100
VRIJDAG 24 JANUARI 1930.
Tegen stemmen: de heeren van Es, Meijnen, Kuivenhoven,
Eikerbout, Parmentier, van der Reijden, de Reede, Reime-
ringer, Splinter, Goslinga, Tepe, Bosman, van Rosmalen,
Bergers, Donders, Wilbrink, Wilmer, Huurman, Romijn,
Zitman en van Tol.
Vóór stemmen: de heeren Manders, Koole, Verweij, Groe-
neveld, Mevrouw Braggaar—de Does, de heeren van Eek,
Kooistra, Schüller, de Meij en van Stralen.
(De heeren Bosman, Huurman en Koole waren inmiddels
ter vergadering gekomen).
Volgnr. 223 wordt tenslotte zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Volgnr. 224 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Bij volgnr. 225 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming besloten
1°. den toeslag op het kleedinggeld van de inspecteurs en
het personeel der recherche voor 1930 te bepalen op 75%.
2°. de toelage aan het politiepersoneel, voorzoover dit in het
genot is gesteld van kleedinggeld, als tegemoetkoming in de
kosten van aanschaffing van schoeisel en beenkappen, voor
1930 te bepalen op 27.50.
Volgnr. 225 en de volgnrs. 226 tot en met 234 worden
achtereenvolgens zonder ^beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 235, luidende: Onderhoud Oer
lantaarns en verdere kosten der verlichting f 103.050.
De heer Groeneveld vraagt, of het plan voor de straat
verlichting niet aan den Raad kan worden overgelegd.
De heer Goslinga zegt, dat er een correspondentie geweest
is tusschen de Directie van de Lichtfabrieken en het College
over een wijziging in de straatverlichting. Burgemeester en
Wethouders hebben zich met een plan, dat algemeene richt
lijnen in zake de straatverlichting geeft, vcreenigd, maar dit
kan slechts stuksgewijze tot uitvoering komen. Er is geen
bezwaar aan het verzoek van den heer Groeneveld te voldoen
en spreker is bereid dit in de eerstvolgende vergadering van
het College aan de orde te stellen.
Volgnr. 235 wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De volgnrs. 236 tot en met 249 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij volgnr. 250 wordt de begrooting der Gezondheidscom
missie zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedge
keurd, waarna ook dit volgnr. en volgnr. 251 achtereenvol
gens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange
nomen worden.
De Voorzitter stelt namens het College voor in te voegen
een nieuw volgnr. 251a, luidende«Subsidie aan het Insti
tuut voor Praeventieve Geneeskunde ten behoeve van de vac
cinatie tegen pokken" en daarop uit te trekken een bedrag
van 125.
Het nieuwe volgnr. 251a en de volgnrs. 252 en 253 worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 254, luidende
Kosten van het geneeskundig toezicht op de openbare en
bijzondere scholen8Ó38.
Kosten verbonden aan het houden van een
schoolspr eekuur
waarbij tevens in behandeling komt het voorstel van den
heer Koole, luidende
«Ondergeteekende stelt bij volgnummer 254 voor
De Raad besluit tot het aanstellen van een vol-ambtenaar-
schoolarts, naast de 4 schoolartsen."
De heer Koole wenscht, alvorens zijn voorstel te ver
dedigen tot aanstelling van een vol-ambtenaar-schoolarts,
een woord van waardeering te spreken tot hen, die altijd
geijverd hebben om het bestaande geneeskundig school
toezicht op het peil van volmaaktheid te brengen.
In de allereerste plaats noemt spreker Dr. Horst, Directeur
van den Geneeskundigen Dienst, die geen bevrediging kon
vinden in den bestaanden dienst en dan ook in 1927 een
voorstel bij Burgemeester en Wethouders indiende om een
vol-ambtenaar-schoolarts aan te stellen.
Verder brengt spreker een woord van waardeering aan
wijlen den heer Mr. van der Lip ware deze nog Wethouder,
spreker had zeker geen voorstel behoeven in te dienen
die een eminent Wethouder dezer gemeente is geweest en
die er veel toe heeft bijgedragen, dat eenige schoolverpleegsters
werden aangesteld, welke zich zeer verdienstelijk hebben ge
maakt bij het geneeskundig schooltoezicht.
Op de scholen, die hier onder het toezicht staan van het
geneeskundig schooltoezicht, gaan tezamen circa 11000 kinderen.
Rekent men de absenten op 10%, dan blijven er circa
10.000 over.
In de verordening regelende het geneeskundig toezicht op
de openbare- en bijzondere scholen staat in artikel 7
»De schoolarts bezoekt de school éénmaal per maand".
