96
VRIJDAG 24 JANUARI 1930.
komende ondersteunden en zoo mogelijk ook andere onvol
waardige arbeidskrachten den voor hen geschikten arbeid
kunnen verrichten;
van oordeel dat de gebouwen der stedelijke werkinrichting
daartoe wellicht geschikt zijn te maken
dat daarvoor echter grondige verandering en reorganisatie
van de stedelijke werkinrichting zal noodig zijn,
verzoekt Burgemeester en Wethouders naar de mogelijkheid
van een zoodanige reorganisatie der stedelijke werkinrichting
een onderzoek in te stellen en van hun bevinding aan den
Raad mededeeling te doen.",
wordt zonder hoofdelijke stemming in handen van Burge
meester en Wethouders om praeadvies gesteld.
De Voorzitter stelt namens het College voor, het voorstel
van de heeren Huurman, Wilmer en de Reede tot verlaging
van den vermenigvuldigingsfactor in handen van Burgemeester
en Wethouders te stellen om praeadvies, welk praeadvies
dan zal worden behandeld bij de vaststelling van het ver-
menigvuldigingscijfer.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
worpen met 21 tegen 9 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren van Es, Meijnen, Kuivenhoven,
Eikerbout, Parmentier, van der Reijden, de Reede, van
Rosmalen, Bergers, Donders, Verweij, Huurman, Groeneveld,
mevrouw Braggaarde Does, de heeren van Eek, Kooistra,
Schüller, de Meij, van Stralen, Zitman en van Tol.
Vóór stemmen: de heeren Manders, Reimeringer, Splinter,
Goslinga, Tepe, Bosman, Wilbrink, Wilmer en Romijn.
(De heer Koole had de vergadering inmiddels verlaten).
Het voorstel van den heer Wilmer luidende:
»Ondergeteekende stelt den Raad voor B. en W. uit te
noodigen te komen met voorstellen tot reorganisatie of wel
opheffing van de Stedelijke Werkinrichting.",
wordt zonder hoofdelijke stemming in handen van Burge
meester en Wethouders om praeadvies gesteld.
De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en Wet
houders den Raad adviseeren het voorstel van den heer
Groeneveld betreffende de stichting van een openbare lagere
school in het Haagweg-kwartier te verwerpen.
Spreker vraagt verder, of de heer Groeneveld zijn motie
betreffende het toezenden van de stukken voor de Raadsver
gadering aan de Raadsleden handhaaft.
De heer Groeneveld verklaart de motie in te trekken.
Aangezien de motie van den heer Groeneveld, luidende:
DeRaad wenscht dat de agenda met de bijbehoorende
stukken ten minste één week voor de Raadsvergadering aan
de leden worden toegezonden.",
is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging
meer uit.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders den
Raad adviseeren tot verwerping van het voorstel van den
heer Groeneveld tot stichting van een centrale auto-garage.
Spreker stelt namens Burgemeester en Wethouders voor
het voorstel van den heer Bosman, luidende:
»Ondergeteekende stelt voor om, bij wijze van werkver
schaffing, over te gaan tot het aanleggen van een of meer
sportvelden op het daarvoor aangewezen terrein langs den
Rijnsburgerweg.",
in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om
praeadvies.
De heer Bosman zegt, dat hij dit voorstel liever in stemming
zag gebracht.
De Voorzitter acht het onmogelijk om dit voorstel door
den Raad te doen aannemen. Men zou het ongetwijfeld van
Gedeputeerde Staten terugkrijgen, waar de financiëele kant van
deze zaak in het geheel niet onder oogen is gezien.
De heer Bosman antwoordt, dat het hem om een principiëele
beslissing te doen was, maar dat hij er tenslotte ook geen
bezwaar tegen heeft, dat over zijn voorstel praeadvies zal
worden uitgebracht.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het voorstel
van den heer Wilmer, luidende:
«Ondergeteekende stelt voor, de Commissie voor het Bewaar-
schoolonderwijs, zoodanig uit te breiden, dat daarin voldoende
plaats is, voor de vertegenwoordigers van het bijzonder
onderwijs,",
in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om
praeadvies.
