VRIJDAG 24 JANUARI 1930. 101 kundigen Dienst, werd in 1927 een schoolspreekuur ingesteld, waarvoor werden aangezocht 736 kinderen, van welke circa 50% heeft deelgenomen, wel een bewijs, dat de ouders ook medewerken. Hierbij werd het volgende geconstateerd: 29 maal werd eczeem waargenomen, 46 kinderen hadden een slecht gebit en 142 hadden enkele slechte kiezen, 16 leden aan bronchitis of asthma. Bij 45 kinderen werd een min of meer ernstige ver kromming van de wervelkolom waargenomen en bij 106 kinderen meerendeels lichte teekenen van Engelsche ziekte, terwijl bij 194 kinderen teekenen van groeizwakte werden bemerkt. Vele gevallen van hartgeruisch trof men aan, terwijl een nader onderzoek door een specialist in enkele gevallen eeri hartgebrek aantoonde. Dr. Horst meldt verder, dat een groot aantal kinderen van de lagere school betrekkelijk wel goed gevoed, doch slecht ontwikkeld zijn en regelmatig geneeskundig toezicht en goede verzorging behoeven om tot lichamelijk flinke menschen op te groeien. Ook dient meer zorg te worden besteed aan het voorkomen van Engelsche ziekte. Hiermede heeft spreker een beeld gegeven van de afwij kingen, welke geconstateerd werden op het schoolspreekuur bij onderzoek van de bedekte deelen van het kind. Dit onderzoek, hoe noodig ook, is bij den bestaanden dienst op het geneeskundig schooltoezicht uitgesloten. Spreker dringt dan ook op een onderzoek van het kind in zijn geheel aan, te meer waar er kinderen bij zijn, die tengevolge van armoede door de ouders niet voldoende kunnen worden gekleed en ook niet regelmatig worden verschoond. Ook komt het voor, dat kinderen huidziekte hebben, die de ouders zelf niet kennen. Als voorbeeld noemt spreker het geval, dat een onder wijzeres, die een klas kinderen naar het badhuis begeleidde om te baden, hem het verzoek van den dokter van het ge neeskundig schooltoezicht overbracht op een bepaald jongetje te willen letten, daar hij vermoedde deze eczeem op het lichaam had. De jongen was netjes en zindelijk gekleed, doch het vermoeden was ontstaan, omdat de jongen, die naast hem zat, eczeem in den hals had. Het bleek toen, dat werkelijk het jongetje eczeem op beide schouderbladen had. Men ziet dus, dat het noodzakelijk is het geheele lichaam te onderzoeken, ook om besmettingsgevaar te voorkomen. Ook de op het schoolspreekuur geconstateerde verkrommingen van de wervelkolom mogen wijzen op de noodzakelijkheid v-an het geheele onderzoek van het kind. Op de ouder-vergaderingen der scholen heeft Dr. Horst herhaaldelijk de ouders er op gewezen hoe deze verkrommingen en vergroeiingen zijn te constateeren. De verkrommingen ontstaan in hoofdzaak doordat het kind een ongemakkelijke houding inneemt in de schoolbank. Noodig is het, dat er voor het kind passende banken zijn, die voor het lichaam passend zijn. Het kraakbeenstelsel van het kind is geneigd te groeien naar de houding, die het kind inneemt. Ook hier geldt het spreekwoord «Beter voorkomen dan genezen". In het verslag over 1927 staat over bet schoolspreekuur ook vermeld, dat bij 134 kinderen afwijkingen zijn gecon stateerd aan oogen en oogleden, 19 aan ooren, terwijl 47 gevallen van keel- en amandelontsteking voorkwamen. Spreker stelt voorop overtuigd te zijn, dat de artsen belast met het geneeskundig schooltoezicht dit ook serieus doen, maar toch is het vreemd, dat alle kinderen, welke op het spreekuur zijn onderzocht, onder het geneeskundig school toezicht stonden. Dit kan zijn oorzaak vinden in de groote tusschenruimte tusschen twee achtereenvolgende onder zoekingen. De besproken gevallen toonen aan, dat een beter en grondiger onderzoek gewenscht is. Dr. Horst eindigt zijn verslag over het schoolspreekuur in 1927 met de woorden: »Aan het einde van het jaar werd het schoolspreekuur gesloten, in afwachting van de beslissing, betreffende reor ganisatie van het geneeskundig schooltoezicht''. Met deze reorganisatie bedoelt Dr. Horst het aanstellen van een vol-ambtenaar- schoolarts. Het schoolspreekuur is een steekproef geweest, doch Dr. Horst kan dit wegens drukke werkzaamheden niet meer leiden dus meer dan ooit dient ingegrepen te worden, opdat de kinderen van deze tekortkomingen niet het slachtoffer worden. Dat de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst zich thans onledig houdt met de samenstelling van een ontwerp verordening tot wijziging en aanvulling van de bestaande verordening, regelende het geneeskundig toezicht op de scholen, zooals de Memorie van Antwoord zegt, is voor spreker een bewijs, dat ook Burgemeester