34 MAANDAG 20 JANUARI 1930. Dat is toch de bedoeling van zoo'n Raadsbesluit niet; er moet in elk geval een praeadvies komen. Spreker zou alsnog gaarne een lijst daarvan overgelegd zien. Wat betrett sprekers voorstel tot stichting van een cen trale auto-garage, de gemeente is zoo gaandeweg in het bezit gekomen van een kleine 20 auto's. Verschillende diensten hebben auto's en nu wil natuurlijk gaarne iedere bedrijfs directeur baas zijn in eigen huis en daarover de vrije beschik king hebben, in een eigen garage. Dit is echter niet voor- deelig voor de gemeente; men moet die auto's dan allemaal afzonderlijk stallen, onderhouden en repareeren. Een centrale autogarage met daaraan verbonden reparatie-inrichting zou veel beter werken. Het is mogelijk, dat de Directeuren daar niet voor zijn. De heer Goslinga vraagt, of dit den heer Groeneveld niets zegt. De heer Groeneveld heeft reeds gezegd, dat een Directeur gaarne baas wil zijn in zijn eigen bedrijf en geen inmenging van anderen wenscht. Komt er namelijk een centrale auto garage, dan hebben ook anderen daarover te zeggen en dat is voor hem niet prettig. Het algemeen gemeentebelang moet echter gaan boven het vermeende belang van de bedrijfs directeuren, die er een soort ondermijning van hun gezag in zouden zien. Aanneming van sprekers voorstel zou ongetwijfeld een besparing van kosten geven. Verder heeft spreker de rijwielpaden op de Koninginnelaan ter sprake gebracht. De Koninginnelaan, een 30 a 40 meter breede straat, is door een gazon in tweeën gedeeld. Zij is den laatsten tijd verlengd en nu zijn daar rij wielpaden van cemen ten tegels gelegd, echter niet naast de trottoirs, maar naast het gazon, wat spreker in strijd acht met elk begrip van een behoorlijke verkeersregeling. Het is hier een dubbele verkeers weg, zoodat het gewenscht is het verkeer aan de rechterzijde te houden. Wil men van deze rijwielpaden gebruik maken, dan kan men slechts twee dingen doen: öf links van den rechter weg rijden of rechts van den linkerweg. Een andere mogelijkheid bestaat niet en het is absoluut in strijd met de verkeersregelen. Nu zeggen Burgemeester en Wethouders, dat in het oude gedeelte van de Koninginnelaan reeds een rijwielpad lig en dit is verlengd. Inderdaad lag daar langs het gazon een strook aarde, niet verhard, maar spreker heeft nooit begrepen, dat dat een rijwielpad was. Men ziet er ook nooit een wielrijder rijden. Nu kan men wel een moeras wettelijk tot een rijwielpad maken door het plaatsen van een bordje, maar hier ontbreken die bordjes ook. Spreker ontkent dan ook, dat daar ooit een rijwielpad is geweest. Als er geen bordjes staan, is volgens de wet een rijwielpad niet aanwezig. Het is er nooit geweest en het was erg verstandig om daar niet te rijden, want dan had men kans geloopen een bekeuring te krijgen. Immers, een rijwielpad zonder borden behoort tot den gewonen verkeersweg, waarop men niet links mag rijden. In artikel 67 van het Motor- en Rijwielreglement staat «Indien zich aan beide zijden van een rijweg een rijwielpad bevindt, is het den bestuurder van een rijwiel verboden buiten noodzaak het voor hem aan de linkerzijde van den rijweg gelegen rijwielpad te berijden". Hieruit volgt, dat de daar door de gemeentelijke verkeers regeling geschapen toestand geheel in strijd is met de wet. Spreker geeft in overweging deze rijwielpaden zoo spoedig mogelijk te verleggen naar de plaats, waar ze behooren, n.l. naast de trottoirs. Daar het inhalen links moet gebeuren, verplaatst het snellere verkeer zich van zelf naar het midden van den weg; hier is echter het middengedeelte van den weg juist voor het langzame verkeer bestemd, waar het volgens de wet niet thuishoort. Op spiekers vraag, of Burgemeester en Wethouders meenen, dat het autobusveikeer alleen een zaak van particulier belang en niet een gemeentebelang is, geeft het College geen positief antwoord; het zegt die zaak nog eens te zullen nagaan; dit is de gewone clausule. Het College zou nieuwe autobuslijnen het liefst in particuliere handen zien; dat wist spreker wel, maar wanneer het financiëel niet mogelijk blijkt om autobus lijnen naar verschillende stadswijken te exploiteeren daar wonen toch ook Leidenaren, die er belang bij hebben moet het toch gebeuren; wanneer nu particuliere ondernemingen dit weigeren, ligt het dan niet op den weg der gemeente om dit in het belang der ingezetenen in den een of anderen vorm ter hand te nemen? Spreker ziet die zaak liever door de gemeente ter hand genomen, maar als dat niet mogelijk is en als particulieren het alleen kunnen doen met subsidie van de gemeente, dan zou spreker daar geen bezwaar tegen hebben. In het belang der ingezetenen moet er een verbinding zijn met de verschillende wijken en de gemeente mag zich daarvoor wel een offer getroosten. Spreker heeft een voorstel ingediend om in het Haagweg- kwartier een openbare lagere school te stichten. De heer van Es was daar verwonderd over, omdat sprekers partijgenoot Verweij zich er bij had neergelegd om te wachten, totdat de brug over het Galgewater zou zijn