14
MAANDAG 20 JANUARI 1930.
22°. Voorstel van Oen heer Spendel in zake subsidieering
van muziek- en zangvereenigingen.
Zal worden behandeld bij Volgnr. 477 der uitgaven.
23°. Voorstel van den heer Spendel in zake reorganisatie of
opheffing van de Stedelijke Werkinrichting.
24°. Voorstel van den heer Groeneveld in zake de stichting
van een openbare lagere school in het Haagwegkwartier.
Zullen worden behandeld bij de algemeene beschouwingen.
25°. Voorstel van den heer Groeneveld in zake het geven
van volksvoorstellingen op het gebied van zang, muziek en
tooneel.
Zal worden behandeld bij Volgnr. 477 der uitgaven.
26°. Voorstel van den heer Groeneveld in zake vroegere
toezending van de ingekomen stukken en de Raadsagenda
aan de leden.
27°. Voorstel van den heer Groeneveld in zake de stichting
van een Centrale Auto-garage met reparatie-inrichting voor
gemeentelijke bedrijven en diensten.
28°. Voorstel van den heer Bosman in zake den aanleg
van sportvelden op het terrein nabij den Rijnsburgerweg,
bij wijze van werkverschalfing.
29°. Voorstel van den heer van Stralen in zake de snellere
tot standkoming van den Leidschen Hout, in verband met
de behoefte aan werkverruiming.
30°. Voorstel van den heer Spendel in zake uitbreiding van
de Commissie voor het Bewaarschoolonderwijs.
31°. Voorstel van den heer Verweij in zake wijziging van
artikel 11 der Salarisverordening, waardoor de Commissie
ad hoc in het vervolg overbodig wordt.
Zullen worden behandeld bij de algemeene beschouwingen
der begrooting.
32°. Voorstel van de heeren Parmentier, de Reede en Bergers
in zake opheffing van het Gemeentelijk Waschbureau.
Zal worden behandeld bij Volgnr. 613 der uitgaven.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van 5 leden van de Plaatselijke School
commissie.
(Zie Ing. St. No. 16.)
De Voorzitter verzoekt den heeren Bergers, Parmentier,
van Rosmalen en de Meij het stembureau te vormen.
Worden benoemd:
Mej. H. J. Doove met algemeene (26) stemmen;
de heer J. M. Mazurel met 19 stemmen; de heer J. A. W.
van Kluyve verkreeg 7 stemmen;
de heer P. Brouwer met algemeene (26) stemmen;
de heer Dr. G. O. E. Lignac met 19 stemmen; de heer
Dr. C. de Jong verkreeg 7 stemmen
de heer Lourens Bosch met algemeene (26) stemmen.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de
genomen moeite.
II. Herstemming over het voorstel tot toekenning van een
bijdrage in de kosten van een aan de Vereeniging van Neder-
landsche Gemeenten aan te bieden aankleeding van de bestuurs
kamer, ter gelegenheid van de stichting van een eigen gebouw
door die vereeniging, waaromtrent in de vorige vergadering
de stemmen hebben gestaakt.
(Zie Ing. St. No. 13.)
De Voorzitter zegt, dat het inderdaad juist is, dat dit
voorstel in de vorige vergadering eenigszins onverwacht is
gekomen. Het College was niet op de hoogte van de bijzonder
heden, omdat het meende, dat de Raad tegen deze geringe
bijdrage geen bezwaar zou hebben. Spreker heeft in dien
tusschentijd eenige inlichtingen ingewonnen en stelt derhalve
voor de beraadslaging over dit voorstel te heropenen.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten.