en Wethouders meenen, dat de bestaande dienst te kort schiet en dient te worden aangevuld. Sprekers voorstel strekt om een vol-ambtenaar-sohoolarts naast de 4 schoolartsen aan te stellen. Het aanstellen van een vol-ambtenaar-schoolarts in de plaats van de bestaande 4 schoolartsen zou voor de gemeente Leiden minder finan- ciëele offers vergen, doch zou even ontoereikend zijn als de thans bestaande dienst op het geneeskundig schooltoezicht, omdat die vol-ambtenaar-schoolarts zijn taak niet naar behooren zou kunnen vervullen. Hij zou ook de werkzaamheden van de vier in dienst zijnde schoolartsen moeten overnemen en daardoor zou van de verwezenlijking van het doel, dat spreker zich voorstelt, dat het kind lichamelijk geheel zal worden onderzocht, in de practijk niets terecht komen. Spreker heeft niet een valsch en onjuist voorstel willen indienen, omdat hij uitsluitend het oog heeft op het belang van het schoolgaande kind. Hij acht zich onbevoegd om de werkzaamheden van den vol-ambtenaar-schoolarts in finesses aan te geven, maar hij wil toch wel in hoofdlijnen enkele werkzaamheden uitstippelenhet onderzoek van vergroeide wervelkolommen en afwijkingen der oogen en de oorzaken daarvan, het opnemen der lichamelijke gesteldheid, b.v. nagaan of het kind niet te zwak is door ondervoeding, het voor komen van besmettingsgevaar van de zijde van lijders aan besmettelijke ziekten, zooals tuberculose, eczeem, typhus, roodvonk, diphterie enz., het verstrekken van voorlichting aan de ouders omtrent de bij hun kinderen geconstateerde afwijkingen, opdat zij met hun huisarts geregeld contact kunnen houden en goed toezien op het hygiënisch onderhoud van het lichaam. De wijzigingen en aanvullingen van de verordening, welke in voorbereiding zijn, zullen wel meer uitgaven van de ge meente vergen, maar het geneeskundig schooltoezicht zal er niet door worden gebaat, en daarom doet spreker een dringend beroep op den Raad om zijn voorstel aan te nemen, in het belang van het schoolgaande kind en tot het sterk en gezond maken van de opkomende generatie. De Voorzitter meent, dat men aan de uitvoerige toelichting, welke de heer Koole bij zijn voorstel heeft gegeven, weinig recht zou kunnen doen wedervaren in deze vergadering, waar de tijd beperkt is en hij zooveel argumenten heeft opgesomd, dat daartegenover waarschijnlijk verschillende andere zullen worden gesteld. Het College stelt daarom voor, het voorstel van den heer Koole in zijn handen te stellen om praeadvies, waarvoor te meer reden is, omdat het dan zal kunnen worden behandeld, wanneer het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de verordening, regelende het geneeskundig schooltoezicht, aan de orde komt. Burgemeester en Wet houders en de Raadsleden hebben dan tijd om de zaak op hun gemak te bekijken. Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten het voorstel van den heer Koole in handen van Burgemeester en Wet houders om praeadvies te stellen. Volgnr. 254 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 255 tot en met 265 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 266, luidende»Kosten van ge meentelijke zweminrichtingen8450. waarbij tevens in behandeling komt het voorstel van den heer Koole, luidende: »Be Raad besluit de besturen der beide zweminrichtingen op te dragen, de zweminrichtingen des Zondags open te stellen van des morgens 9 uur tot 11 uur en des middags van 2 uur tot 5 uur". De heer Koole zegt, dat bij de begrooting van 1929 door zijn partijgenoot Baart is aangedrongen op openstelling van de beide zweminrichtingen op Zondag. In de Memorie van Antwoord staat naar aanleiding van de vraag, in de secties uit tweeërlei oogpunt gesteld, op bladz. 29: «Het bepalen van de uren, waarop de zweminrichting aan den Hoogen Rijndijk des Zondags geopend is, heeft niets te maken met de uitvoering der Zondagswet." Verder op bladz. 39 «Bij ons College bestaat bezwaar tegen openstelling van de zweminrichtingen op Zondagmorgen." En dan volgt er «achtte het bestuur van de Zwemvereeniging «de Zijl" openstelling van die zweminrichting op Zondag niet gewenscht en met het oog op het gering aantal te verwachten bezoe kers ook niet noodig. Ons is niet gebleken, dat in deze opvat ting van het bestuur, waarbij ons College zich kon aanslui ten, wijziging is gekomen." Spreker stelt zich de vraag, of het bezwaar van het Col lege tegen het openstellen op Zondagmorgen gerechtvaardigd is, als het wel is vóór het openstellen op Zondagmiddag na

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 17