer niet meer voor het spelen van kinderen, evenmin de wonjng, waar de moeder haar huishoudelijke bezigheden heeft, terwijl de vader naar zijn werk is, zoodat de kinderen niet kunnen worden beziggehouden. Bovendien ontbreekt in de huizen de ruimte. Zij zijn dus aangewezen op straat te spelen, waar zij door het drukke verkeer steeds aan het grootste gevaar zijn bloot gesteld. Bovendien gaan zij door verveling allicht over tot baldadigheid als het opbreken van straten, het stukgooien van ruiten, het vernielen van plantsoenen enz.; dit alles kost geld, waarmede niets bereikt wordt; alleen dit argument is al voldoende voor het inrichten van speeltuinen in de dicht bevolkte buurten. Spreekster wijst op het groote nut van speeltuinen in dichtbevolkte wijken, waar de kinderen onder goede leiding gemeenschappelijk leeren spelen, waarvan een opvoedende kracht uitgaat en waardoor verdraagzaamheid en gemeen schapszin worden aangekweekt, en verzoekt den Raad te willen medewerken, dat in de verschillende deelen der stad speel- gelegenheden worden aangelegd; hierdoor wordt liefde tot de natuur aangekweekt, houdt men de kinderen van de straat en gaat men baldadigheid en vernielzucht tegen. De heer Splinter zegt, dat alle bezwaren, die mevrouw Braggaarde Does opgenoemd heeft tegen het op straat spelen van kinderen, aan Burgemeester en Wethouders zeer goed bekend zijn. Met den speeltuin in het Zuiderkwartier is men echter zoo goed als klaar, terwijl met het bestuur van de vereeniging «Westerkwartier" nog wordt onderhandeld. Van de oprichting van een vereeniging in het Noorderkwartier hebben Burgemeester en Wethouders echter nog niets gehoord. Mocht die gesticht worden, dan zijn Burgemeester en Wet houders natuurlijk bereid ook met die vereeniging in overleg te treden. Volgnr. 267 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 268 tot en met 279 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 280 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten den opzichter H. Brienen Jr., ingedeeld als technisch ambtenaar 2e klasse, met ingang van 1 Januari 1930 te bevorderen tot den rang van technisch ambtenaar le klasse. Volgnr. 280 en de volgnrs. 281 tot en met 285 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 286, luidende: y>Jaarwedden van het personeel ten dienste van het beheer der openbare werken, voor zoover niet onder de volgende volgnummers begrepenf 95756. De heer Schüller heeft met genoegen uit de Memorie van Antwoord vernomen, dat het College het met hem eens is, dat er aan Gemeentewerken te weinig leidend personeel is. Het College wil dit tekort echter aanvullen door aanstelling van een hooger administratief ambtenaar. Dit is inderdaad niet overbodig, maar spreker gevoelt meer voor aanstelling van een meester in de rechten; herhaaldelijk heeft Gemeente werken de voorlichting van een jurist noodig, doordat er moeilijkheden zijn met een aannemer, met het samen stellen van een bestek of bij het uitvoeren van werken met eigenaars van andere perceelen. Thans wordt hiervoor ge regeld advies gevraagd aan den rechtskundige, die voor elk afzonderlijk geval wordt betaald. Daarnaast zou dezen jurist het samenstellen van de vele rapporten en vergunningen kunnen worden opgedragen. In andere plaatsen is een derge lijke functionnaris reeds aan Gemeentewerken verbondenzoo heeft eenigen tijd geleden in de couranten een oproep voor een dergelijk ambtenaar in Utrecht gestaan. Afgezien van de aanstelling van dezen lunctionnaris, dient er ook hooger technisch personeel bij te komen, willen bij Gemeentewerken niet alleen de zaken geregeld blijven loopen, maar ook vele nieuwe zaken ter hand genomen kunnen worden. Spreker wil aannemen, dat bij Gemeentewerken hard wordt gewerkt, maar toch duurt het maanden en maanden, alvorens de diverse ontwerpen den Raad bereiken. Natuurlijk is het noodzakelijk voor elke zaak een uitgebreide studie te maken, maar spreker meent toch het lang uitblijven der ontwerpen te moeten toeschrijven aan de aanwezigheid van onvoldoend hooger technisch personeel. Bovendien nemen de werkzaamheden eer toe dan af. Spreker komt thans tot de straten en wegen. Met zekere verwondering, maar tevens met voldoening hoorde spreker

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 19