MAANDAG '20 J
ANC ARI 1930.
33
Bij de Overheid is dit anders. Daar staat het algemeen be
lang tegenover het groepsbelang van het ambtenarencorps.
Bij een botsing tusschen die twee belangen moet het laatste
voor het eerste wijken. Doch dit brengt in het geheel niet
mede, dat daarom niet op voet van gelijkheid kan worden
onderhandeld. Ware dit zoo, dan zou het niet te verstaan
zijn, hoe de Overheid in tallooze andere gevallen met parti
culiere personen zou kunnen onderhandelen, waarbij meer
malen zwaarwichtige algemeene belangen op het spel staan."
De heer Wilbrink zegt, dat dit door niemand hier wordt
bestreden.
De heer Verweij acht het gewenscht, gezien de wijze,
waarop deze aangelegenheid nu wordt behandeld, nog eens
precies uiteen te zetten de taak van het georganiseerd over
leg, omdat spreker niet de minste zekerheid heelt, dat dit
door de rechterzijde algemeen zoo wordt gevoeld als ook door
anderen, die ook rechtsch zijn, maar hier geen zitting hebben.
Het doet spreker genoegen, dat de heer Wilbrink er een
warm voorstander van is, zooals hij nu zegt, en spreker hoopt
dan ook, dat de heer Wilbrink voor zijn voorstel zal stemmen.
Nog een voordeel van het georganiseerd overleg is, dat het
is de erkenning van de organisaties. De werknemers, zoowel
in particulieren dienst als in dienst der Overheid, zijn hoe
langer hoe meer menschen geworden, die staan voor hun
rechten, evenals voor de vervulling van hun plichten. De
Overheid erkent hiermede, dat hun ontwikkeling niet stilstaat,
dat zij deel uitmaken van een organisch geheel in de maat
schappij; door de iristelling van het georganiseerd overleg
wordt het rechtsgevoel van de menschen in Overheidsdienst
bevredigd. Er kan geen bezwaar bestaan tegen de opheffing
van de commissie ad hoe, omdat de samenstelling van het
georganiseerd overleg hier toch wel waarborgen in zich sluit,
dat de belangen van de gemeente voldoende tot hun recht
komen. Immers, het gemeentebestuur wordt door 5 Raads
leden in het georganiseerd overleg vertegenwoordigd en daarbij
komt, dat de Wethouder er den voorzittersstoel inneemt.
De Raad heeft indertijd besloten tot de instelling van het
georganiseerd overleg en hij durlt dus tevens de consequentie
aan, om dat instituut zoo goed mogelijk te laten function-
neeren. Spreker kan niet inzien, waarom niet een goede regeling
zou zijn te treilen. Er is dus alle grond voor de aanneming van
zijn voorstel.
Deze aangelegenheid heeft in de Commissie ad hoe een punt
van bespreking uitgemaakt en is toen op de volgende gronden
verdedigd, n.l. dat de Commissie ad hoe bestaat als voor
lichting voor den Raad en dat het georganiseerd overleg bestaat
als adviseerende commissie voor Burgemeester en Wethouders.
Uit het feit, dat er twee commissies naast elkander werken,
kunnen allerlei onaangenaamheden voortkomen. Het is moge
lijk, dat, als de Commissie ad hoc met haar rapport klaar
is, de Raad het standpunt inneemt, dat hij dat rapport als
uitgangspunt voor de discussies wil nemen, hetgeen zou be-
teekenen uitschakeling, zoowel van het georganiseerd overleg
als van de medezeggenschap, die het personeel bij de totstand
koming van de arbeidsvoorwaarden zou kunnen uitoefenen. Aan
den anderen kant bestaat de mogelijkheid, dat, wanneer het
rapport van de Commissie ad hoe naar het georganiseerd overleg
wordt gezonden, de beraadslagingen in het georganiseerd
overleg in een andere richting worden gestuurd, zoodat van
de Commissie ad hoe een karikatuur wordt gemaakt met het
gevolg, dat twee rapporten verschijnen. Op grond van deze
overwegingen meent spreker, dat de aanneming van zijn
voorstel dient te worden overwogen.
Dr. van Es heeft spreker uitgespeeld tegen diens partij
genoot Groeneveld in zake den bouw van een school in het
Haagwegkwartier en gezegd, dat spreker zich bij het uitstellen
van den bouw van die school had neergelegd. Spreker wil
even de motieven meedeelen, die hem hebben geleid tot zijn
houding.
De stemming in de Onder wijs-Commissie was op dat moment
zoo, dat, vrijwel alleen met sprekers stem tegen, zou zijn
besloten, dat aan den Haagweg geen school zou komen, en
als men er in zulke gevallen prijs op stelt, dat er geen
negatief advies komt, dan zoekt men naar een middenweg
om de beslissing tot later te kunnen uitstellen.
Intusschen is er door het bijzonder onderwijs meer uit
breiding gegeven aan de bestaande school aan het Noordeinde,
maar het is de taak van den Raad om, voor zoover er in de
verschillende stadsdeelen behoefte bestaat aan openbaar
onderwijs, er voor te zorgen, dat dit niet in het gedrang komt.
Spreker heeft reeds bij de begrooting voor 1925, dus 6
jaar geleden, voorgesteld daar een openbare school te bouwen.
De feiten hebben spreker hoe langer hoe meer in het gelijk
gesteld; het is verkeerd, dat in dat stadsdeel vooralsnog een
openbare school ontbreekt.
De heer Groeneveld zegt, dat de 28, ter gelegenheid van
deze begrooting ingediende voorstellen, door het College in
de memorie van antwoord betiteld worden als de jaarlijksche
»lawine". Spreker heeft, om de beeldspraak van het College
vast te houden, daartoe 5, of liever want één voorstel
van hem is door 3 andere leden mede-onderteekend, sneeuw
vlokken bijgedragen. Toch meent spreker, dat deze uitdrukking
een eenigsztns hatelijke strekking heeft, ten onrechte echter.
