30
MAANDAG 20 JANUARI 1930.
gevolg geven. Hij wil echter een tegenuitnoodiging doen. Hij
geeft den heer van Stralen in overweging eens een bezoek
te brengen spreker is bereid met hem mee te gaan
aan het tehuis voor ouden van dagen van de Gereformeerde
Kerk op de Hooigracht. Spreker is er meermalen geweest en het
geen hij daar heeft gezien heeft hem geweldig aangegrepen.
Spreker komt tot het bewaarschoolonderwijs. Hij hoopt,
dat de door Burgemeester en Wethouders aangekondigde
voorstellen den Raad spoedig zullen bereiken. Het zal den
anti-revolutionairen groot genoegen doen, als zij die voor
stellen nader zullen kunnen bekijken en als deze in zoo
danige richting gaan, dat, zooals het anti-revolutionair be
ginsel meebrengt, het bijzonder onderwijs regel en het open
baar onderwijs uitzondering zal zijn, m. a. w. als een goede
regeling wordt getroffen voor het bijzonder onderwijs en de
gemeente geen openbare bewaarscholen opricht, maar aan
vereenigingen, welke het met sprekers beginsel niet eens zijn
en naar haar eigen beginsel bewaarscholen willen stichten en
onderhouden, een even groot subsidie toekent als aan de
bijzondere bewaarscholen op christelijken grondslag.
Het heeft spreker verwonderd, dat de sociaal-democraten
opnieuw een voorstel hebben ingediend voor het stichten
van een openbare school in het Haagweg-kwartier, te meer
waar de heer Verweij, toen hij lid van de Commissie van
Onderwijs was, is meegegaan, zij het schoorvoetend, met het
denkbeeld om met het stichten van een openbare school in
dit stadskwartier te wachten, totdat de brug over het Galge
water gereed zou zijn en de kinderen, aan of nabij den Haag-
weg wonende, daardoor gemakkelijk de openbare scholen in
het Morschkwartier zouden kunnen bezoeken. Spreker hoopt
dan ook, dat de Raad het voorstel van den heer Groene-
veld zal verwerpen.
Spreker heeft in het betoog van den heer van Eek be
luisterd, dat de S. D. A. P. gaarne zou willen, dat de Raad,
hoewel in meerderheid rechtseh, zou regeeren volgens haar
beginselen. Vooral in het voorstel ten aanzien van de mede
zeggenschap komt dit sterk tot uiting. Spreker heeft onlangs
bij een lezing van den heer van Meurs een en ander over
die medezeggenschap in het bedrijf gehoord en heeft daaruit
den indruk gekregen, dat die medezeggenschap hiervan uit
gaat, dat men andere gezagsverhoudingen wil dan de bestaande.
Dit is het fundamenteele verschil tusschen de S. D. A. P. en
de anti-revolutionairen: men wil gaarne de tusschen patroon
en arbeider bestaande gezagsverhouding meer en meer te
niet doen, zoodat tenslotte de arbeider evenveel te zeggen
krijgt in het bedrijf als de patroon en dus bij de gemeente
evenveel te zeggen krijgt als het College van Burgemeester
en Wethouders, dat feitelijk als patroon fungeert. Spreker
heeft altijd nog tevergeefs gezocht naar den rechtsgrond voor
het beginsel der medezeggenschap en verzoekt den sociaal
democraten hem dien nu eens aan te wijzen. Ook de heer van
Meurs heeft dien rechtsgrond noch in zijn betoog noch in
zijn destijds samengesteld rapport aangegeven.
De heer van Eck zegt, dat de heer van Meurs het niet
heeft gehad over de medezeggenschap, al is het mogelijk,
dat hij die genoemd heeft.
De heer van Es zegt, dat hij het toch gehad heeft over
het georganiseerd overleg. In elk geval moet men zeer voor
zichtig met dit voorstel zijn. Spreker vindt het heel eigenaardig,
dat volgens dit voorstel het College zal moeten aangeven
hoe deze medezeggenschap zal moeten worden geregeld.
Wanneer men een voorstel wil doen, laat men dan met een
gedefinieerd voorstel komen, dat aangeeft hoe die medezeggen
schap moet worden geregeld.
De heer van Eck zegt, dat hij reeds eens een gedefinieerd
voorstel gedaan heeft.
De heer van Es zegt, dat de rechterzijde dan misschien in
dit opzicht een beetje slecht van memorie is geweest. Spreker
hoopt dit dan nog eens van den heer van Eck te hooren;
dan kan men daarover nog nader eens spreken. Wanneer
het in de bedrijven en ook in de gemeentebedrijven niet
goed zou gaan, moet er een meer harmonische samenwerking
komen en moet de verhouding tusschen arbeiders en Directie
verbeterd worden, maar dit moet niet door de medezeggen
schap, zooals de S. D. A. P. die wil, want de bedrij ven en de
maatschappij hebben noodig een geestesverhouding, welke
met inachtneming van de natuurlijke gezagsverhoudingen
een nadere samenwerking brengt om op die wijze het goede
voor de bedrijven en voor de samenleving met elkander te
betrachten.
De heer Wilmer zegt, dat de heer van Eck aan het eind
van zijn rede de royale erkenning heeft gedaan, dat de
socialisten in de 10 jaar, dat zij in den Gemeenteraad zitten,
positief niet veel hebben bereikt. Spreker durft daartegenover
stellen, dat de rechterzijde in de laatste 10 jaar positief zeer
veel heeft bereikt. Wanneer men de sociale toestanden in de
gemeente op dit moment vergelijkt met die van tien jaar geleden,
dan zal niemand kunnen ontkennen, dat de toestanden, voor
zoover zij afhangen van het gemeentebestuur, veel veranderd
en verbeterd zijn. Dit is grootendeels bereikt door het College
van Burgemeester en Wethouders, waarvan de meerderheid
is samengesteld uit Wethouders, komende uit de rechterzijde.