Rekent men de vacanties op 2 maanden, dan moeten dus
de kinderen per jaar 10 maal worden onderzocht.
De 10000 kinderen verdeeld over 4 schoolartsen, geeft aan
eiken arts 2500 kinderen ter behandeling. Rekent men voor
het onderzoek van ieder kind 2 minuten, dan heeft de school
arts per maand noodig 2500 x 2 minuten, wat gelijk is aan
831 uur per tien maanden, dus 835 uur.
Voor ieder arts wordt per jaar op de begrooting uit
getrokken 1000.wat dus gelijk is aan circa 1.20 per
uur, voor welk bedrag geen dokter zich beschikbaar zal stellen.
Vraagt men, hoe het dan nu gaat, dan moet spreker ant
woorden, dat het onderzoek in strijd met de verordening
geschiedt. Wanneer de betreflende staten, die aan de scholen,
waar het onderzoek geregeld moet plaats hebben, worden
bijgehouden, werden opgevraagd, dan zou blijken, dat de
kinderen hoogstens driemaal in de tien maanden werden
onderzocht.
Art. 5 van de verordening zegt:
»De schoolarts treedt als zoodanig niet op als behandelend
geneesheer."
Sprekers meening over dit artikel is, dat de schoolarts in
enkele gevallen kan adviseeren.
Het bestaande geneeskundig schoolonderzoek bij de kinderen
heeft plaats ten opzichte van de onbedekte deelen van het
lichaam, als: het aangezicht, de oogen, neus, ooren, mond,
tanden en kiezen, mondholte, keel, hals, hoofdhuid, handen
en nagels. Spreker vraagt, of dat voldoende en afdoende is
en of een algeheel onderzoek van het lichaam overbodig is,
al erkent hij, dat in het bestaande onderzoek een goede
tendenz zit, en wel in de eerste plaats door het onderzoek
der hoofdhuid. Vele kinderen waren vroeger lijdende aan de
bekende Leidsche ziekte favus. Het hoofd van deze kinderen
werd dan door de wijkverpleging met ettelijke meters ver
band omwoeld en de lijders waren op school vaak het onder
werp van bespreking en ten prooi aan een minder goede
gezindheid. Gelukkig heeft het geneeskundig schooltoezicht
deze ziekte tot een klein minimum kunnen beperken. Ziet
men een school aan- of uitgaan, dan verbaast men er zich
over, dat zoovele kinderen een bril dragen. Dit zal men on
middellijk toeschrijven aan de goede werking van het genees
kundig schooltoezicht, maar spreker meent, dat het een
diepere beteekenis heeft, omdat bij schoolgaande kinderen de
oogen zeer in acht genomen moeten worden, of er valt
dadelijk een afwijking te constateeren. De oorzaak van de
afwijking kan zijneen te hooge bank ol een te lage lessenaar;
te weinig licht in het lokaal, waardoor de inspanning voor
de oogen te groot wordt, het te ver verwijderd zitten van
het schoolbord, of het te schuin zitten; een niet goed zittende
bank, waardoor de kinderen scheef gaan zitten en een
schaduwzijde ontstaat.
Spreker zou meerdere voorbeelden kunnen aanhalen, doch
dit is niet zijn bedoeling. Hij wil er op wijzen, dat bij een
afwijking der oogen van een kind het euvel niet direct is
opgelost door het voorschrijven van het dragen van een bril.
Het afwijken der oogen moet voorkomen worden en dat kan
pas, als de arts zich geheel kan geven voor een grondig
onderzoek.
Dit is thans van de artsen niet te verlangen, ten eerste
wegens gebrek aan tijd en ten tweede, doordat de vergoeding,
die zij krijgen, te laag is.
Van het hoofd der school of van den klasse-onderwijzer is
dat ook niet te verwachten, omdat zij handen vol werk hebben
om de kinderen in de overbezette klassen bij te werken volgens
de voorgeschreven roostertaak.
Spreker vraagt, of het kind hiervan het slachtoffer mag
worden. Het gemeentebestuur mag niet tevreden zijn met het
tegenwoordige geneeskundig schooltoezicht, het moet trachten
het volmaakte te benaderen.
Vervolgens vraagt spreker, of een onderzoek naar de bedekte
lichaamsdeelen van het schoolgaande kind niet noodzakelijk is.
Om dit punt te bespreken zegt spreker zijn gegevens te
moeten putten uit het jaarverslag van den Geneeskundigen
Dienst van 1927. Door Dr. Horst, Directeur van den Genees-r