Deze begrooting bevat ruim 600 volgnummeis, waarvan ver
schillende nog onderverdeeld zijn, zoodat men gerust kan
aannemen, dat deze begrooting beslist over eeriige duizenden
zaken. Nu heeft spreker niet bij alle zaken, die niet geregeld
waren zo.oals volgens hem moest, voorstellen ingediend, doch
slechts bij 5 daarvan. Spreker acht het dus overdreven van
een lawine te spreken. Spreker is met 5 voorstellen erg
bescheiden geweest, evenals de geheele Raad; immers, 28
voorstellen zijn ingediend op 29 leden, dus nog niet 1 per
lid. Het is niet alleen sprekers recht, maar ook zijn plicht
om voorstellen te doen, wanneer hij meent, dat iets in het
gemeentebelang verbeterd moet worden. Dit behoeft dan
ook geen aanleiding te geven tot een hatelijke uitdrukking
als in de memorie van antwoord is gebruikt.
De door spreker behandelde zaken zijn meer van practischen
aard en hebben met partijpolitiek niets te maken; niemand
zou in strijd komen met zijn beginselen door vóór sprekers
voorstellen te stemmen.
Spreker heeft vooreerst een voorstel ingediend om den
Raad de wenschelijkheid te doen uitspreken, dat de agenda
met de bijbehoorende stukken ten minste één week vóór de
Raadsvergadering aan de leden wordt toegezonden. Burge
meester en Wethouders antwoorden op een desbetreffende
vraag, dat zij hun best zullen doen dat is de stijl van de
geheele Memorie van Antwoord om zooveel mogelijk de
stukken vroeg toe te zenden. Spreker twijfelt geenszins aan
den goeden wil van het College, maar die toezegging is reeds
meermalen gedaan. Een enkelen keer is er een stuk vroeger
dan gewoonlijk uitgekomen, maar het is strijk en zet, dat,
als er Maandagmiddag Raadsvergadering is, de stukken eeist
Woensdagavond de Raadsleden bereiken. Die termijn is als
regel te kort, als de Raadsleden de stukken ernstig willen
bestudeeren. Willen zij b.v. omtrent bepaalde voorstellen
adviezen inwinnen en wenschen zij in andere plaatsen te
infornreeren, hoe daar bepaalde zaken zijn geregeld, dan is
dat in dien korten tijd niet mogelijk.
Er kan, meent spreker, geen enkel bezwaar tegen bestaan
om de agenda met de stukken een week tevoren aan de Raads
leden toe te zenden. Van de zijde van het College is vroeger
wel eens aangevoerd, dat dit vertraging zou geven, maar
dit argument maakt op spreker altijd een eenigszins zonder
lingen indruk. Waar de praeadviezen maanden en jaren bij
het College in studie blijven, vindt spreker het belachelijk,
als van die zijde wordt gezegd, dat het twee dagen vroeger
verzenden van de stukken vertraging zou veroorzaken. Mis
schien zou het in de practijk eerrige vertraging geven, maar
van ernstigen aard kan zij niet zijn. Het gaat thans zoo
op de bureaux van het stadhuis worden de voorstellen van
Burgemeester en Wethouders klaargemaakt; zij zijn gaande
weg afgewerkt, niet op bepaalde, maar op willekeurige dagen,
en dus komt er, als 't ware, een voortduiende stroom van
afgewerkte stukken van de bureaux. Op een gegeven oogen-
blik wordt die stroom afgeknipt en heeft toezending der stukken
aan de Raadsleden plaats. Wordt nu sprekers voorstel aan
genomen, dan behoeft die stroom slechts 2 dagen eerder te
worden afgeknipt. Voor de stukken, die het laalste klaar zijn,
kan daaruit eenige vertraging voortvloeien, maar, waar de
praeadviezen soms jarerr onderweg blijven, zal dit in de meeste
gevallen geen bezwaar ontmoeten; natuurlijk kan het College
spoedeischende voorstellen altijd bij den Raad inzenden, zooals
ook thans herhaaldelijk gebeurt; dat zal ook in het vervolg
mogelijk blijven. Spreker beveelt dus zijn voorstel, dat het
werk van de Raadsleden zal vergemakkelijken, aan. Boven
dien zullen dan ook de stukken eerder in de pers kunnen
verschijnen, zoodat ook de publieke opinie meer gelegenheid
krijgt zich te uiten. De Raadsleden hebben wel de reputatie,
dat zij alles weten, maar inlichtingen van de zijde van het
publiek kunnen voor hen soms van groote waarde zijn.
Het College heeft op sprekers verzoek wel een lijst over
gelegd van zaken, die om praeadvies zijn, maar die betreft
alleen voorstellen van Raadsleden en niet het groote aantal
van verzoeken en adressen van particulieren en organisaties,
die om praeadvies zijn gegaan. Toen spreker dit in de sectie
vroeg, vroeg de betrokken ambtenaar, die als secretaris fun
geerde, hem, van wanneer af hij die lijst wenschte, van 10
of 20 jaar terug. Dit maakte op spreker een vreemden indruk
hij concludeerde daaruit, dat er zaken zijn, die reeds 10 of
20 jaren geleden om praedvies gingen en waarop nog geen
praeadvies is verschenen. Spreker krijgt hieruit den indruk,
dat, wanneer de Raad besluit zoo'n zaak van een particulier
om praeadvies te zenden, dit practisch beteekent: dat gaat
in de prullemand en daar hoort men nooit meer iets van.