De Voorzitter zegt, dat hem gebleken is, dat bij sommige
leden, die misschien het Ingekomen Stuk niet heel nauwkeu
rig hebben gelezen, de gedachte voorzat, alsof Leiden tot dit
geschenk 15000,zou bijdragen. Dit is niet het geval; het
gaat hier slechts over een bedrag van 175.cent per
inwoner. De aankleeding van de bestuurskamer zal omvatten
houtwerk, lambriseeringen, tafel, 18 stoelen, verlichting en
nog enkele bijkomende zaken. De architect van het gebouw,
de heer Posthumus Meijes, meende te kunnen volstaan met
12.000.vermoedelijk heeft men om zeker te zijn het
bedrag iets verhoogd, omdat er misschien gemeenten zouden
zijn, die niets wilden bijdragen. Van een heel gioote luxe
getuigen deze cijfers niet. ledereen, die wel eens te maken
heelt gehad met de kosten van aankleeding van een zaal, die
men een zeker plechtig aanzien wil geven, zal begrijpen, dat
men met 12.000.voor lambriseeringen enz. vooreen groote
zaal als deze zal moeten worden, met heel ver komt. Dit
bedrag behoeft dan ook geen bezwaar te zijn. Men wil dit
gebouw eenigszins een deftig aanzien geven, zooals bij allerlei
andere groote organisaties het geval is. Zoo zijn de gebouwen
van het Anker, en van de vakbonden der diamantbewerkers
en van het spoorwegpersoneel zeker niet van schoonheid
ontbloot. Dat is ook zeer te prijzen. Gelukkig bestaat er nog
de behoefte aan kunst en versiering en stelt men een fraaie
omgeving op prijs. Waar er hier een gemeenschappelijke
poging gedaan wordt om een algemeen nuttig belang te
dienen, is er aanleiding om het geschenk een eenigszins mooi
aanzien te geven; wanneer ook daarbij de allergrootste zui
nigheid en schrielheid moet worden betracht als bij particu
lieren, waar blijft dan de kunst, die toch een zeer waardevol
bezit is van het volk? Wanneer men die niet steunt, maar
daarop beknibbelt, ziet het er voor de kunst en voor het
volk zeer slecht uit. De heer van Eek maakt bezwaar tegen
deze luxe, maar hij zal toch niet alle kunstuitingen willen
bannen en alle hoop daarop ontnemen? Wanneer volgens het
denkbeeld van den heer van Eek alle kapitalisten, die juist
dikwijls de kunst gesteund hebben, zullen zijn verdwenen,
dan vreest spreker, dat het leven van de kunstenaars niet
zeer bemoedigend zal zijn en dat niet velen zich in die rich
ting zullen bewegen.
Blijkens haar rapporten heeft die vereeniging vooral in de
laatste jaren zeer goed en nuttig werk gedaanzij doet haar
uiterste best om de verschillende gemeentebesturen voor te
lichten en de belangen der gemeenten te behartigen. Zoo heeft
zij ook zeer goede en grondige rapporten uitgebracht over de
financiëele verhouding tusschen Rijk en gemeenten. Dit werk
van de vereeniging is zoowel voor het Rijk als voor de
gemeenten van zeer groot belang en zeer nuttig.
Spreker kan zich begrijpen, dat men deze uitgave in het
algemeen luxueus acht en dat men daaraan uiting geeft.
Een andere vraag is echter, of de Raad op dien grond moet
besluiten zich te onthouden van medewerking aan dit gemeen
schappelijke geschenk der gemeenten aan deze Vereeniging.
Men heeft, wat de grootte van de gift betreft, geen keuze.
Men kan niet besluiten om ƒ2.50 of ƒ10.te geven. Er is
gevraagd cent per ingezetene of 175.en daarvan kan
men niets afdoen. Is de Raad werkelijk overtuigd, dat de
inrichting van de bestuurskamer te luxueus is opgezet, dan
zou nu kunnen worden volstaan met de betooging, welke heeft
gelegen in de staking van stemmen, welke in de vorige ver
gadering heeft plaats gehad, en zou de Raad thans rustig
kunnen verklaren tegen die gift van 175.geen bezwaar
te hebben. Heeft men tegen dergelijke uitgaven bezwaar,
dan is het beter om dat niet te berde te brengen in een
gemeenteraad; de partijen kunnen er dan op haar landdagen
bij het bespreken van de algemeene politiek op wijzen, dat
het onverstandig is aan dergelijke uitgaven, indien men ze
te luxueus vindt, mede te werken, maar om Leiden een uit
zondering te laten maken in de lange rij van belangrijke
gemeenten, die meedoen, acht spreker ongewenscht.
Spreker hoopt, dat de Raadsleden, die de vorige maal heb
ben tegengestemd, hun stem zullen herzien en dat het voor
stel nu met algemeene stemmen zal worden aangenomen.
De heer van Eck zegt niet te behooren tot hen, die hebben
gedacht, dat Leiden 15.000.moest betalen, en ook niet
gerekend te willen worden tot degenen, die van meening zijn,
dat de kunst niet uit de publieke middelen mag worden
gesteund. Integendeel, als eenmaal de mogelijkheid, welke de
Voorzitter onderstelde, dat de kapitalisten zouden verdwijnen,
mocht worden verwezenlijkt, dan zal naar sprekers meening
hun taak door de gemeenschap worden overgenomen en zal
voor de behartiging van de artistieke belangen niet minder
goed worden gezorgd dan onder het kapitalistische regime
het geval is geweest.
Spreker geeft den Voorzitter toe, dat men bij het aan-
kleeden van deze bestuurskamer niet dezelfde eischen mag
stellen als een particulier stelt, die over bescheiden geld
middelen beschikt, en het zal wel blijken, dat sprekers fractie