102 VRIJDAG 24 JANUARI 1980. 1 uur van de zweminrichting aan den Hoogen Rijndijk. Als het gesloten houden van beide inrichtingen op Zondagmorgen gegrond is op Christelijke overwegingen en verband houdt met het kerkbezoek, moet spreker er even op wijzen, dat beide zweminrichtingen aan het uiteinde der stad gelegen zijn en voor kerkgangers geen aanstootelijk bezwaar opleveren. De bezwaren van het bestuur der zweminrichting »de Zijl" zijn niet steekhoudend, ten eerste omdat deze zweminrich ting van haar bestaan af nooit op Zondag is open geweest, en het bestuur dus de conclusie niet mag trekken, dat het. niets zou opleveren wegens het geringe bezoek. Daarentegen zegt het bestuur van de zweminrichting »Hooge Rijndijk", dat het sluiten op Zondag haar een vermindering van inkom sten zal brengen van 250.— tot 450.—. Het eene bestuur weerlegt dus het bezwaar, dat het andere aanvoert. In de voormalige zweminrichting aan de Oude Heeren gracht werden des Zondags wedstrijden georganiseerd en werd des Zondags, wanneer geen wedstrijden werden gehouden, de zwemsport druk beoetend. Hiermede wil spreker aantoonen, dat, wanneer men de gelegenheid biedt, er een dankbaar ge bruik van zal worden gemaakt. Ook beoogt zijn voorstel de volksgezondheid te bevorderen. Bij de plannen voor de zweminrichting »de Zijl" zijn er proeven genomen, of het Zijlwater geschikt was om er een zwembassin te maken. Bij het onderzoek bleek, dat het Zijl water niet geschikt was voor zwemwater, omdat er bacteriën en andere schadelijke stoffen in voorkomen. En wat ziet men nu gebeuren? Dat Zondagsmorgens verscheidene menschen de zwemsport beoefenen in het voor zwemmen ongeschikte Zijlwater. (Jok zullen velen met spreker gezien hebben, dat de Rijn en de haven op Zondagmorgen gebruikt worden. Dit verdient alle afkeuring, ook uit zedelijkheidsoogpunt, en spreker vindt dit heel wat aanstootelijker, dan het open stellen van beide zweminrichtingen op den Zondagmorgen. Daarbij verdient hier de vraag besproken te worden, of het niet openstellen van de beide zweminrichtingen op Zondag geen belemmering is voor de plannen om te komen tot een overdekte zweminrichting, waarvoor zich reeds een com missie heeft gevormd. De overdekte zweminrichting aan de Regentesselaan in den Haag heeft het op Zondagmorgen ontzettend druk. Wat het personeelsvraagstuk betreft, zal spreker gevraagd worden, »zijt gij voor Zondagsarbeid". Spreker zal onmiddellijk neen antwoorden. Hij is van meening, dat de schooljeugd in de week genoeg gelegenheid heeft de zwemsport te beoefenen. Hij zou dus de zweminrichting op Zondagmorgen willen openstellen voor personen boven den leeftijd van 14 jaar en met een beetje goeden wil van de zijde van de besturen is het dan mogelijk het te doen zonder personeel. Is dat echter niet mogelijk, dan is het voor het bestuur in over weging te nemen, om alleen den persoon, die strikt noodza kelijk is, dienst te laten doen en dezen dan door de week een dag vrij te geven, terwijl men tevens een dienstrooster zou kunnen opmaken, zoodat het niet altijd dezelfde persoon is, die des Zondags dienst heeft. Op Zondag worden verschillende takken van sport beoe fend en de zwemsport is niet alleen gezond, maar ook nuttig, wat betreft het hulp verleenen aan anderen. Spreker spreekt dan ook den wensch uit, dat zijn voorstel zal worden aangenomen, in het belang van velen, die er door in de gelegenheid zullen worden gesteld om ook op Zondag deze sport naar hartelust te beoefenen. De heer van Es verklaart zich tegen het voorstel van den heer Koole. Hij laat de viering van den Zondag, die hier reeds meermalen in het geding is geweest, daarbuiten, hoewel dit aan sprekers levensbeschouwing ontleende bezwaar ook in den weg zou staan, maar de heer Koole heeft juist zelf een voorbeeld aangehaald van een overdekte zwem inrichting, die het op Zondag zoo druk heeft; die voorspelling, waarmede hij zijn voorstel aannemelijk wil maken, is dus voor spreker juist een argument er tegen. Sprekers hoofd bezwaar is echter, dat het gemeentebestuur, door dit aan de besturen van de zweminrichtingen op te dragen, noodzakelijk werk van bepaalde personen eischt. Nu is het natuurlijk een utopie, dat voor dat toezicht maar één persoon zou noodig zijn; allereerst is toezicht noodig met 'toog op eventueele ongelukken; verder is er minstens één, wanneer de beide afdeelingen voor mannen en vrouwen open zijn, zelfs twee personen noodig voor het afgeven van de costuums en ook voor het bewaren der fietsen. Daarom zal spreker zich en hij meent namens zijn fractie te mogen spreken met kracht tegen het voorstel van den heer Koole verzetten. De heer Wilmer sluit zich aan bij het betoog van den heer van Es. Hij constateert, dat er noch van de zijde van de beide zweminrichtingen noch van die van het