MAANDAG 20
JANUARI 1930.
29
meestal menschen, die bij alles moeten worden geholpen,
ook bij het eten en drinken, hetzij door de verpleegster, hetzij
door andere personen. De behandeling is daar voortreffelijk.
Spreker hoopt, dat de Raad, alvorens zijn veto uit te spreken
over dit voorstel van sprekers fractie, zich nog eens ernstig
zal beraden. Zijns inziens zou de Raad buitengewoon goed
handelen door het scheppen van een gelegenheid om ouden
van dagen en gebrekkigen ter verzorging op te nemen.
De heer van Es meent, dat hij, aan de algemeene beschou
wingen deelnemende, iets gewaagds gaat ondernemen, omdat
een vorige maal, toen hij hetzelfde deed, door den heer
Schüller is gezegd, dat hij een water-en-melk speech" had
gehouden. Nu is water en melk niet een zoo onwaardig
voedingsmiddel, al past het niet bij volwassen menschen,
maar waar spreker toen in hoofdzaak inging op hetgeen door
den heer van Eek als aanvoerder van de S. D. A. P. gezegd
werd, kan hij met de definitie van den heer Schüller wel
genoegen nemen, omdat deze daarmede zich zelf en zijn
partijgenooten tot zuigelingen promoveert.
Spreker wil ook ditmaal in hoofdzaak spreken naar aan
leiding van de beginselen, door den heer van Eek heden
middag ontvouwd. De heer van Eek ziet het maatschappelijk
leven zich eigenlijk tusschen twee polen bewegen. De eene
pool is het socialisme, dat verheffing van den mensch beoogt
en eenmaal de maatschappij tot volmaaktheid zal brengen,
terwijl hij als de andere pool ziet het kapitalisme, dat alleen
ten doel heeft neerhaling van den mensch. Spreker heelt uit
de rede van den heer van Eek den indruk gekregen, dat de
S. D. A. P. niet anders doet dan het materiëele op den voor
grond stellen. De heer van Eek ontkent dat en zegt, dat het
materiëele een middel is om tot het hoogere te komen. De
heer van Eek zegt: wanneer men eerst den mensch materieel
opheft, zal de menschheid ook op een hooger zedelijk peil
komen en dan zal misschien ook het godsdienstig element
naar voren komen. Spreker heeft den indruk, dat de heer
van Eek van het godsdienstig leven niets weet, bij allen
eerbied, dien hij heeft voor de kennis van den heer van Eek
van de maatschappij en van het maatschappelijk leven. Spreker
wil een ander geluid doen hooren dan de heer van Eek.
Deze zoekt de verkeerdheid van de maatschappij in het kapita
lisme dat is het angst-, het dwangdenkbeeld, dat de S. D. A. P.
vervult: wanneer men den minderen man opheft uit zijn
minderwaardigheid komt alles tenslotte terecht. De anti
revolutionairen echter zeggen, dat het verkeerde in de maat
schappij niet voortkomt uit een of ander stelsel, maar uit de
zonde, die in de wereld is gekomen. Kapitalisten, midden
standers en arbeiders zijn allen zondige menschen; ieder is
er verantwoordelijk voor en zal eenmaal aan God rekenschap
er van moeten afleggen hoe hij gehandeld heeft met zijn
geld, met zijn handel en met zijn arbeid. Zoowel kapitalisten
als arbeiders hebben hun ware levensvreugde te vinden in
God; de kapitalist verheffe zich niet op zijn geld, maar evenmin
snoeve de arbeider op zijn arbeidskracht; beiden hebben hun
talenten van God ontvangen en hebben elkaar daarin te dienen.
Spreker geeft den heer van Eek gaarne toe, dat werkloosheid
geestdoodend werkt; de sociaal-democraten mogen dat ook
wel eens bedenken bij het provoceeren van zoovele werk
stakingen, waardoor de arbeiders dikwijls langen tijd niet
kunnen werken; dat is voor hen ook geestdoodend, daar zij
werkloos zijn in dien tijd.
