MAANDAG 20 JAN IT ART 1930. 19 Huishoudscholen, Bureaux van Maatschappelijken Steun, Kindervoeding). Tot de taak van deze ufdeeling behoort de bemoeiing met het artikel aardappelen, wat betreft het vaststellen der klein handelsprijzen. Er bestaat namelijk een overeenkomst met de federatie van Vereenigingen van Groot- en Kleinhandel in aardappelen, groenten en fruit, waarbij door een prijzencommissie op grond slag van de marktprijzen zg. olficiëele kleinhandelsprijzen worden vastgesteld voor de meer gangbare soorten, waarbij met een contractueel vastgestelde winstmarge wordt rekening gehouden. De practijk wijst uit, dat vrijwel algemeen vooral in de volksbuurten volgens de officiëele prijzen of daaronder ver kocht wordt. De kleeding en het schoeisel worden ingekocht voor alle gemeente-instellingen en gesubsidieerde instellingen, die er van gebruik wenschen te maken. Zij koopt ook in voor de schoolkinderkleeding. Ce omzet is 729.000.terwijl een batig saldo overblijft. Gemeentemagazijn. Deze instelling verzorgt den centralen inkoop van alle andere gebruiksartikelen, die door de gemeen tebedrijven en -diensten wor den gebruikt. Omzet 1.500.000. eveneens met een voordeelig saldo. Deze afdeeling zorgt ook voor de vaststelling der maximum prijzen voor brandstoffen. Daarvoor is ingesteld een Commissie, waarin ook zitting hebben vertegenwoordigers der vereenigingen en vertegen woordigers der mijnen. De prijzen worden zoodanig vastgesteld, dat er voor hande laars een redelijke winst overblijft. Daar de inkoopsprijzen bekend zijn er. eveneens de normale onkosten, is de winst met vrij groote zekerheid na te gaan. De voordeden voor de gemeentenaren zijn: le. De prijzen worden gepubliceerd en gecontroleerd. Woeker prijzen kunnen niet meer voorkomen. 2e. Klachten over slechte leveringen kunnen bij het Ge- meentemagazijn aangebracht worden. 3e. Bij voortduring van minderwaardige levering kan de Brandstoffencommissie zulks openbaar maken. Slechts eenmaal is dit behoeven te geschieden. 4a. Door de samenwerking met den handel kan het gemeente bestuur eventueel noodig buitengewone maatregelen tot stand brengen. In meerdere opzichten is de toestand in Amsterdam anders dan in Leiden en alles wat spreker van Amsterdam heeft aangehaald zou niet in Leiden kunnen worden toegepast. Het streven om te zorgen, dat de bevolking evenals de gemeente voor haar eigen en voor de door haar gesubsi dieerde instellingen goede en niet te dure levensmiddelen kan bekomen, is toch een sympathiek doel. Het gemeentebelang eischt, dat er een nauwgezet onderzoek wordt ingesteld, in hoeverre te Leiden gemeentelijke bemoeiing voor levensmiddelen voorziening gewenscht. is. Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wethouders bereid zullen zijn een dergelijk onderzoek in te stellen en dat de Raad een voorstel in dien geest zal willen aannemen. Bij de rechterzijde bestaat dogmatische afkeer tegen de uitbreiding der overheidsbemoeiing, zelfs op dit gebied, waarop de overheid zoo nuttig werkzaam kan zijn. Dat de bevolking zich behoorlijk kan voeden en verwarmen, is toch een zaak van groot algemeen belang. De rechterzijde, waarin de middenstand een overwegenden invloed uitoefent, laat zich verleiden om zich tegen de nuttige werkzaamheid van de overheid op het gebied der bemoeiing met de levensmiddelenvoorziening te verzetten, uit vrees dat daardoor het bestaan van menigen middenstander zal worden in gevaar gebracht. Voor zoover er te veel tusschenpersonen zijn en dezen de prijzen onnoodig doen stijgen, voor zoover dezen dus uit economisch oogpunt overbodigen of schadelijken arbeid uit oefenen, is dat voorzeker juist. Voor het algemeen belang moet nu eenmaal het belang van enkelen wijken. Verwaarloosd mag intusschen niet worden het feit, dat de vermeerdering der welvaart door het goedkooper worden van het levensbestaan ook den middenstand ten goede komt en dat de overheid bij het uitbreiden van haar taak op het gebied der levensmiddelenvoorziening ook aan menigen midden stander een blijvende functie kan verschaffen. Spreker zal in dit verband niet bepleiten het nut van een gemeentelijke melkfabriek of van gemeentelijke markthallen. Dat alles ligt op het oogenblik buiten den gezichtskring der politieke mogelijkheid. Ook al is spreker warm voorstander van gemeentelijke bemoeiing met de levensmiddelenvoorziening, toch erkent hij, dat voorzichtigheid op dit terrein geboden is. Onoordeelkundig optreden kan de gemeente veel geld kosten, zonder dat zulks de bevolking voordeel oplevert. Ambtenaren, die als deskundigen op de hoogte zijn van de groot- en kleinhandelsprijzen, van de herkomst en de kwaliteit der waren, van de behoefte der bevolking, zijn natuurlek onmisbaar om het gemeentebestuur van advies te dienen en de