MAANDAG 20 JANUARI 1930. 35 wijs in de gemeente; daarvan is dus het bijzonder onderwijs niet uitgezonderd. Nu doet zich echter het eigenaardige geval voor, dat wel adviezen gevraagd worden in zake het openbaar, maar nooit in zake het bijzonder onderwijs. Het College antwoordt hierop: Burgemeester en Wethouders zijn het er mede eens, dat ook zaken betreffende het bijzonder onderwijs in de Plaatselijke Schoolcommissie moeter. worden behandeld, en als zij dat noodig oordeelen, zullen zij ze er ook wel brengen* Hier echter weer hetzeltde; nooit en nimmer is h^t gebeurd en spreker verwacht, dat het ook in de toekomst niet zal gebeuren. Ook dit antwoord van Burgemeester en Wethouders geeft een valschen indruk. Het is trouwens niet zoo vreemd, dat Burgemeester en Wethouders nooit of te nimmer omtrent onderwijszaken advies viagen. De door den Raad ingestelde Commissie van Onderwijs is voor het College niet veel meer dan lucht. In 1927 zijn Burgemeester en Wethouders bij den Raad ge komen met een praeadvies, waarin zij zeiden, dat zij, waar meermalen van verschillende zijden in den Raad op iristelling van een commissie ran bijstand voor onderwijszaken was aangedrongen, den Raad terwille wilden zijn en dus voor stelden zulk een commissie te benoemen, ofschoon zij er zeil eigenlijk weinig voor gevoelden, omdat het h. i. vertraging zou veroorzaken. De «verschillende zijden" in den Raad, van welke de aandrang was uitgegaan, waren verheugd over die bevrediging van een uitgesproken wensch. Burgemeester en Wethouders hebben voor die commissie een reglement ont worpen en door den Raad laten goedkeuren, waarin de be paling voorkomt, dat de Commissie als regel eens per maand vergadert. Uit is de. theorie, maar nu de practijk. In Sep tember 1929 is spreker tot lid dier commissie benoemd en vrij kort daarna, op 4 October, was er een vergadeting van de commissie. Toen de vergadering was geopend, deelde de secretaris mede, dat bij geen notulen kon lezen, omdat die op 12 Februari tegelijk met het Stadhuis waren verbrand. Sedertdien is er geen vergadering van de commissie meer geweest. Dus in 1929 heeft deze commissie, die zoozeer door den Raad was gewild, slechts éénmaal vergaderd. Waar Burgemeester en Wethouders op die wijze de wenschen van den Raad bevredigen, vraagt spreker, of de Raad niet in de maling wordt genomen. Spreker constateert alleen maar het feit, dat die commissie van bijstand, door den Raad ingesteld, waarvoor het College zelf het reglement heeft ontworpen, waarin staat, dat zij eens per maand zou vergaderen, in 1929 één keer vergaderd heeft. Als dat is de erkenning van den Baad in onderwijszaken, dan gaat spreker hoe langer hoe minder waarde hechten aan zijn benoeming in die commissie. Spreker heeft den indruk gekregen, dat aan het departe ment van onderwijs in Leiden heel weinig te doen is. Het College zegt, dat het, wanneer het adviezen noodig heeft van onderwijsorganisaties en Plaatselijke Schoolcommissie in be langrijke zaken, die wel zal inwinnen. Tot nu toe is dit niet gebeurd. Blijkbaar zijn er dus aan het departement van onderwijs geen belangrijke zaken, hetgeen ook blijkt uit het weinige vergaderen van de commissie van bijstand uit den Raad. Spreker weet niet of hem het noodlot is beschoren nog eens Wethouder te zullen worden; dan zou hij solhciteeren naar Onderwijs, want hij houdt niet van drukte. Van dezen Wethouder van Onderwijs gaat wel heel weinig initiatief uit; van andere Wethouders heeft de Raad belangrijke zaken ter behandeling gekregen, maai van dezen Wethouder niet. Het belangrijkste is, dat er een waarschuwing is gegeven aaneen schoolhoofd, dat een ingezonden stuk in de courant had ge schreven; dat is spreker het beste bijgebleven. Het verwondert spreker dan ook, waar men aan het depar tement van onderwijs zoo weinig te doen heeft, dat men zoolang heeft gestudeerd op het bewaarscho >1 vraagstuk. Bij de behandeling van de door den vorigen Wethouder inge diende voorstellen tot regeling van het bewaarschoolonderwijs in 1927 besloot de Raad een bewaarschool in de Kooi te stichten en om den toelatingsleeftijd op 3 jaren te blij*en bepalen, en niet op 3| jaar, zooals de Wethouder wenschte. Dit was voor den Wethouder aanleiding om zijn voorstellen terug te nemen tot nader praeadvies en tot heden, dus ruim 2£ jaar, heeft het College op die voorstellen zitten te studeeren. Nu heeft spreker echter j.l. Zaterdag stukken hierover ont vangen en hij hoopt, dat die commissie van bijstand in 1930 nog eens vergaderen zal om die voorstellen te behandelen. Spreker protesteert er echter tegen, dat dit zoo ontzettend lang heeft geduurd en de afdeeling Onderwijs 2£ jaar noodig heeft gehad om een eenmaal gedaan voorstel nog eens nader in praeadvies te nemen. Spreker kan niet anders dan zijn afkeuring er over uit spreken. De Voorzitter schorst de vergadering tot Dinsdag 21 Januari 1930, des namiddags te 2 uur. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 23