Dat het loonpeil van den arbeider zoo hoog mogelijk moet
worden opgevoerd, is ook weer een zuiver materialistische
opvatting. Een betrekkelijk hoog inkomen kan, maar behoeft
nog niet, aanleiding geven tot geheel verkeerde levensuitingen,
die dat gezin niet omhoog brengen, maar naar beneden halen.
Volgens den heer van Eek was het aantal tusschenpersonen
in den levensmiddelenhandel veel te groot; een aantal moet
dus weg, maar wat moet men dan met hen doen? Wanneer
men hen uit hun werk stoot, worden zij werkloos en overvalt
hen een zekere geestdoodendheid. De ervaringen, in Leiden
opgedaan, met den vischwinkel en met het waschbureau
al is dit niet direct bij het levensmiddelenbedrijf betrokken,
wil spreker het toch aanhalen; men heeft gezien hoe slecht
het in den tegenwoordigen tijd werkt en spreker is er sterk
voor om het zoo spoedig mogelijk op te ruimen zijn niet
bijzonder bemoedigend voor de stichting van een levens
middelenbedrijf, zooals de heer van Eek voorstelt.
Spreker moet er ernstig tegen opkomen, dat volgens den
heer van Eek de rechterzijde niet zou inzien, dat de menschheid
behoefte heeft aan behoorlijke voeding en verwarming. De
anti-revolutionairen en ook de andere rechtsche partijen zien
dat even goed in als de sociaal-democraten, maar verschillen
alleen over de wijze, waarop dit verbeterd moet worden.
Men moet overal de Overheid in halen, maar hier is ook een
terrein voor het particulier initiatief, voor philanthropic en
armenzorg.
Spreker zal niet alle voorstellen, welke zijn ingediend,
bespreken. Er zijn er heel wat bij, in het bijzonder onder die,
welke door de sociaal-democraten zijn ingediend, welke reeds
meei malen in den Raad zijn behandeld en ten aanzien waarvan
bekend is hoe er in den Raad over gedacht wordt .Het beste
zal zijn straks die voorstellen zooveel mogelijk te verwerpen.
Enkele voorstellen wil spreker de revue laten passeeren,
vooreerst dat tot belastingverlaging. Deze begrooting is in—
zooverre met blijdschap tegemoet gezien, omdat men te
Leiden voor een belastingverlaging staat, en spreker verheugt
er zich over, dat, al is het daaraan niet te danken, deze
belasting vei laging komt onder een regime, waarbij het College
grootendeels uit rechtsche leden bestaat. Belastingverlaging
is een gewichtige zaak met het oog op de aantrekkelijkheid
van Leiden als woonplaats. Volgens den heer van Eek zou
Leiden er wel bij varen, wanneer gas, cokes en licht tegen
lagen prijs waren te krijgen, maar sprekers ervaring is, dat
menschen, die voornemens zijn zich te Leiden te vestigen
met het oog op het onderwijs voor hun kinderen, in de
eerste plaats vragen, hoe hoog de belastingen zijn. Belastingver
laging is dus een middel om menschen naar Leiden te trekken.
Spreker zal dan ook zijn stem onthouden aan het voorstel
van den heer van Eek om 50 opcenten op de vermogens
belasting te gaan heffen geenszins om persoonlijke i edenen,
want het zou spreker heel weinig schelenomdat hij vreest,
dat men daardoor de weinige menschen met een tamelijk
groot vermogen, die men te Leiden nog aantreft, zou ver
drijven. Tegen de vermindering van inkomsten au 150000.
welke het gevolg zou zijn van de door den heer van Eek
voorgestelde gasprijsverlaging, kan niet opwegen de meerdere
opbrengst van de opcenten op de vermogensbelasting bij ver
hooging van deze tot 50. Voert men het belastingstelsel, dat
de heer van Eek voorstaat en waarbij de mindergegoeden
nog minder en de meergegoeden nog meer belasting betalen,
in, dan werd Leiden een doode stad.