publiek aandrang is gekomen, om die inrichtingen op Zondag open te houden, en, waar dat het geval is, ligt het z. i. niet in de lijn van een gemeentebestuur om op Zondag aan ver schillende menschen arbeid op te dragen, vooral waar er tegenwoordig een zeer toe te juichen streven valt waar te nemen, om op Zondag zoo min mogelijk arbeid te doen ver richten. De heer Wilbrink sluit zich aan bij de beide vorige sprekers en wijst ook op het bezwaar, dat de gemeente aan het personeel der zweminrichtingen arbeid zou opdragen, welke niet beslist noodzakelijk is. Waar de heer Koole aanvoert, dat aan de zweminrichting aan den Heerensingel wedstrijden werden uitgevoerd, stelt spreker daartegenover, dat na dien tijd de vrije Zaterdagmiddag is ingevoerd en dat daarnaast juist voor degenen, die den vrijen Zaterdagmiddag niet kunnen genieten, een andere vrije middag beschikbaar moet worden gesteld. Dit is een zeer sterk sprekende reden om niet op het voorstel van den heer Koole in te gaan. De vrije Zaterdag middag is niet alleen gegeven, omdat de menschen dien noodig hadden, maar ook om de menschen in de gelegenheid te stellen dien middag voor sport en andere dingen te besteden. De Voorzitter zegt, dat het College, behoudens een minderheid, de bezwaren tegen het voorstel van den heer Koole door de drie sprekers aangevoerd, deelt en dat men bovendien heeft te letten op bezwaren, welke reeds in de Memorie van Antwoord zijn vermeld. Het voorstel van den heer Koole is ook niet juist, aan gezien de Raad niet kan besluiten aan de besturen der zwem verenigingen op te dragen iets te doen. Burgemeester en Wethouders bepalen namelijk op grond van de met die verenigingen gesloten contracten de urn, waarop die in richtingen geopend zullen zijn. De heer Reimeringer juicht het voorstel van den heer Koole zeer toe. Hij zou het alleen in dien zin gewijzigd willen zien, dat niet bepaald werden genoemd de uren, waarop de zweminrichtingen geopend zullen moeten zijn op Zondag. Hij weet niet hoe het aan de zweminrichting aan de Zijl is, maar wel is hem bekend, dat degenen, die gewend zijn eiken dag in de zweminrichting aan den Hoogen Rijndijk te zwemmen, het zeer op prijs zouden stellen dat ook op Zondag te kunnen doen. Vergist spreker zich niet, dan was laatstgenoemde in richting op Zondag des morgens van 7 tot 9 uur open. Handhaaft men dien toestand, dan kunnen zij, die op die uren een bad willen nemen of zwemmen, dat doen en daarna zonder bezwaar hun kerkelijke plichten waarnemen. Het kan dus met iemands godsdienstige overtuiging niet in strijd zijn en waar op Zondag het voetbalspel en andere sport ook worden beoefend, moet men, naar spreker meent, het zwemmen' niet belemmeren. Er is een commissie gevormd om Leiden vooruit te brengen, hetgeen zij met alle mogelijke middelen zal doen, maar dan moet men aan den anderen kant niet allerlei belemmerende maatregelen nemen, die de gezonde ontwikkeling van een stad tegenwerken. Niemand kan op grond van zijn gods dienstige overtuiging iets tegen zwemmen op Zondagmorgen hebbenhet is een gezonde sport en spreker dringt er op aan het zwemmen vrij te laten. De heer Koole beschikt niet over de gegevens, die het bestuur heeft en weet dus niet, of het mogelijk is, dat het bestuur het vereischte toezicht zal houden, ook voor even tueele ongelukken, maar wanneer sprekers voorstel aangenomen wordt, kan er toch tusschen het gemeentebestuur en het bestuur der zweminrichting een regeling getroffen worden, om menschen daarvoor op te leiden. Wanneer men de over dekte zweminrichting, waarvan tegenwoordig sprake is, alleen door de week en niet op Zondag openstelt, ziet spreker een tekort daarop van minstens 50.000.Nu zegt de heer van Es, dat hij er dan tegen is; de heer van Es heeft zich reeds verklaard tegen de hygiëne en voor baden om de 3 weken voor ouden van dagenmisschien heeft hij een luxueuse badkamer thuis. Men kan toch niet zeggen, dat de godsdienst hier een rol speelt en dat de menschen op den vrijen Zater dag moeten gaan zwemmen. Volgens den heer Wilbrink zou er geen belangstelling voor bestaan; spreker wijst in dit verband op een schrijven van het bestuur van de zwem- vereeniging aan den Hoogen Rijndijk aan Burgemeester en Wet houders, waarin het opkomt tegen het voornemen van Burge meester en Wethouders, om de zweminrichting des morgens te sluiten en alleen na 1 uur open te stellen, daar de exploi tatie-inkomsten dan met ƒ250.a ƒ500.zouden achteruit gaan. Hier wordt dus door verschillende menschen er op aan gedrongen op het geven van gelegenheid om op Zondagmorgen te zwemmen en de bezwaren tegen sprekers voorstel zijn dus niet steekhoudend. Men verkeert in een overgangsperiode; veel grootere plaatsen, zooals Amsterdam en den Haag, zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 18