gelegd. Er is sindsdien echter wat veranderd. Toen de heer Verweij zich bij uitstel neerlegde, waren de Paul Krüger-scholen slecht bezet, maar er is sedert dien tijd in het Morsch-kwartier een groot aantal woningen gebouwd, met het gevolg, dat die scholen thans goed bezet zijn. Volgens Burgemeester en Wethouders is er nog wel plaatsruimte in die scholen en dat is juist, maar dat al de kinderen van het Haagweg-kwartier er opgenomen zullen kunnen worden, acht spreker uitgesloten. Opzettelijk heeft spreker in zijn voorstel alleen gesproken van »een openbare lagere school". Wat voor een school het zal worden, laat spreker ter bepaling aan Burgemeesler en Wethouders over. Misschien zou een goede oplossing deze zijn, dat een der Paul Krüger-scholen werd omgezet in een op leidingsschool voor U. L. O. en in het Haagweg-kwartier een school voor eindonderwijs werd gesticht. Nu zullen de voorstanders van het openbaar onderwijs maar weer moeten wachten totdat de brug over het Galge water klaar is, en die is nog lang niet klaar, terwijl aan den Haagweg veel woningen zijn gebouwd en daar dringend behoefte bestaat aan een openbare school. Er komt vei zet van de zijde van den heer van Es, die ten opzichte van het bewaarschoolonderwijs de hoop heeft uitgesproken, dat het bijzonder onderwijs regel en het openbaar onderwijs uit zondering zal worden. Spreker neemt aan, dat de heer van Es, ten opzichte van het gewone lager onderwijs zich op hetzelfde standpunt plaatst, zooals hij nu bij interruptie bevestigt. Waar de Raadsmeerderheid het in deze met den heer van Es eens is, kan spreker niet zeggen, dat de zorg voor het openbaar onderwijs in goede handen is. De conse quentie van het standpunt van de Raadsmeerderheid brengt mee, dat er heel wat openbare scholen moeten verdwijnen. De heer Goslinga voegt spreker toe, dat de zorg voor het openbaar onderwijs een wettelijke plicht is, maar spreker- doet opmerken, dat men iets ook met apenliefde kan ver zorgen. Ofschoon reeds 2 of 3 jaar geleden door ouders in het Haagweg-kwartier in een adres, eenige honderden hand- teekeningen bevattende, om een openbare school is gevraagd, is die school er nog niet en spreker ziet haar voorloopig ook niet komen. Spreker stelt de vraag, of, indien een verzoek was ingekomen met een dergelijk aantal handteekeningen voor de stichting van een bijzondere school, die school er ook nog niet zou zijn geweest. In dat geval zou de wettelijke plicht hebben bestaan om die school te stichten en zou zij reeds in gebruik zijn genomen. De gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs is hier toch wel ver weg. Indien men het gelijkstelling noemt, dat men bij een bepaald aantal handteekeningen een bijzondere school moet stichten, maar met hetzelfde aantal geen openbare school kan krijgen, dan weet men niet wat gelijkstelling is; dan komt het openbaar onderwijs ver achter bij het bijzonder. Het College acht nog geen aanleiding aanwezig voor het stichten van meer opleidingsscholen voor uitgebreid lager onderwijs, waarop spreker aangedrongen heeft. Het zou mogelijk zijn een school voor eindondei wijs om te zetten in een school voor uitgebreid lager onderwijs-opleiding; daartegen heeft spreker nooit bezwaar gemaakt. Hoe langer hoe meer kinderen worden naar de opleidingsschool voor uitgebreid lager onderwijs gezonden; daar is vraag naar; men moet die vraag trachten te bevredigen. Kosten zijn er hoegenaamd niet aan verbonden. Spreker begrijpt niet, waarom aan dien algemeenen aandrang geen gevolg wordt gegeven. Spreker dringt er verder op aan het gymnastiek-onderwijs geheel aan vakonderwijzers op te dragen. Dit is niet zoo'n belangrijke zaak, maar volgens het College wordt dit vee! te kostbaar. Dit zal echter maar 2 lesuren per school en per week kosten en kost de gemeente dus maar een klein bedrag. Burgemeester en Wethouders willen ook geen tweede centrale school, waarop spreker aangedrongen heeft. De cen trale school voor het zevende en achtste leerjaar groeit echter als kool en heeft 10 of 11 klassen, en zal nog wel meer groeien. Wil men dat onderwijs echter aantrekkelijk maken, dan is het gewenscht om in een ander stadsdeel nog een dergelijke school te stichten, waar in de practijk is gebleken, dat die school levensvatbaarheid heeft. Spreker heeft eveneens aangedrongen op medezeggenschap in onderwijszaken door de onderwijzersorganisaties, hetgeen totnogtoe in Leiden onbekend was. Het College antwoordt hierop zeer weinig en zegt, dat het, als het dit doet, zelf zal uitmaken wanneer en aan welke organisaties advies moet worden gevraagd. Hoewel het College er dus niet tegen is, heeft men aan dit antwoord niets. De practijk is, dat Burge meester en Wethouders het nooit noodig oordeelen en het dus niet doen. Spreker acht dit dus geen behoorlijk antwoord. Evenzoo staat het met de adviezen van de Plaatselijke School commissie. De wet schrijft voor, dat de taak van die commissie is adviezen te verstrekken met betrekking tot Tieflager or.der-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1930 | | pagina 22