De laatste 10 jaar is er dus veel in gezonden en vooruit-
strevenden geest bereikt, zoodat spreker en de zijnen dan
ook geen behoefte gevoelen om tot een politieke constellatie
over te gaan, zooals de heer van Eck geschetst heeft als be
staande te Amsterdam, waar de S. D. A.P., de anti-revolutio
nairen en de Katholieken samenwerken.
Gezien het bestuur, dat hier door liet College wordt gevoerd,
en gezien de samenstelling van het College, is er voor spreker
en de zijnen vooralsnog geen aanleiding, om hun politieke
gedragslijn ten aanzien van de samenwerking tusschen de
partijen te veranderen, omdat door de mannen, die zijn afge
vaardigd in het College, voortdurend daden worden gesteld,
belichaamd in verschillende voorstellen. Daarom is het ook
verklaarbaar, dat spreker en de zijnen minder dan de S.D.A.P.
behoefte gevoelen om te praten over hun beginselen. Maar
toch wil spreker een enkel woord over die beginselen zeggen
hoewel dat ieder jaar gebeurt en hij het veel liever zou
nalaten omdat door den heer van Eck, zij het onbewust,
van de Roomsch-Katholieke beginselen in verschillende op
zichten een verkeerden indruk is gewekt.
De heer van Eck begon met te zeggen, dat er in de maat
schappij veel moet worden verbeterd en veel goeds bereikt
kan en moet worden.
Dat is spreker volkomen met hem eens, niemand van zijn
fractie zal dat ontkennen. Al het goede, dat de heer van Eck
wil bereiken, willen spreker en de zijnen ook bereiken en
nog veel meer. Zij beweren niet, dat de maatschappij in haar
geheel de volmaaktheid heeft benaderd, zij beweren ook, dat
er veel verbeterd kan en moet worden, het eenige vei schil
tusschen den heer van Eck en de rechterzijde is, dat deze
laatste de maatschappij niet wil fundeeren op socialistische be
ginselen, maar op christelijke beginselen.
Door de Roomsch-Katholieken is en wordt herhaaldelijk be
toogd, dat door het verkeerde in de bezitsverhoudingen ontzet
tende wantoestanden bestaan. Zoo leest spreker:
»De tijd heeft langzamerhand de werklieden alleen en onver
dedigd aan de onmenschelijkheid van patroons en de verre
gaande hebzucht van eigenaars overgeleverd."
Dit is niet geschreven door een sociaal-democraat, maar in
1891 door Paus Leo XIII. In dien toestand is veel verbeterd,
maar toch zijn verschillende vooraanstaande Katholieke schrij
vers niet tevreden over deze maatschappij. Zoo leest spreker
in een boekje van 1920 van pater Vrijmoed: »dat is de geest
van de winst-economie, d. w. z. van een volkshuishouding,
waarin de winst geen middel, maar doel is. Dat is de geest
van het Mammonisme, en men behoeft waarlijk geen socialist
te zijn, om dien geest te veroordeelen."
Spreker zou nog meer van dergelijke aanhalingen kunnen
doen, maar hij gaat er niet verder op in. Spreker begrijpt
niet, dat hij ieder jaar opnieuw dat betoog van den heer
van Eck moet aanhooren; tegen wie heeft deze het toch?
Tegen de rechterzijde behoeft hij dat niet te zeggen, want
die is het volkomen met hem eens; alleen verschilt deze met
hem van meening over de middelen om in de verkeerde
toestanden verbetering te brengen.
De heer van Eck heeft wederom verschillende voorstellen
ingediend, die hij vroeger ook reeds aan den Raad heeft voor
gelegd, o. a. tot instelling van een levensmiddelendienst. De
heer van Eck zegt, dat de Katholieken dogmatici zijn en een
dogrnatischen voorkeur hebben voor het particuliere bedrijf.
Dat is onjuist, maar bij de S.D.A.P. bestaat een dogmatische
afkeer van het particuliere bedrijf. Spreker herhaalt, dat hij
is voorstander van het particulier bedrijf, zoolang en inzoover
het algemeen belang zich niet daartegen verzetals in een concreet
geval kan worden aangetoond, dat het algemeen belang beter
gediend wordt door een overheidsbedrijf dan door een parti
culier bedrijf, kan, en in vele gevallen moet spreker voor
stander zijn van het overheidsbedrijf. Spreker heeft dezen
middag den heer van Eck bij interruptie gevraagd aan te
toonen, dat een gemeentelijke levensmiddelenvoorziening beter
zou zijn en beter zou blijven werken in het algemeen belang,
niet een paar weken, maar geruimen tijd, dan de particuliere
ondernemingen, ook al kleven daaraan vele fouten. Dit toont
de heer van Eck echter niet aan; hij beroept zich dan op
Amsterdam en leest een citaat voor, waaruit blijkt, dat een
tijdje lang de visch in een gemeentelijken winkel iets goed-
kooper is geweest dan in bepaalde particuliere winkels van
denzelfden omvang en grootte als de gemeentelijke winkel;
men was blijkbaar bevreesd om te zeggen, dat in alle parti
culiere winkels de visch duurder was. De heer van Eck kan
dit echter niet aantoonen en daarom is spreker in het algemeen
belang niet voor een dergelijke proefneming en spreker zal