De Voorzitter zegt ten aanzien van het voorstel van den
heer Verweij in zake de Commissie ad hoe, dat er waarschijnlijk
bij den voorsteller een misverstand heeft bestaan. Misschien
vloeide uit de woorden van den heer Tepe rechtstreeks voort,
dat hij tegenover dit voorstel anders stond dan tegenover
dat van den heer Spendel, maar de Wethouder heeft het
standpunt ingenomen, dat de zaak toch aan de orde zou
komen, omdat zij bij de wijziging van de salarisverordening
vanzelf onder het oog wordt gezien. Bij het College bestaat
geen bezwaar om over het voorstel praeadvies uit te brengen,
ofschoon dit overbodig is, omdat de zaak toch aan de orde
komt. Voor de boosheid van den heer Verweij was dus
geen reden.
De heer Verweij antwoordt, dat hij, voor zoover er boos
heid in het spel was, een vriendelijk woord wil laten hooren.
Waar Burgemeester en Wethouders zijn voorstel om praeadvies
willen nemen, kan hij zich daarmede zeer goed vereenigen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het voorstel
van den heer Verweij, luidende:
»De raad, van oordeel dat het in het algemeen tot de taak
van de Algemeene Ambtenaren eri Algemeene Werklieden
commissie behoort, om na te gaan in hoeverre bestaande
salaris- of rechtspositieregelingen voor het personeel in dienst
der gemeente herziening behoeven;
spreekt als zijn meening uit, dat art. 11 van de salaris
verordening (No. 2 van het jaar 1926) dienovereenkomstig
worde gewijzigd
en acht uit dien hoofde het benoemen eener Commissie
ad Hoc in het vervolg overbodig,"
in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om
praeadvies.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
De Voorzitter brengt vervolgens in stemming de overige
bij de algemeene beschouwingen behandelde motie en voor
stellen.
De motie van den heer van Eek, luidende
»De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat voortaan
ook in Leiden het houden van optochten met muziek eu
banieren op Zondagnamiddag als regel zal worden toegestaan",
wordt met 19 tegen 11 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Manders, van Es, Meijnen, Kui
venhoven, Eikerbout, Parmentier, van der Reijden, de Reede,
Reimeringer, Splinter, Goslinga, Tepe, van Rosmalen, Ber
gers, Donders, Wilbrink, Wilmer, Huurman en van Tol.
Vóór stemmen: de heeren Bosman, Verweij, Groeneveld,
Romijn, Mevrouw Braggaarde Does, de heeren van Eek,
Kooistra, Schüller, de Meij, van Stralen en Zitman.
De voorstellen van den heer van Eek, luidende
1°. »De Raad besluit Burgemeester en Wethouders te ver
zoeken de wenschelijkheid te onderzoeken om ook in Leiden
in navolging van Amsterdam in te stellen een centralen dienst
voor de levensmiddelenvoorziening"
2°. »De Raad besluit:
I. dat artikel I van de Regeling betreffende de tarieven
voor de levering van gas door de Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit aldus worde gewijzigd
De prijs van het gas te Leiden wordt, ter keuze van den
verbruiker, bepaald naar een der volgende tarieven
tarief a: voor de verbruikers, die het gas over den gewonen
meter betrekken, 8 cent per M8.voor de muntgasverbrui-
kers 9 cent per M3.
tarief ble. voor iederen verbruikten M3. voor de verbrui
kers, die het gas over den gewonen meter betrekken, 6£
cent, voor de muntgasverbruikers cent;
2e. bovendien een vast recht per maand van f 0.75; dit
recht is ook verschuldigd, indien geen gas wordt verbruikt;
tarief ele. voor iederen verbruikten M3. voor de verbrui
kers, die het gas over den gewonen meter betrekken 4|
cent, voor de muntgasverbruikers 5| cent;
3e. bovendièn een vast recht per maand van 3.50; dit
recht is ook verschuldigd, indien geen gas wordt verbruikt.
II. dat de in deze regeling vastgestelde tarieven zullen
gelden voor het gas verbruikt na de meteropneming over de
maand Januari 1930";
3°. »De Raad besluit het aantal opcenten, dat van de ver
mogensbelasting wordt geheven, te brengen van 15 op 50";