De heer van Stralen voegt spreker toe, dat deze en zijn
partijgenooten Leiden tot een doode stad maken door de
toepassing van de Zondagswet. Dit brengt spreker tot het
voorstel van den heer van Eek om op Zondag de optochten
te laten doorgaan. Bij de anti-revolutionairen, en naar spreker
hoopt bij de geheele rechterzijde, zal de heer van Eek in dit
opzicht heftigen tegenstand vinden.
Men behoeft zich maar te herinneren de vele onaange
naamheden, die indertijd in den Haag zijn voorgekomen met
een optocht van de S. D. A. P. op een kerkdag. Waar de
S. D. A. P. van dwang niet wil weten, immers, vanmiddag
heeft mevrouw Braggaarde Does er bezwaar tegen gemaakt
dat de menschen gedwongen werden een godsdienstoefening
bij te wonen, inoet zij de menschen, die den Zondag vieren
als een dag, die geheiligd wordt, en die naar de kerk gaan,
niet door haar optochten hinderen. De heer van Eek weet
even goed als spreker, dat die godsdienstoefeningen niet alleen
des morgens, maar ook in den namiddag worden gehouden.
Ten aanzien van het gemeentelijk tehuis voor ouden van
dagen deelt spreker geheel het standpunt van het College;
hij ziet daarvan ook volstrekt de noodzakelijkheid niet in. Er
zijn verschillende gelegenheden, waar ouden van dagen ver
pleegd kunnen worden en waar zij ook goed verpleegd worden.
Spreker wil niet zeggen, dat het in alles volmaakt is; dat
geeft hij onmiddellijk toe, maar het volmaakte vindt men hier
op aarde niet en dat zal ook in den socialistischen heilstaat
niet gevonden worden; laat men zich die utopie niet voor
stellen. Volgens mevrouw Braggaarde Does was de badge
legenheid in het Minnehuis zoo slecht en werden de men
schen soms maar eens in de 3 weken gebaad. Dat is mogelijk
dan zal het ook niet noodig zijn die menschen iedere week te
badendie oude menschen gaan volstrekt niet iederen dag uit,
werken niet meer, maar zitten stil en zullen dus lang zoo vuil op
hun lichaam niet worden als iemand, die geregeld arbeidt. Men
moet dit trouwens aan het bestuur en de directie van zoo'n inrich
ting overlaten; die menschen worden daar zeker voldoende ge
holpen. Zoogenaamde vrijgestelden worden toch ook iangzoo vuil
niet op hun lichaam als iemand, die in de fabriek staatdie zullen
zich waarschijnlijk dan ook meer wasschen dan die zoogenaamde
vrijgestelden. Wanneer er tegen de bestaande inrichtingen be
zwaar bestaat ten aanzien van den godsdienst, laat de S.D.A.P.
dan het particulier initiatief in deze naar voren brengen en zelf
een tehuis oprichten en de ouden en gebrekkigen uit die
partij daarin opnemen!
En wanneer zij daarmede een ervaring opdoet, zal zij hier
nog wel eens anders spreken dan zij nu heeft gedaan. Als
de heer van Stralen een verhaal ophangt van twee oudjes,
die in de avonduren door hun dochter worden verzorgd, dan
zit daar iets moois in, want het is mogelijk, dat die menschen
nu met veel meer liefde en bezorgdheid worden geholpen
dan in een inrichting het geval zou zijn. Indien het mogelijk
is, moet men zulke menschen in die omgeving laten en zoo
noodig kan dan Maatschappelijk Hulpbetoon steun verleenen.
Aan de uitnoodiging, door den heer van Stralen tot zijn
medeleden gericht om eens in den Haag het stedelijk tehuis
voor ouden van dagen te bezoeken, zal spreker waarschijnlijk