verschillende maatregelen op dit gebied uit te voeren. Wie alleen ziet naar de uitgaven, die de publieke lichamen doen en dus naar de lasten, die zij op de bevolking leggen en niet naar het nut, dat hun optreden afwerpt, is gauw klaar met zijn oordeel over de aanstelling van meerdere ambtenaren, wat geleidelijk zal voeren tot het scheppen van een behoor lijk ingerichten gemeentelijken levensmiddelendienst. Wie inzien welk een ontzaglijk nut op dit terrein het optie- den der gemeente voor hen afwerpt, zal met beslistheid steunen de ontwikkeling in die richting van de gemeentelijke weik- zaamheid, al zal natuurlijk steeds overwogen moeten worden, of de geldelijke offers waard zijn het nut, dat voor de be volking daarvan is te verwachten. Als onderdeel dier gemeentelijke bemoeiing moet spreker ook de aandacht vestigen op de prijsbepaling der artikelen, welke de gemeente zelf produceert, zooals hier ter stede van gas, electrischen stroom, cokes, helaas nog niet van water. Ook het algemeen belang der bevolking eischt, dat die artikelen tegen een zoo laag mogelijken prijs worden geleverd voor zoover het met het belang dier gemeentelijke ondernemingen is overeen te brengen. Dat de prijzen dier artikelen thans worden opgedreven om daardoor winstuitkeeringen te kunnen storten in de ge meentelijke schatkist, acht spreker op het oogenblik wel onvermijdelijk, doch uit een economisch oogpunt onver dedigbaar. Die onnoodige prijs vei hooging werkt even schadelijk als de indirecte belastingen. Degeineenschapsui'gaven moeten door de bevolking gedragen worden naar vei houding van haar draagkracht. De medewerking der publieke lichamen om de prijzen der eerste levensbehoetten zoo laag mogelijk te houden is het beste middel om de gebreklijdende en noodlijdende deelen der bevolking zoo veel mogelijk te helpen. Ai zijn dan de prijzen dier artikelen, die de gemeente zelf produceert, niet hooger dan elders, het belang der gemeente naren eischt, dat de vooruitgang der techniek de bevolking ten goede komt in den vorm van daling van haar koslen van levensonderhoud. De winst, die de gemeente op de artikelen behaalt, hoe onvermijdelijk die thans ook is, is een afwijking van den goeden weg. Spreker heeft wederom een voorstel ingediend om ip het algemeen den gasprijs, voor zoover die niet in de contracten is vastgesteld, met 1 cent te verlagen en om voor de groot verbruikers de verlaging cent te doen bedragen. Het eerste argument, dat de Wethouder van Financiën daartegen aanvoert, is, dat hij die geldmiddelen niet kan missen. Spreker is dat tot op zekere hoogte met hem eens. Hoewel spreker er een voorstander van is, dat de gemeente die artikelen tegen kostprijs levert, erkent hij, dat op het oogenblik een daartoe strekkend voorstel onuitvoerbaar zou zijn. Toch is het mogelijk een stap in die richting te doen. Op het oogenblik leveren de Lichtlabrieken een winst op van meer dan 1 millioen volgens deze begrooting (de retributies daaronder begrepen) en dat is volgens spreker onverdedigbaar. Nu wordt onmiddellijk daartegen aangevoerd, dat in verge lijking met andere plaatsen die prijzen in Leiden niet hoog zijn. Spreker geeft dat toe, maar of een artikel duur is kan niet beoordeeld worden naar den prijs, waarvoor anderen het leveren, maar er moet ook gevraagd worden: kan dat artikel niet voor een anderen prijs geleverd worden? Het is toch mogelijk, dat een reeks fabrieken met elkaar verbonden zijn in een kartel en alle artikelen leveren tegen een te hoogen pjijs. Het gas nu wordt hier te duur aan de bevolking ge leverd. Van de ontzaglijke vorderingen der gastechniek heeft de bevolking absoluut niet geprofiteerd, integendeel. Vóór den oorlog heeft het gas 5 cent per M3. gekost, op het oogenblik kost het 9 cent. Wanneer men de waardedaling van het geld in aanmerking neemt, kan men zeggen, dat de prijs dus ongeveer gelijk is gebleven. De samenstelling van het gas is echter buitengewoon veel slechter geworden. Men kan dus zeggen, dat de bevolking op het oogenblik denzelfden prijs betaalt voor slechter gas. Dat acht spreker onverant woordelijk. De bevolking heeft dus absoluut niet geprofiteerd van den vooruitgang der techniek in de gasbereiding. De heer Goslinga zegt, dat de loonen toch zoozeer ge stegen zijn. De heer van Ecr zegt, dat door de fabriek toch zooveel winst is ingeslikt. Nu zal de heer Goslinga aanvoeren, dat de winst van de gasfabriek zooveel minder wordt. Volkomen juist: de winst van de electrische centrale stijgt en die van de gasfabriek daalt. Spreker is niet commercieel aangelegd, maar wanneer hij als fabriekseigenaar ziet, dat het debiet van een artikel vermindert in casu, doordat men liever electriciteit gebruikt dan gas dan zal hij door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 7